BAC 2021-2723
Publicatiedatum 07-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 4 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 4 november 2021
Hoorzitting: 3 februari 2023
Overdracht advies aan UHT: 7 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 4 oktober 2021 (UHT-DC-I A). Belanghebbende is ter zitting bijgestaan door (hierna: gemachtigde).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 4 oktober 2021 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 10 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
de kot over de jaren 2008 en 2009. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 23 september 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat gedurende de jaren 2008 tot en met 2012 geen kinderopvang
heeft plaatsgevonden. Er was daarom geen recht op kinderopvangtoeslag.
Belanghebbende komt daarmee niet in aanmerking voor de compensatieregeling. - Bij beschikking van 4 oktober 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht
heeft op compensatie kot voor de jaren 2008 tot en met 2012. - Belanghebbende heeft bij brief van 2 november 2021, ingekomen op 4 november
2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. - Op 11 oktober 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 3 februari 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van
belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2008 en 2009 af te wijzen.
Belanghebbende stelt in haar bezwaarschrift dat zij in de desbetreffende jaren wel
opvang heeft genoten. UHT stelt dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat gebruik is gemaakt van geregistreerde opvang. Het gelijkluidende advies van de CvW is toegevoegd.
Om voor kot in aanmerking te komen, dient een belanghebbende voor de betreffende
jaren aanspraak op kot te hebben gehad (artikel 1.5 WKO). Belanghebbende had over de jaren 2008 en 2009 geen recht op kot omdat zij, naar eigen zeggen, geen gebruik
maakte van geregistreerde kinderopvang. De ten onrechte ontvangen voorschotten zijn dus terecht teruggevorderd. Er is sprake van een ernstige onregelmatigheid (evident geen recht) die aan belanghebbende te wijten is (artikel 2.1 lid 2 Whot), waardoor belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie.
Niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in de jaren 2010 tot en met 2012
gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. In deze jaren is geen kinderopvang aan
belanghebbende toegekend of van belanghebbende teruggevorderd. Er is dan ook geen reden voor compensatie.
Ter zitting heeft gemachtigde aangeboden om alsnog nader onderzoek te doen via
Google over de mogelijk wel genoten kinderopvang via een mogelijk geregistreerd
gastouderbureau. Dit, niet nader gespecificeerde, aanbod acht de Commissie te vaag om thans nog te kunnen worden geaccepteerd en passeert het derhalve.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter