Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-2618

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 7 september 2021 met kenmerk UHT-DC I A

Ontvangst bezwaarschrift: 21 oktober 2021

Hoorzitting: 2 september 2022

Overdracht advies aan UHT: 27 september 2022

Samenvatting

Het bezwaar richt zich tegen afwijzing van compensatie voor de jaren 2007 en 2008. De bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 7 september 2021, UHT-DC-I A. Het verzoek is afgewezen omdat volgens UHT bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: kot) ten aanzien van de toeslagjaren 2007 en 2008 geen fouten zijn gemaakt.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 19 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kot over de jaren 2007 tot en met 2013.
  • Bij beschikking van 11 maart 2021 is aan belanghebbende op grond van de Catshuisregeling € 30.000 toegekend.
  • CvW heeft de voorlopige conclusie van UHT beoordeeld en op 26 juli 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat de compensatieregeling van artikel 49b Awir en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2007 en 2008.
  • Bij beschikking van 6 oktober 2021 is aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2013 een definitieve compensatie toegekend van € 106.396.
  • Bij beschikking van 7 september 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2007 en 2008.
  • Door gemachtigde is bij brief d.d. 14 oktober 2021, ontvangen op 21 oktober 2021, bezwaar gemaakte tegen het besluit van 7 september 2021. Het bezwaarschrift is aangevuld bij brief van 23 mei 2022.
  • UHT heeft op 23 mei 2022 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 2 september 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt. Dit verslag is achter dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie dient de vraag te beantwoorden of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie voor de toeslagjaren 2007 en 2008 af te wijzen.

De Commissie stelt allereerst vast dat ten aanzien van het toeslagjaar 2008 geen
bezwaren zijn aangevoerd.

Ten aanzien van het toeslagjaar 2007 overweegt de Commissie als volgt.

Allereerst dient beoordeeld te worden of UHT zich mocht baseren op het advies van
CvW. De Commissie stelt voorop dat CvW een adviseur is in de zin van artikel 3:5 Awb.
UHT mag zich daarom op het advies van CvW baseren, nadat zij zich ervan vergewist
heeft dat het onderzoek dat aan het advies ten grondslag ligt zorgvuldig is verricht
(artikel 3:9 Awb).

CvW heeft in haar advies van 26 juli 2021 vastgesteld dat er voor het toeslagjaar 2007
geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid, noch van bijzondere
omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsregeling zouden kunnen leiden.

De Commissie meent dat UHT zich heeft mogen baseren op voornoemd advies. Voorop staat dat de kot 2007 is toegekend in overeenstemming met door belanghebbende verstrekte gegevens en dat van enige vermindering of terugvordering geen sprake is geweest. Voor zover de bezwaren van belanghebbende betrekking hebben op de terugvordering over 2005 of de verrekening van de betaling van € 3.600 met een terugvordering over 2005 kunnen die bezwaren aan de orde komen bij de herbeoordeling van de aanspraak van belanghebbende op kot over 2005. Deze
omstandigheden hebben geen invloed op de beoordeling van 2007.

De overige en nader door belanghebbende genoemde omstandigheden, kortweg dat
belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2013 als gedupeerde is aangemerkt en
dat is gebleken dat zij vermeld stond op de FSV-lijst, kunnen evenmin leiden tot de
conclusie dat ten aanzien van 2007 sprake was van vooringenomenheid of bijzondere
hardheid.

De gemachtigde heeft verder betoogd dat het zou passen bij de geest van de Herstelregelingen dat de Commissie aan UHT zou adviseren om de door belanghebbende verrichte betaling van € 3.600 aan belanghebbende terug te betalen, omdat –zo begrijpt de Commissie– die betaling door de Belastingdienst/ Toeslagen ten onrechte ten dele is doorbetaald aan het kinderdagverblijf of is verrekend met een (vermeende) vordering van het kinderdagverblijf op belanghebbende. De Belastingdienst/Toeslagen zou niet bevoegd zijn tot een dergelijke doorbetaling of verrekening. De Commissie is van mening dat de vraag of de
Belastingdienst/ Toeslagen tot een dergelijke doorbetaling of verrekening bevoegd was, in beginsel buiten het kader van de Herstelregelingen valt. De Commissie zou het echter passend achten, indien UHT in het kader van de nog uit te voeren heroverweging van de aanspraak van belanghebbende op kot over 2005, na overleg met de Belastingdienst/ Toeslagen, aan gemachtigde zou meedelen waarom de Belastingdienst/Toeslagen meende tot een dergelijke doorbetaling/verrekening bevoegd te zijn geweest.

Gezien het vorenstaande concludeert de Commissie dat de bezwaren van
belanghebbende geen doel treffen. De Commissie adviseert UHT om te bevorderen dat de herbeoordeling van de aanspraak van belanghebbende op kot over 2005 zo snel mogelijk zal plaatsvinden.

Samenvatting en advies

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, het primaire besluit van 7 september 2021 in stand te laten en het verzoek tot toekenning van een vergoeding van proceskosten af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter