BAC 2022-11142
Publicatiedatum 13-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 29 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 10 oktober 2022
Hoorzitting: 7 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 15 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen het besluit over het definitieve compensatiebedrag deels gegrond te verklaren en de bezwaarschriften tegen de afwijzende beschikkingen over de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Onderwerp van advies
Op 29 augustus 2022 heeft UHT een drietal beschikkingen genomen ten aanzien van [belanghebbende]:
- In de beschikking met kenmerk UHT-DC I heeft UHT beslist dat aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 62.386 wordt toegekend voor de toeslagjaren 2011, maart tot en met december 2012, 2013 en januari tot en met juni 2014. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) fouten gemaakt;
- In de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2010 omdat bij de beoordeling van de KOT voor deze jaren geen fouten zijn gemaakt;
- In de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2010 omdat niet is gebleken dat B/T te streng is geweest bij het uitvoeren van de regels van de KOT.
Door [gemachtigde] is namens belanghebbende op 6 oktober 2022 tegen alle drie bovenstaande beschikkingen een afzonderlijk bezwaarschrift ingediend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de forfaitair vastgestelde
compensatie, en niet op de vergoeding van eventuele werkelijke schade. Voor dat laatste is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Procesverloop
- Op 20 augustus 2020 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling van KOT voor de jaren 2007 tot en met 2014.
- Bij beschikking van 28 mei 2021 heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets een forfaitair bedrag van € 30.000 uitgekeerd.
- Op 21 april 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2007 tot en met 2010, de maanden januari en februari van 2012 en de maanden juli tot en met december van 2014.
- Op 28 juni 2022 heeft UHT als vooraankondiging meegedeeld dat het voorlopige compensatiebedrag is bepaald op € 61.549.
- Bij beschikking van 29 augustus 2022 heeft UHT voor de jaren 2011 en 2013, de maanden maart tot en met december 2012 en de maanden januari tot en met juni 2014 het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 62.386.
- Bij beschikking van 29 augustus 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2010, omdat over deze periode geen fouten zijn gemaakt door B/T.
- Bij beschikking van 29 augustus 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2010, omdat niet is gebleken dat B/T te streng is geweest bij het uitvoeren van de regels van de KOT.
- Op 6 oktober 2022 heeft gemachtigde een drietal bezwaarschriften ingediend. Deze zijn op 10 oktober 2022 ontvangen.
- Op 19 juni 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 7 november 2023 heeft een (digitale) hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
- Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat gemachtigde in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de door UHT tijdens de hoorzitting ingediende aanvullende stukken. Gemachtigde heeft op 8 november 2023 per e-mail aangegeven geen verdere op- en aanmerkingen te hebben.
- De Commissie bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid
De ontvankelijk van het bezwaarschrift is niet in geschil.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT het toegekende definitieve compensatiebedrag van € 62.386 op de juiste wijze heeft berekend en compensatie voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010, de maanden januari en februari van 2012 en de maanden juli tot en met december van 2014 terecht heeft afgewezen.
Compensatieberekening
Gemachtigde voert aan dat het bezwaardossier niet compleet is en niet inzichtelijk is hoe het compensatiebedrag is vastgesteld. UHT heeft in haar schriftelijke reactie uitgebreid uiteengezet hoe de compensatieberekening is opgebouwd, en heeft daarbij de relevante stukken overgelegd en aangevuld.
Het is de Commissie gebleken dat in de compensatieberekening een onjuiste berekening is gehanteerd bij het vaststellen van de rentevergoeding over de gemiste KOT voor de jaren 2011 tot en met 2014 (regel o van de compensatieberekening). Tijdens de hoorzitting heeft UHT aangegeven dat deze onjuiste berekening voor de jaren 2011, 2013 en 2014 heeft geleid tot weliswaar een onjuist, maar hoger bedrag. Omdat de gehanteerde onjuiste (hogere) bedragen uitvallen in het voordeel van belanghebbende, blijven deze gehandhaafd. Voor toeslagjaar 2012 heeft de onjuiste berekening echter geleid tot een lager bedrag. In plaats van € 4.922 had dit € 5.369 moeten zijn. UHT heeft opgemerkt dat zij de compensatieberekening op dit punt zal aanpassen. De Commissie adviseert UHT om aan die toezegging gevolg te geven.
De Commissie merkt verder op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook
andere bedragen wijzigen: de vergoeding van de immateriële schade en de aanvullende vergoeding van 1% dienen te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.
De Commissie merkt op dat de overige bedragen in de compensatieberekening zijn
vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De
bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve
beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide
schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum en de overige
producties, de compensatieberekening en het bestreden besluit voldoende zijn
onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen.
Afwijzing compensatie 2007 tot en met 2010
Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking
de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T.
Uit het bezwaardossier blijkt het volgende. In de toeslagjaren 2007, 2009 en 2010
hebben reguliere neerwaartse correcties plaatsgevonden als gevolg van een hoger
toetsingsinkomen en/of een wijziging in het opvangtarief. In toeslagjaar 2008 zijn er
geen correcties geweest. Op grond van de stukken blijkt niet dat de vastgestelde
bedragen aan KOT voor de jaren 2007 tot en met 2010 onjuist zijn of dat B/T ten aanzien van deze jaren vooringenomen heeft gehandeld. Er zijn geen aanwijzingen dat dit standpunt van UHT onjuist is. Ook zijn er geen aanwijzingen dat voor deze jaren sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, zodat ook voor de toepassing van de hardheidscompensatie geen reden is. Naar het oordeel van de Commissie is er dan ook geen reden het advies van de CvW en het standpunt van UHT onjuist te achten.
Beslagvrije voet
Belanghebbende heeft bij gebrek aan wetenschap gesteld dat B/T bij de terugvordering over 2007 tot en met 2010 geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet. Zij neemt daarom het standpunt in dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie merkt in zijn algemeenheid op dat de enkele stellingname dat geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet, onvoldoende is om hardheid van het stelsel aan te nemen. Daar komt bij dat de Commissie ook in het dossier geen aanknopingspunten heeft gevonden die de stellingname van belanghebbende onderschrijven. Zo zijn er geen aanwijzingen dat voor de terugvordering over 2007 tot en met 2010 beslag werd gelegd op een van de vorderingen tot periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c, lid 1 Rv, en wijst de Commissie erop dat de omvang van het gezamenlijke toetsingsinkomen in verhouding tot de in het ‘Overzicht van (uit)betalingen of verrekeningen Toeslagen’ opgenomen terugbetaalde of verrekende bedragen geen aanleiding geeft te veronderstellen dat belanghebbende als gevolg van de terugvordering van KOT over de jaren 2007 tot en met 2010 onder de beslagvrije voet zou zijn geraakt. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat voor B/T een beslagvrije voet was verbonden aan de KOT, wijst de Commissie erop dat KOT in de onderhavige jaren niet in artikel 475c Rv was opgenomen en sinds 2021 buiten de uitbreiding van de beslagvrije voet is gehouden (zie artikel 475c, lid 1, aanhef en onderdeel j Rv).
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen,
adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te
vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren conform bovenstaande overwegingen;
- de bezwaarschriften gericht tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en
UHT-DH5 A ongegrond te verklaren; en - een proceskostenvergoeding toe te kennen van twee procespunten met elk een wegingsfactor twee tegen de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter