Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05331 BAC 2022-05334 BAC 2022-05337

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 5 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I, 5 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 5 maart 2022 met kenmerk UHT-D5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 11 maart 2022

Hoorzitting: 23 februari 2023

Overdracht advies aan UHT: 17 maart 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften gegrond te verklaren onder toekenning van een proceskostenveroordeling. Ook adviseert de Commissie UHT om belanghebbende (onder verstrekking van een herziene berekening) een verhoogd bedrag aan compensatie toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door mr. (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen:

  • (eerste bezwaarschrift) de door UHT genomen beschikking definitieve
    compensatie Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 5 maart 2023 (UHT-DC I);
  • (tweede bezwaarschrift) de door UHT genomen beschikking definitieve beschikking afwijzing compensatie Kinderopvangtoeslag van 5 maart 2023 (UHTDC-I A);
  • (derde bezwaarschrift) de door UHT genomen beschikking herbeoordeling
    Kinderopvangtoeslag van 5 maart 2023 (UHT-DH5 A).

Aan belanghebbende is voor de jaren 2014, 2015, en de maanden september tot en met november 2016 een compensatie toegekend.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat belanghebbende door de
Belastingdienst/ Toeslagen institutioneel vooringenomen is behandeld.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 5 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) teruggevorderde of niet toegekende KOT (artikel 2.3 lid 1 Wht);
  • vergoeding van de door de B/T opgelegde bestuurlijke boete voor verzuim of vergrijp (artikel 2.3 lid 2 Wht);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (artikel 2.3 lid 3 Wht);
  • vergoeding van immateriële schade van €500,- per zes maanden (artikel 2.3 lid 4 Wht);
  • vergoeding van de invorderingskosten, inclusief rente (artikel 2.3 lid 5 Wht);
  • vergoeding van beroepsmatig verleende juridische hulp (artikel 2.3 lid 6 Wht);
  • rentevergoeding over gemiste KOT (artikel 2.3 lid 7 Wht);
  • extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag (artikel 2.3 lid 8 Wht).

Procesverloop

  • Bij brief van 1 maart 2021 (UHT-B DMB2) heeft de UHT belanghebbende een
    vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij
    is een bedrag aan compensatie toegekend van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 8 oktober 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat belanghebbende over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2016, en over december 2016 geen aanspraak heeft op hardheidscompensatie, en evenmin op compensatie wegens institutioneel
    vooringenomen handelen.
  • Bij definitieve beschikking van 5 maart 2022 (UHT-DC 1) is het
    compensatiebedrag aangevuld tot € 31.745.
  • Bij beschikking van 5 maart 2022 (UHT-DH5 A) heeft UHT belanghebbende bericht dat niet is gebleken dat de KOT over de maanden januari tot en met augustus en de maand december 2016 te laag is vastgesteld.
  • Bij beschikking van 5 maart 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT belanghebbende bericht dat uit de herbeoordeling van de KOT over de maanden januari tot en met augustus en de maand december 2016 geen fouten zijn gebleken.
  • Tegen alle hiervoor genoemde beschikkingen van 5 maart 2022 heeft gemachtigde op 11 maart 2022 pro forma bezwaarschriften ingediend. Deze bezwaarschriften zijn op 25 oktober 2022 aangevuld met gronden.
  • De UHT heeft op 30 november 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
  • Op 23 februari 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Compensatie over 2014

Tussen partijen staat niet ter discussie dat in de definitieve compensatieberekening ten
onrechte is uitgegaan van een over 2014 terug te betalen bedrag groot € 11.541. Dit bedrag dient volgens zowel belanghebbende als UHT te worden gewijzigd in € 11.806.

Dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.

Compensatie over 2015

UHT heeft onder verwijzing naar het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum (LIC)
uiteengezet waarom het onder e genoemde bedrag is gesteld op € 6.945.

Partijen zijn het erover eens dat de compensatieberekening over het jaar 2015 in het voordeel van belanghebbende dient te worden bijgesteld op de door UHT in het schriftelijk verweer erkende wijze. Dat wil zeggen dat het onder sub c in de compensatie berekening genoemde terug te betalen bedrag dient te worden gewijzigd van € 14.264 in € 14.630.

Het bedrag onder a in de compensatie berekening dient te worden gewijzigd in € 462 en het bedrag onder c daarvan dient te worden gewijzigd in € 219.

De bezwaren tegen de compensatieberekening over 2015 zijn dus gegrond.

Compensatie over 2016

Belanghebbende heeft ter zitting erkend dat de eerder door haar bepleite verhoging naar € 615 onjuist is. Belanghebbende heeft haar bezwaar tegen de compensatie over 2016 in zoverre ingetrokken.

UHT heeft bevestigd dat het bedrag onder a in de compensatieberekening na herberekening over 2016 dient te worden gewijzigd. Het bedrag dient volgens UHT te
worden verhoogd van € 461 naar € 462.

Het bezwaar tegen de compensatieberekening over 2016 is gelet op het voorgaande
gegrond.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gegrond is, adviseert de Commissie
om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:

  • de bezwaren van belanghebbende gegrond te verklaren;
  • bij beslissing op bezwaar aan belanghebbende een correcte compensatieberekening toe te zenden en daarbij ook de componenten aanvullende vergoeding, materiële schade en rentevergoeding opnieuw te berekenen;
  • bij beslissing op bezwaar aan belanghebbende alsnog de bij primaire besluiten ten
    onrechte niet toegekende compensatie (althans het verschil met de eerder al uitbetaalde compensatiebedragen/ compensatieberekening) toe te kennen;
  • aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2
    procespunten met wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter