BAC 2022-05861
Publicatiedatum 10-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: van 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 31 januari 2022
Overdracht advies aan UHT: 16 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bestreden besluit in stand te laten. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten en daarbij met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het uitbetalen van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) aan de kinderopvanginstelling en het terugvorderen bij haarzelf.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en de Catshuisregeling, komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 16 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld met het verzoek om een
herbeoordeling van KOT. - Bij beschikking van 16 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij
(nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000. - Bij brief van 26 januari 2022, ingekomen op 31 januari 2022, heeft belanghebbende
bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 20 maart 2023 heeft UHT hier
schriftelijk op gereageerd. - Bij e-mail van 26 september 2023 heeft belanghebbende de Commissie bericht dat het (fysiek dan wel digitaal) bijwonen van een hoorzitting te ingrijpend voor haar is.
- De Commissie meent dat belanghebbende hiermee verklaart geen gebruik te willen
maken van het recht te worden gehoord en ziet daarom op grond van artikel 7:3
onder c van de Algemene wet bestuursrecht af van het horen van belanghebbende.
De Commissie adviseert op basis van de aan haar bekende stukken. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 4 oktober 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte (of eerste) toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, en die daarvoor in aanmerking komen.
De beschikking van 16 december 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde:
“Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 16 december 2021 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bij de schriftelijke reactie heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij nog niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. Daarin heeft UHT voor de jaren 2013 en 2014 per jaar
meegedeeld waarom de aan belanghebbende toegekende voorschotten aan KOT werden verlaagd. De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot
uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen
voor de jaren 2013 en 2014 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt,
plaatsgevonden conform de door belanghebbende doorgegeven stopzetting van de KOT per 25 november 2013. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.
Daarom zal de Commissie UHT adviseren het bestreden besluit in stand te laten. De Commissie adviseert UHT om de integrale beoordeling in gang te zetten. De Commissie geeft UHT in dat kader mee om bij de herbeoordeling met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het uitbetalen van KOT aan de kinderopvanginstelling en het terugvorderen bij haarzelf.
Conclusie en advies
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bestreden besluit in stand te laten;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing;
- op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
- om de integrale beoordeling in gang te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter