BAC 2022-04620
Publicatiedatum 07-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 9 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 22 februari 2022]
Overdracht advies aan UHT: 14 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking in stand te laten en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen “Beschikking eerste toets € 30.000” van 9 maart 2022 (met kenmerk UHT CHR GU). In deze beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij in de lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 uit te betalen.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 21 februari 2022 heeft UHT belanghebbende telefonisch ervan in kennis
gesteld dat zij niet in aanmerking komt voor de forfaitaire vergoeding van €
30.000 over de toeslagjaren 2014 tot en met 2019. - Bij brief van 22 februari 2022 heeft gemachtigde pro forma bezwaar ingediend
tegen deze mondeling kenbaar gemaakte beslissing. - Bij beschikking van 9 maart 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan
belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van €
30.000 over toeslagjaren 2014 tot en met 2019. - Op 16 maart 2022 heeft UHT de ontvangst van het bezwaarschrift schriftelijk aan
belanghebbende bevestigd. - UHT heeft op 6 maart 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
- Bij brief van 13 juli 2023 heeft gemachtigde het pro forma bezwaar van 22 februari 2022 aangevuld met gronden.
- Op 13 september 2023 heeft gemachtigde per e-mail kenbaar gemaakt af te zien van de op 14 september 2023 geplande mondelinge behandeling, het bezwaar te
handhaven en dat de zaak op stukken kan worden afgedaan. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in de vergadering van 14 september 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende is het niet eens met de beslissing van UHT in de lichte toets om aan
haar nog geen € 30.000 toe te kennen over toeslagjaren 2014 tot en met 2019. In
bezwaar is de Commissie – kort samengevat – gevraagd of UHT op goede gronden tot
deze beslissing is gekomen.
Het kabinet heeft in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag een aantal
aanvullende maatregelen genomen met als doel sneller recht te kunnen doen aan een
grote groep gedupeerde ouders. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een
forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel
hebben ingediend en daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen.
Uit de door UHT ingebrachte schriftelijke reactie met onderliggende stukken is de Commissie gebleken dat een groot deel van de bijstellingen van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de betreffende toeslagjaren hebben plaatsgevonden vanwege wijzigingen in (met name) het toetsingsinkomen en het aantal opvanguren. Deze wijzigingen vinden plaats aan de hand van het reguliere toeslagenproces en geven op zichzelf geen blijk van vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. Voorts heeft de Commissie geconstateerd dat over de toeslagjaren 2015 en 2016 sprake is van stopzetting van de KOT door belanghebbende zelf. Voor de stelling van gemachtigde, dat nergens uit blijkt dat belanghebbende de KOT over de toeslagjaren 2015 en 2016 zelf heeft stopgezet, ziet de Commissie geen aanknopingspunten. Niet, of althans onvoldoende gemotiveerd is namelijk waarom geen waarde gehecht zou mogen worden aan de door UHT overgelegde gegevens van het digitale systeem van Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waar de stopzetting uit blijkt. Nu daarnaast over de toeslagjaren 2017 en 2019 geen sprake is van neerwaartse bijstelling van de KOT, begrijpt de Commissie dat UHT heeft geoordeeld dat belanghebbende in de lichte toets nog niet in aanmerking komt voor compensatie over de toeslagjaren 2014 tot en met 2019.
De Commissie merkt voor de volledigheid nog op zij de stellingname van gemachtigde,
dat UHT bij de behandeling van de zaak van belanghebbende zou zijn afgeweken van de vastgestelde werkwijze, niet volgt. In het pro forma ingediende bezwaarschrift schrijft gemachtigde zelf: “cliënt telefonisch is gebeld door uw medewerker (…) met de
mededeling dat cliënte is afgewezen voor de lichte toets”.
Het vorenstaande maakt dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar van
belanghebbende ongegrond te verklaren. Dat betekent dat de genomen beslissing niet
verandert. Voor zover een grondiger bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand
niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit
zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn en heeft derhalve geen
gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets. De Commissie adviseert UHT om het
bezwaarschrift ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking in stand te laten en
geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter