Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-01571

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 28 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 30 augustus 2021

Hoorzitting: 15 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 12 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het besluit van 28 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen. De Commissie adviseert voorts om het bezwaarschrift tegen de beschikking van 30 augustus 2021, met kenmerk UHT-DC-I A, ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 28 juli 2021.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van de
situatie over toeslagjaren 2012 en 2013 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de
Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2012 en 2013 een compensatie
toegekend.

Nu gemachtigde in het bezwaarschrift ook gronden aanvoert tegen de definitieve
beschikking afwijzing compensatie kot voor toeslagjaar 2014, van 30 augustus 2021
met kenmerk UHT-DC-I A, acht UHT het bezwaarschrift mede gericht tegen deze
beschikking.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 28 juli 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 21 november 2019 bij UHT aangemeld in het kader
    van een herbeoordeling van de kot voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2015.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 26 april 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld dat de compensatieregeling of de hardheidscompensatie niet van
    toepassing zijn voor de jaren 2014 en 2015.
  • Bij brief van 24 mei 2021 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging
    van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is voor de toeslagjaren 2012 en 2013 een bedrag aan compensatie toegekend van
    € 24.672 aangevuld tot € 30.000.
  • Bij beschikking van 8 juli 2021 is de definitieve tegemoetkoming opzet/grove
    schuld (hierna: O/GS) voor het jaar 2015 vastgesteld op € 1.693.
  • Bij beschikking van 28 juli 2021 is de definitieve compensatie vastgesteld op een
    bedrag van € 24.796.
  • Bij beschikking van 30 augustus 2021 is aan belanghebbende bericht dat zij geen
    recht heeft op compensatie kot voor het jaar 2014.
  • Tegen de definitieve beschikking van 28 juli 2021 heeft gemachtigde op 30 augustus 2021 een pro-forma bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 23 mei 2022 en 3 augustus 2022 aangevuld met gronden.
  • De UHT heeft op 14 april 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
    van de belanghebbende.
  • Op 15 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit
    advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich ten eerste gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2012 en 2013 op de juiste wijze heeft berekend.

De compensatie en de berekening daarvan zijn vastgesteld op grond van de Wht. Het is de Commissie, uitgaande van het in de Wht neergelegde systeem, en geplaatst tegen de achtergrond van hetgeen partijen op dit punt over en weer hebben gesteld, niet gebleken dat UHT bij onderdeel d van de compensatieberekening onjuiste bedragen zou hebben gehanteerd.

In haar schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven dat de renteberekening over
gemiste kot voor de toeslagjaren 2012 en 2013, in het nadeel van belanghebbende, niet goed berekend is en zal worden aangepast. UHT acht het bezwaar voor dat gedeelte dan ook gegrond.

Belanghebbende heeft op 20 juli 2014 bezwaar ingediend met betrekking tot de kot 2013. Ter zitting heeft gemachtigde aangegeven dat een belastingadviseur
belanghebbende daarbij heeft bijgestaan. Gemachtigde heeft verzocht om daarvoor 1
punt toe te kennen. UHT heeft aangegeven dat zij bereid is conform haar vaste beleid ter zake een half punt toe te kennen. Gelet daarop adviseert de Commissie in dit geval voor het indienen van een bezwaarschrift opgesteld door belanghebbende op basis van aanwijzingen van diens gemachtigde een 0,5 punt vergoeding met wegingsfactor 2 toe te kennen.

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van € 500 per zes maanden op
grond van artikel 2.3 lid 4 Wht is een vergoeding voor de veronderstelde stress,
ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende is van mening dat de startdatum die wordt gehanteerd om de compensatie van de immateriële schade te berekenen, moet worden aangepast. Het is de Commissie echter niet gebleken dat UHT een onjuiste startdatum heeft gehanteerd. Nu het bezwaar gegrond is voor wat betreft de berekening van de rente over de gemiste kot heeft UHT aangegeven conform haar beleid de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal ook moeten leiden tot
aanpassing van het onderdeel k, de zogenoemde 1%-vergoeding.

UHT heeft geconstateerd dat gemachtigde ook gronden heeft aangevoerd die zien op de beschikking van 30 augustus 2021, met kenmerk UHT-DC-I A. UHT acht het
bezwaarschrift daarom mede gericht tegen deze beschikking. De Commissie kan zich in dit standpunt vinden. Zij ziet zich daarom ook gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het
verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor toeslagjaar 2014 af te wijzen. Dienaangaande overweegt de Commissie het volgende.

Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in 2014 aanspraak had op kot, is de Commissie van mening dat UHT terecht heeft beslist dat de Wht niet van toepassing is en belanghebbende dus niet voor compensatie of tegemoetkoming op grond van die wet in aanmerking komt.

Gemachtigde stelt dat de beschikkingen waar het bezwaarschrift op ziet onvoldoende
zorgvuldig zijn genomen en onvoldoende gemotiveerd zijn. De Commissie overweegt dat UHT weliswaar de toelichting bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen niet heeft onderbouwd met de op de zaak betrekking hebbende stukken, maar dat dit niet impliceert dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van de schriftelijke reactie en de overige producties door UHT, de bestreden beschikkingen voldoende zijn onderbouwd.

    Advies

    De hiervoor geformuleerde vragen deels bevestigend en deels ontkennend
    beantwoordend, adviseert de Commissie, samengevat, aan UHT om:

    • het bezwaarschrift tegen de definitieve beschikking compensatie kot (met kenmerk UHT-DC I) gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste kot en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
    • een vergoeding toe te kennen voor eerdere juridische hulp van 0,5 punt met
      wegingsfactor 2;
    • de bestreden beschikking in zoverre te herroepen.
    • het bezwaarschrift tegen de beschikking van 30 augustus 2021, met kenmerk
      UHT-DC-I A, ongegrond te verklaren;
    • ingevolge het bepaalde bij artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet
      bestuursrecht een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe
      te kennen van twee punten met een wegingsfactor 2.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter