Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-0764

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 5 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 15 april 2021

Hoorzitting: 10 juni 2022

Overdracht advies aan UHT: 5 augustus 2022

Onderwerp van advies

Het door de voormalige gemachtigde namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 5 maart 2021 (UHT-DC I)

Procesverloop

Op 23 juni 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een herbeoordeling
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2011, 2012 en 2014.

In een vooraankondiging is door UHT aan belanghebbende meegedeeld dat een
voorlopige compensatiebedrag van € 40.147 is toegekend.

Bij beschikking van 5 maart 2021 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat een definitieve compensatie bedrag € 40.956 is toegekend.

Door de voormalige gemachtigde is op 15 april 2021 pro forma bezwaar ingediend tegen dit besluit.

Op 2 augustus 2021 heeft (hierna: gemachtigde) per brief zich bekend gemaakt als nieuwe gemachtigde van belanghebbende. Gemachtigde heeft de bezwaargronden per brief van 6 augustus 2021, binnengekomen op 10 augustus 2021, aangevuld.

Op 7 februari 2022 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.

Op 10 juni 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een hoorzitting gehouden. Belanghebbende, gemachtigde en UHT waren daarbij aanwezig. Het verslag van die hoorzitting is achter dit advies opgenomen.

Bij e-mailbericht van 13 juni 2022 heeft UHT aanvullende informatie vertrekt over het
jaar 2013. Deze informatie is aan gemachtigde toegezonden zodat hij in de gelegenheid is gesteld om daarop te reageren. Gemachtigde heeft op de aanvullende informatie niet gereageerd.

Gronden bezwaar

De gronden van bezwaar luiden samengevat als volgt.

Gemachtigde stelt dat de onderbouwing van het compensatiebedrag ontbreekt.
Gemachtigde geeft aan dat UHT bij de berekening van het compensatiebedrag geen
rekening heeft gehouden met andere (financiële) zaken.

Belanghebbende is door zijn gezondheidsproblemen afhankelijk van vervoer per auto.
Vanwege openstaande schulden bij Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) en het
Centraal Justitieel Incassobureau heeft belanghebbende hulp van zijn ouders moeten
inschakelen en geld van vrienden moeten lenen.

Met het compensatiebedrag heeft belanghebbende al zijn schulden afbetaald. Hierdoor is gemachtigde van mening dat belanghebbende feitelijk niet is gecompenseerd. Gemachtigde verzoekt een vergoeding voor de afbetaalde schulden van belanghebbende.

Het jaar 2013 is niet in de herbeoordeling KOT meegenomen.

Gemachtigde verzoekt dat de daadwerkelijke schade van belanghebbende wordt
vergoed en verzoekt tevens om een vergoeding van de proceskosten bij
gegrondverklaring van het bezwaar.

Verweer

UHT brengt samengevat het volgende naar voren.

UHT legt uit dat in de beschikkingen KOT voor de jaren 2011, 2012 en 2014 de
gegevens en de hoogte waarop de toegekende (voorschot) KOT is gebaseerd staan
vermeld. In de betaal- en verrekenoverzichten (hierna: LIC-overzicht) 2011, 2012 en
2014 zijn alle betalingen en verrekeningen weergegeven.

UHT legt uit dat de vergoeding voor de immateriële schade in de rechtspraak is gevormd en forfaitair is opgebouwd. Derhalve compenseert de vergoeding niet de werkelijk door belanghebbende geleden schade. Wel voorziet het Besluit, in onderdeel 4, in de mogelijkheid om voor de werkelijke schade een verzoek om aanvullende compensatie in te dienen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).

Verder wijst UHT belanghebbende op grond van het 'Bestluit betalen private schulden' op de mogelijkheid om zijn privé schulden te melden bij Sociale Banken Nederland (via
www.sbn.nl). Mogelijkerwijs heeft belanghebbende ingevolge dit besluit recht op een
tegemoetkoming.

Voor 2013 is aan belanghebbende een KOT-voorschot verstrekt van € 15.562. Indien
belanghebbende ook voor het jaar 2013 een herbeoordeling wenst, moet hij voor dat
jaar een aparte verzoek tot herbeoordeling doen.

Vaststaande feiten

Vaststaat dat aan belanghebbenden voor de jaren 2011, 2012 en 2014 een definitieve compensatiebedrag € 40.956 is toegekend.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat de B/T fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van zijn situatie over de toeslagjaren 2011, 2012 en 2014. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904, hierna: Compensatieregeling) is aan hem een bedrag van € 40.956 toegekend over de jaren 2011, 2012 en 2014.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de B/T in het kader van CAF 11 teruggevorderde
    kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
  • voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra compensatie van 1% in verband met de mogelijke gevolgen van
    vermogenstoename (7. Extra compensatie).

Belanghebbende heeft met het compensatiebedrag zijn schulden afbetaald.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
    2020, 45904;
  • Besluit noodvoorziening toeslagen van 11 december 2020, Staatscourant 2020,
    62981;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Aan de hand van de door UHT ingediende stukken, gevoegd bij de schriftelijke reactie
van UHT op het bezwaarschrift, heeft de Commissie vastgesteld dat de toegekende
compensatiebedragen volgens de daarvoor geldende regels zijn berekend.

In het geval van compensatie op grond van de Compensatieregeling wordt aan gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel vergoed dat zij hebben ondervonden. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het
handelen door de B/T hoger is dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van
onderdeel 3 van de Compensatieregeling, dan kan de ouder op grond van onderdeel 4 in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan CWS.

Gemachtigde maakt namens belanghebbende bezwaar tegen het feit dat bij de vaststelling van het definitieve compensatiebedrag ten onrechte geen rekening is
gehouden met de schulden die belanghebbende met zijn eerder toegekende
compensatiebedrag heeft betaald.

De Commissie wijst in dit verband op het Besluit uitbreiding Catshuisregeling. Gelet op
dit besluit wordt compensatie verleend aan de ouder, bedoeld in onderdeel 2.1 van het
besluit, die vóór 13 februari 2021 een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming heeft ontvangen en kan aantonen nadien een publieke schuld te hebben afgelost die zou zijn kwijtgescholden door een publieke schuldeiser in het kader van de hersteloperatie KOT indien deze schuld niet zou zijn afgelost.

De hoogte van de compensatie bedraagt het bedrag van de aflossing van de publieke
schuld als hiervoor bedoeld, met een maximum van het herstelbedrag dat de ouder
voorafgaand aan deze aflossing heeft ontvangen. Deze compensatie maakt geen onderdeel uit van de herstelregelingen, bedoeld in onderdeel 2.1, noch van een eventuele aanvulling tot het forfaitaire bedrag van € 30.000 bedoeld in onderdeel 2.2
van dit besluit. Belanghebbende dient daartoe dan ook een apart verzoek bij UHT in te
dienen. Dit is mogelijk tot 1 januari 2024.

De Commissie is met UHT van mening dat de belanghebbende, indien hij ook voor het
jaar 2013 een herbeoordeling van zijn KOT-aanspraak wenst, daartoe een apart verzoek kan indienen.

De gronden van bezwaar geven de Commissie geen reden om te oordelen dat de
Compensatieregeling niet goed is uitgevoerd. De Commissie adviseert het bezwaar
ongegrond te verklaren, het verzoek voor aanvullende schadevergoeding door te
geleiden naar CWS en het verzoek voor vergoeding proceskosten in deze
bezwaarprocedure toe te kennen.

Samenvatting en advies

Samenvattend adviseert de Commissie UHT:

  • het bezwaarschrift door te zenden aan CWS, zodat het als verzoek om aanvullende
    schade in behandeling kan worden genomen;
  • het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • tot toekenning van een vergoeding voor proceskosten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter