Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00332 BAC 2022-04317

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 3 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I en 1 februari 2022 met kenmerken UHT-DH5 A, UHT-DC-I A en UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 6 april 2021 en 14 februari 2022

Hoorzitting: 12 januari 2023

Overdracht advies aan UHT: 9 maart 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in deze zaak deels gegrond te verklaren en belanghebbende te informeren over de wijze waarop een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade kan worden ingediend.

Onderwerp van advies

De door mr. gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften van 4 april 2021 en 14 februari 2022,zijn gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag 2009 en 2010 van 3 maart 2021 (UHT-DC I), de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag 2006, 2008, 2012, 2014 2n 2015 1 februari 2022 (UHT-DC-I A), de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag 2006, 2008, 2012, 2014 en 2015 (UHT-DH5 A), alsmede de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag 2007, 2009, 2010 en 2011 (kenmerk UHT-DC I).

Bij beschikking van 3 maart 2021, met kenmerk UHT-DC I, is een compensatie aan
belanghebbende toegekend. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF-11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan hem voor de jaren 2009 en 2010 een bedrag van € 32.997 toegekend. Bij beschikking van 1
februari 2022, ook met kenmerk UHT-DC I, is de compensatie uitgebreid met de
kinderopvangtoeslagjaren 2007 en 2011 en is het bedrag verhoogd tot € 49.733.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikkingen van 3 maart 2021 en 1
februari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) teruggevorderde of niet toegekende KOT (artikel 2.3 lid 1 Wht);
  • vergoeding van de door de B/T opgelegde bestuurlijke boete voor verzuim of vergrijp (artikel 2.3 lid 2 Wht);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (artikel 2.3 lid 3 Wht);
  • vergoeding van immateriële schade van €500,- per zes maanden (artikel 2.3 lid 4 Wht);
  • vergoeding van de invorderingskosten, inclusief rente (artikel 2.3 lid 5 Wht);
  • vergoeding van beroepsmatig verleende juridische hulp (artikel 2.3 lid 6 Wht);
  • rentevergoeding over gemiste KOT (artikel 2.3 lid 7 Wht);
  • extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag (artikel 2.3 lid 8 Wht).

Procesverloop

  • Bij brief van 14 november 2019 heeft belanghebbende UHT verzocht om een
    herbeoordeling van de aan hem toegekende kinderopvangtoeslag over de jaren
    2009 en 2010.
  • Bij brief van 11 februari 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging
    van de voorlopige compensatieberekening over de jaren 2009 en 2010
    toegezonden, waarin een bedrag van € 32.997 is toegekend.
  • Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft UHT een definitieve
    compensatievergoeding van € 32.997 aan belanghebbende toegekend.
  • Bij brief van 4 april 2021, ontvangen door UHT op 6 april 2021, heeft de
    gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking
    van 3 maart 2021. De ontvangst van dit bezwaar is bij brief van 2 juli 2022
    bevestigd.
  • Bij brief van 20 september 2021 heeft de gemachtigde de bezwaargronden
    aangevuld met het verzoek aan UHT om de overige toeslagjaren integraal te
    beoordelen.
  • Op 1 februari 2022 heeft UHT een drietal aanvullende beschikkingen afgegeven.
    Deze beschikkingen zien op een integrale herbeoordeling van de jaren 2006,
    2007, 2008, 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 en omvatten één compensatiebeschikking, met kenmerk UHT-DC I, en twee afwijzingen van compensatie, met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC-I A.
  • Bij beschikking van 1 februari 2022, met kenmerk UHT-DC I, heeft UHT een
    definitieve compensatievergoeding van € 49.733 aan belanghebbende toegekend.
    Omdat reeds aan belanghebbende een bedrag van € 32.997 was toegekend,
    betekent dit dat hij een extra bedrag krijgt uitgekeerd van € 16.736.
  • Bij brief van 14 februari 2022, ontvangen door UHT op 14 februari 2022, heeft de
    gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de twee
    afwijzende beschikkingen van 1 februari 2022, met de kenmerken UHT-DH5 A en
    UHT-DC-I A. Bij brief van 14 februari 2022 en 19 april 2022 heeft de gemachtigde
    de bezwaargronden aangevuld.
  • De Commissie van Wijzen (hierna CvW) heeft op 13 januari 2022 geoordeeld dat
    de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de
    compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor de
    toeslagjaren 2006, 2008, 2012, 2014 en 2015.
  • De UHT heeft op 18 juli 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
    van de belanghebbende.
  • De rechtbank Utrecht heeft – nadat belanghebbende UHT op 7 juni 2022 in
    gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het door haar
    ingediende bezwaar – bij beslissing van 19 oktober 2022 bepaald dat uiterlijk op
    15 november 2022 een beslissing op bezwaar dient te worden genomen door
    UHT.
  • Op 12 januari 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
  • Na de hoorzitting heeft gemachtigde bij e-mailbericht van 19 januari 2023
    gereageerd op de door UHT ingediende renteberekening.
  • De beslistermijn is vastgesteld op 1 maart 2023.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Samenloop beschikkingen

In het onderhavige geval heeft UHT een aantal besluiten uitgebracht, namelijk een
beschikking op 3 maart 2021, met kenmerk UHT-DC I en een drietal beschikkingen op 1 februari 2022, met kenmerk UHT-DH5 A en UHT-DC-I A, UHT-DC I.

De Commissie stelt vast dat voldoende aanleiding is om de herroepingsbeschikkingen en de definitieve compensatie beschikking van 1 februari 2022 te beschouwen als nieuwe besluiten in de zin van artikel 6:19 Awb. De Commissie merkt op dat de feitelijke grondslag en de bevoegdheidsgrondslag dezelfde zijn als het bestreden besluit van 3 maart 2021. Het bezwaar gericht tegen de beschikking van 3 maart 2021 heeft – gelet op het vorenstaande – van rechtswege betrekking op de herroepingsbeschikkingen van 1 februari 2022.

De Commissie stelt verder vast dat, nu de beschikking van 1 februari 2022, met kenmerk UHT-DC I, waar het bezwaar zich tegen richt, ook gaat over de toeslagjaren 2007, 2009, 2010 en 2011, het bezwaar dat het compensatiebedrag alleen betrekking heeft op de toeslagjaren 2009 en 2010, ongegrond is.

De compensatieberekening

UHT heeft in haar schriftelijke reactie, onder onderdeel 6.1 en 6.2, uitgewerkt hoe het
compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2007, 2009, 2010 en 2011 tot stand is
gekomen.

De Commissie overweegt dat UHT in de schriftelijke reactie voldoende gemotiveerd heeft aangegeven op welke wijze de compensatieberekening tot stand is gekomen en op welke onderliggende beschikkingen de genoemde bedragen gebaseerd zijn. Namens belanghebbende zijn geen feiten, dan wel omstandigheden aangevoerd die aanleiding vormen voor een ander oordeel.

De Commissie komt om die reden tot de conclusie dat geen aanleiding is te
veronderstellen dat de compensatieberekening niet in overeenstemming met de regeling tot stand zou zijn gekomen, dan wel dat deze berust op een onjuiste wettelijke
grondslag.

Vergoeding juridische bijstand

Gemachtigde maakt namens belanghebbende bezwaar tegen het feit dat bij de
vaststelling van het definitieve compensatiebedrag ten onrechte geen rekening is
gehouden met de door belanghebbende in het verleden ingezette juridische bijstand.

Naar het oordeel van de Commissie heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat een aantal proceshandelingen in het verleden heeft plaatsgevonden, namelijk het indienen van:

  • vier bezwaarschriften;
  • een klacht;
  • een beroepschrift.

Tijdens de hoorzitting heeft UHT zich akkoord verklaard met de toekenning van
procespunten voor de in het kader van deze proceshandelingen verleende juridische
bijstand. De Commissie adviseert de UHT dan ook om bovengenoemde
proceshandelingen, die niet eerder zijn meegenomen in de berekening, alsnog mee te
nemen in de beslissing op bezwaar. De Commissie acht het bezwaar op dit punt gegrond.

Verrekeningen

De Commissie kan belanghebbende niet volgen in zijn stelling dat er is verrekend met
andere toeslagen, onder meer de huurtoeslag en zorgtoeslag. Uit de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) blijkt dat er alleen is verrekend met
kinderopvangtoeslag van andere jaren. De Commissie begrijpt dat UHT divers
rentepercentages heeft gehanteerd en dat voor belanghebbende onduidelijk is van welk rentepercentage is uitgegaan. Dit laat onverlet dat UHT bij de vaststelling van de rente uitgaat van de rente die wettelijk wordt vastgesteld. Deze rente kan per jaar fluctueren. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit punt daarom ongegrond.

Invorderingskosten- en rente

De Commissie overweegt dat UHT onder verwijzing naar de bij het bezwaardossier
gevoegde LIC-overzichten voldoende gemotiveerd heeft aangegeven op grond waarvan verrekening met de kinderopvangtoeslag heeft plaatsgevonden. Overigens is de Commissie van oordeel dat UHT voldoende heeft toegelicht en onderbouwd op welke wijze de bedragen “rente en kosten” zijn vastgesteld, alsmede voldoende heeft
gemotiveerd hoe deze bedragen bij het compensatiebedrag zijn berekend. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit punt daarom ongegrond.

Immateriële schade

De Commissie onderschrijft het voornemen van UHT om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf 27 april 2009, de datum waarop de kinderopvangtoeslag 2007 op nihil is gezet, tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Werkelijke schade

De Commissie verwijst ten aanzien van het bezwaar tegen de naar het oordeel van
belanghebbende tekortschietende immateriële schadevergoeding naar de schriftelijke
reactie van UHT. De Commissie onderstreept dat deze procedure enkel betrekking heeft op toekenning van de standaardvergoedingen volgens de Wht en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd.

Indien belanghebbende meent dat hij met het forfaitaire compensatiebedrag niet
voldoende is gecompenseerd en in aanmerking wenst te komen voor vergoeding van de werkelijk geleden schade, kan hiervoor een verzoek worden ingediend bij de CWS.

Geen compensatie toeslagjaar 2006 en 2008

De Commissie deelt de conclusie van UHT dat er in de toeslagjaren 2006 en 2008 geen
correctie heeft plaatsgevonden vanwege een CAF 11 of een ander vergelijkbaar
onderzoek. Voor het toeslagjaar 2006 heeft belanghebbende kinderopvangtoeslag
aangevraagd voor de maanden november en december en deze is ook toegekend. In
2006 is geen sprake geweest van een neerwaartse bijstelling.

De neerwaartse bijstelling in 2008 is tot stand gekomen, nadat belanghebbende stukken had opgestuurd die enige onduidelijkheid veroorzaakten bij de Belastingdienst/Toeslagen. Op het moment dat deze verwarring was opgehelderd, is de kinderopvangtoeslag binnen tien werkdagen aangepast en verhoogd. Gelet op het vorenstaande, concludeert de Commissie dat UHT terecht tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen in de betreffende toeslagjaren. De Commissie merkt daarbij op dat belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aannemelijk maken dat dit wel het geval is geweest. Het door belanghebbende gemaakte bezwaar ten aanzien van dit punt slaagt derhalve niet.

Verzoek om opheldering bedragen voor toeslagjaar 2006

De gemachtigde verwijst naar het informatie- en beoordelingsformulier, waarin een
voorschotbeschikking van 16 maart 2007 wordt genoemd met daarin vermeld een bedrag van € 20.712. Dit bedrag komt niet overeen met de definitieve beschikking van 8 april 2008. De Commissie overweegt dat UHT zowel in de schriftelijk reactie, als ter zitting, voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom er een verschil is tussen bovengenoemde beschikking en de inhoud van het informatie- en beoordelingsformulier. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit punt daarom ongegrond.

Extra compensatie 1% en rente

Gelet op het voorgaande, adviseert de Commissie om de rente voor gemiste KOT
opnieuw te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar, evenals de
aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.

    Conclusie

    Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:

    • het bezwaar (deels) gegrond te verklaren;
    • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 27 april 2009 tot de
      datum van de beslissing op bezwaar;
    • procespunten voor de in het kader van proceshandelingen uit het verleden
      verleende juridische bijstand (zoals hiervoor in het advies genoemd) toe te
      kennen en dit tegen het hoogste tarief;
    • de rente voor gemiste KOT, alsmede de aanvullende vergoeding van 1% van het
      subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen; en
    • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze
      bezwaarprocedure.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter