BAC 2022-05840
Publicatiedatum 10-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 8 februari 2022
Hoorzitting: 24 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 9 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de
bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij brief van 20 december 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden uitgevoerd.
- Namens belanghebbende heeft (gemachtigde) bij brief van 31 januari 2022, ingekomen op 8 februari 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 3 maart 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
- Op 20 juli 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 24 oktober 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van de hoorzitting is opgenomen in dit advies.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden] heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de lichte toets af te wijzen.
De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 20 juli 2023 en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT-bestanden alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend.
UHT heeft in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2010
tot en met 2012 toegelicht.
Over 2010 is de neerwaartse bijstelling het gevolg van het feit dat de aanvraag van
belanghebbende werd behandeld als een wijziging van de KOT van de toenmalige
toeslagpartner. Zodoende hebben belanghebbende en de toenmalige toeslagpartner KOT ontvangen over 2010. Dit heeft geleid tot terugvordering van KOT bij belanghebbende. De KOT voor 2010 is op 27 maart 2013 definitief vastgesteld op € 0. Over 2011 is de KOT neerwaarts bijgesteld door een stijging van het toetsingsinkomen, en in 2012 heeft belanghebbende de KOT met ingang van 30 april 2012 zelf stopgezet.
UHT heeft gesteld dat in het kader van de lichte toets niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid door B/T of een
onterechte kwalificatie opzet/grove schuld. Wel heeft UHT tijdens de hoorzitting
aangegeven dat de gang van zaken over het toeslagjaar 2010 ingewikkeld is geweest en verder moet worden onderzocht tijdens de integrale beoordeling.
Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde zich op het standpunt gesteld dat sprake is van hardheid op grond van het feit dat er geld terug is gevorderd bij belanghebbende,
ondanks dat de KOT is uitbetaald aan de ex-toeslagpartner.
Hoewel met name het toeslagjaar 2010 bij de integrale beoordeling nader zal moeten
worden onderzocht, heeft UHT naar het oordeel van de Commissie in het kader van de
lichte toets voldoende onderbouwd dat vooralsnog geen sprake lijkt van vooringenomen handelen van B/T, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld. Belanghebbende kan daarom (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin van de
herstelregelingen worden aangemerkt. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.
Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. De Commissie merkt in dat verband op dat UHT heeft aangegeven de gang van zaken over het toeslagjaar 2010 tijdens die integrale beoordeling nader te zullen onderzoeken. De Commissie geeft UHT in overweging daarbij bijzondere aandacht te besteden aan het feit dat belanghebbende lange tijd in de veronderstelling leefde dat de ex-partner in 2010 al KOT ontving op haar eigen rekening, terwijl uit de toelichting van UHT lijkt te volgen dat zij die pas in 2013 ontving. Hetzelfde geldt voor het feit dat de handelwijze van B/T tot gevolg had dat de financiële verhoudingen tussen de (inmiddels) ex-partners met terugwerkende kracht werd gewijzigd. Uit de toelichting van belanghebbende volgt dat hij daar financieel nadeel van heeft ondervonden.
Conclusie en advies
Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter