Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-3077

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 19 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 30 november 2021

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 14 juli 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de compensatiebeschikking kennelijk ongegrond te verklaren. De Commissie geeft UHT in overweging om richting belanghebbende te benadrukken dat het bezwaarschrift als verzoek om aanvullende compensatie aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) is aangemerkt en als zodanig doorgezonden.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van (hierna: belanghebbende) is gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 19 augustus 2021, met kenmerk UHT-DC I van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT).

Belanghebbende heeft immers op 26 november 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen de brief ‘hoe u verder kunt na de beoordeling: nazorg’ d.d. 21 oktober 2021 met kenmerk UHT-NZ 1. De Commissie heeft belanghebbende op 20 december 2021 laten weten dat tegen dit schrijven geen bezwaar kan worden gemaakt, maar het bezwaar in behandeling wordt genomen tegen het besluit ‘definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag’ van 19 augustus 2021, met kenmerk UHT- DC I.

Aan belanghebbende is compensatie toegekend omdat bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende over de toeslagjaren 2014 en 2015 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904, hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende een compensatiebedrag toegekend ter hoogte van € 30.000.

De Commissie bestaande uit , en heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 14 juli 2022.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden als volgt:

  • Belanghebbende is van mening is dat het compensatiebedrag geen recht doet aan de door haar geleden werkelijke schade;
  • Belanghebbende is van mening dat sprake is van emotionele schade die noopt tot een aanvullende schadevergoeding.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Verzamelbesluit Toeslagen van 17 april 2020 (Staatscourant2020, 22720);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021
    (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De termijnoverschrijding is gelet op het vorenstaande verschoonbaar.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het geval van compensatie op grond van de Compensatieregeling wordt aan
gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel vergoed dat zij hebben ondervonden. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het
handelen door de Belastingdienst/Toeslagen hoger is dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van onderdeel 3 van de Compensatieregeling, kan de ouder op grond van onderdeel 4 van de Compensatieregeling in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan CWS. Dit CWS-advies is vervolgens leidend bij het nemen van het besluit met betrekking tot de aanvullende compensatie.

Bovenstaand onderscheid is van belang omdat het bezwaarschrift van belanghebbende is gericht tegen een compensatiebeschikking die ziet op de toekenning van de (deels) forfaitaire compensatie op grond van onderdeel 3 van de Compensatieregeling. De door belanghebbende opgevoerde gronden van bezwaar hebben echter uitsluitend betrekking op door haar werkelijk geleden schade, die gezien het voorgaande bij een verzoek tot toekenning van aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade aan de orde kan komen.

Naar alle waarschijnlijkheid heeft belanghebbende met de indiening van dit bezwaarschrift willen betogen voor meer compensatie in aanmerking te komen, terwijl
daarmee tevens formeel bezwaar is gemaakt tegen de reeds toegekende compensatie.

De Commissie kan dan ook niet anders concluderen dan dat er feitelijk sprake is van een verzoek om aanvullende (immateriële) schadevergoeding, en zal UHT adviseren het bezwaarschrift aan CWS door te zenden.

Daar de gronden van bezwaar geen reden geven om te oordelen dat de compensatieregeling niet goed is uitgevoerd, acht de Commissie het bezwaarschrift van belanghebbende kennelijk ongegrond. Met toepassing van artikel 7:3 Awb heeft de Commissie van het horen van belanghebbende afgezien.

Advies

De Commissie adviseert het bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag kennelijk ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift met spoed door te zenden aan CWS, zodat het bezwaarschrift als verzoek om aanvullende
compensatie voor werkelijke schade in behandeling kan worden genomen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter