BAC 2022-11170
Publicatiedatum 13-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 29 september 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A, UHT-DHR en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 9 november 2022
Hoorzitting: 21 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 4 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de twee bezwaarschriften tegen de besluiten over het definitieve compensatiebedrag deels gegrond te verklaren en de twee bezwaarschriften tegen de afwijzende beschikkingen ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Onderwerp van advies
Op 29 september 2022 heeft UHT vier beschikkingen genomen ten aanzien van [belanghebbende]:
- In de beschikking met kenmerk UHT-DC I heeft UHT beslist dat aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag wordt toegekend voor toeslagjaar 2013 (juli tot en met december). Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) fouten gemaakt.
- In de beschikking met kenmerk UHT-DHR heeft UHT beslist dat aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag wordt toegekend voor toeslagjaar 2015 (mei tot en met augustus). B/T heeft over die periode bij de beoordeling van de KOT de regels erg streng toegepast.
- In de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor toeslagjaar 2012, de maanden januari tot en met juni van 2013 en de maanden januari tot en met april en september tot en met december van 2015. De reden is dat bij de beoordeling van de KOT voor deze periodes geen fouten zijn gemaakt.
- In de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor toeslagjaar 2012, de maanden januari tot en met juni van 2013 en de maanden januari tot en met april en september tot en met december van 2015. De reden is dat niet is gebleken dat B/T te streng is geweest bij het uitvoeren van de regels van de KOT.
Door [gemachtigde] is namens belanghebbende op 8 november 2022 tegen alle vier bovenstaande beschikkingen een afzonderlijk bezwaarschrift ingediend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 6 juli 2020 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling van KOT voor toeslagjaar 2013. Later is het verzoek uitgebreid met de jaren 2012 en 2015.
- Bij beschikking van 3 juni 2021 heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets een forfaitair bedrag van € 30.000 uitgekeerd.
- Op 14 maart 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op toeslagjaar 2012, de maanden januari tot en met juni van toeslagjaar 2013 en de maanden januari tot en met april en september tot en met december van toeslagjaar 2015.
- Op 26 april 2022 heeft UHT met twee afzonderlijke brieven, als vooraankondiging meegedeeld dat het voorlopige compensatiebedrag is bepaald op € 17.608 voor de toeslagjaren 2013 en 2015.
- Op 29 september 2022 heeft UHT de hierboven genoemde vier beschikkingen genomen. Het definitieve compensatiebedrag voor de maanden juli tot en met december 2013 en de maanden mei tot en met augustus 2015 is vastgesteld op € 18.277.
- Op 8 november 2022 heeft gemachtigde vier bezwaarschriften ingediend. Deze zijn op 9 november 2022 ontvangen.
- Op 14 juni 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 21 november 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
- De Commissie bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid
De ontvankelijk van de bezwaarschriften is niet in geschil.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT het toegekende definitieve compensatiebedrag van € 18.277 op de juiste wijze heeft berekend en compensatie voor de toeslagjaren 2012 en de betreffende maanden in 2013 en 2015 terecht heeft
afgewezen.
Compensatieberekening
Gemachtigde voert aan dat het bezwaardossier niet compleet is en niet inzichtelijk is hoe het compensatiebedrag is vastgesteld.
UHT heeft in haar schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting uitgebreid uiteengezet hoe de compensatieberekening is opgebouwd, en heeft daarbij de relevante stukken
overgelegd.
Het is de Commissie gebleken dat in de compensatieberekening een onjuiste berekening is gehanteerd bij het vaststellen van de rentevergoeding over de gemiste KOT voor de jaren 2013 en 2015 (regel o van de compensatieberekening). Voor toeslagjaar 2013 heeft de onjuiste berekening geleid tot een lager bedrag: in plaats van € 1.840 had dit € 2.419 moeten zijn. De eerdere berekening dient derhalve te worden aangepast. Voor toeslagjaar 2015 heeft dit geleid tot een hoger bedrag. Omdat het hogere bedrag voor toeslagjaar 2015 uitvalt in het voordeel van belanghebbende, wordt de eerdere berekening gehandhaafd.
De Commissie merkt verder op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook
andere bedragen wijzigen: de vergoeding van de immateriële schade en de aanvullende vergoeding van 1% dienen te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.
De overige bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de
gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC-overzichten) en de overige producties, de compensatieberekening en de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd en
zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit de stellingname van gemachtigde volgt niet dat in
het beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die
van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van
de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar
procesbelang is geschaad. Nog los van de vraag of dat beginsel als zodanig van
toepassing is in de bezwaarfase, volgt de Commissie gemachtigde daarom niet in haar
stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn.
Afwijzing compensatie 2012 en de betreffende periodes in 2013 en 2015
Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking
de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T.
Uit het bezwaardossier volgt dat in het toeslagjaar 2012 geen neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden. Voor de periode juli tot en met december 2013 had de toeslagpartner geen inkomen uit arbeid. Hij voldeed daardoor niet aan de voorwaarden van artikel 1.6 lid 3 van de Wet Kinderopvang. Er bestond evident geen recht op KOT. Voor toeslagjaar 2015 geldt dat wordt gecompenseerd op basis van de hardheidsregeling. Vanaf 1 mei 2015 werd geen gebruik meer gemaakt van kinderopvang, maar de maandelijkse voorschotten KOT werden van mei tot en met augustus 2015 nog wel uitbetaald aan kinderopvanginstelling. B/T heeft het teveel aan uitgekeerde KOT teruggevorderd van belanghebbende. Enkel voor deze maanden bestaat recht op hardheidscompensatie. Naar het oordeel van de Commissie is er dan ook geen reden het advies van de CvW en het standpunt van UHT onjuist te achten. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer, de LIC-overzichten en de overige producties de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd en zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Beslagvrije voet
Belanghebbende heeft bij gebrek aan wetenschap gesteld dat B/T bij de terugvordering in 2012, 2013 en 2015 geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet. Zij neemt daarom het standpunt in dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie merkt in zijn algemeenheid op dat de enkele stellingname dat geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet, onvoldoende is om hardheid van het stelsel aan te nemen. Daar komt bij dat de Commissie ook in het dossier geen aanknopingspunten heeft gevonden die de stellingname van belanghebbende onderschrijven. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat voor B/T een beslagvrije voet was verbonden aan de KOT, wijst de Commissie erop dat KOT in de onderhavige jaren niet in artikel 475c Rv was opgenomen en sinds 2021 buiten de uitbreiding van de beslagvrije voet is gehouden (zie artikel 475c, lid 1, aanhef en onderdeel j Wetboek van Rechtsvordering).
Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren naar de mening van de Commissie deels gegrond zijn en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikkingen met de kenmerken UHT-DC I en UHTDHR te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van drie procespunten (twee bezwaarschriften en één hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- de bezwaarschriften gericht tegen de beschikkingen met de kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR deels gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen;
- de bezwaarschriften gericht tegen de beschikkingen met de kenmerken UHT-DC-I A
en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren; en - een proceskostenvergoeding toe te kennen van drie procespunten met elk een wegingsfactor twee tegen de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter