BAC 2022-10214
Publicatiedatum 06-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 juli 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 8 september 2022
Hoorzitting: 5 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 19 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te
kennen.
Onderwerp van advies
De door (hierna: de gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 7 september 2022, ontvangen op 8 september 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking eerste toets van 28 juli 2022, met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).
Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 van de Wht moet de bestreden beschikking van 28 juli 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking eerste toets van 28 juli 2022 (UHT CHR MGU) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog
geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen. - Gemachtigde heeft bij brief, ingekomen op 8 september 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 26 september 2022 UHT een ontvangstbevestiging van dit bezwaar gestuurd.
- Op 14 maart 2023 ontvangt de Commissie het bericht dat UHT een beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit (BNTB) heeft ontvangen.
- Op 30 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 5 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.
UHT heeft in haar schriftelijke reactie de berekening en de systematiek van de
berekening van de KOT toegelicht. De Commissie is van oordeel dat uit de schriftelijke
reactie van UHT voldoende duidelijk volgt dat belanghebbende (vooralsnog) geen recht heeft op een compensatiebedrag over de jaren 2012 en 2017 tot en met 2019.
Voorts meent de Commissie dat UHT in haar schriftelijke reactie voldoende helder
uiteengezet heeft hoe in de toeslagjaren 2012 en 2017 tot en met 2019 de betalingen en verrekeningen hebben plaatsgevonden. Voor wat betreft het toeslagjaar 2012 blijkt uit de producties 4 en 5 dat de KOT op 21 april 2012 neerwaarts is bijgesteld, omdat
belanghebbende de KOT per 20 maart 2012 zelf heeft stopzet. Voor wat betreft het
toeslagjaar 2017 blijkt uit de producties 6, 7 en 7a dat de neerwaartse correctie van 11
oktober 2019 zijn grondslag vindt in een wijziging van de daadwerkelijk genoten
opvanguren en het toetsingsinkomen. De bijstellingen voor de desbetreffende
toeslagjaren hebben plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie en zijn te duiden als reguliere correcties. Voor wat betreft de toeslagjaren 2018 en 2019 blijkt uit het overzicht van de beschikkingen uit de respectievelijke toeslagjaren 2018 (productie 8) en 2019 (productie 9) dat er geen neerwaartse correcties hebben plaatsgevonden.
De Commissie heeft op basis van alle thans beschikbare schriftelijke informatie en
hetgeen ter zitting is verklaard geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt
dat in deze toeslagjaren sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid of verdenking handelen met opzet/grove schuld (hierna O/GS). De Commissie kan dan ook niet anders concluderen dan dat UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen.
Voor zover de gemachtigde namens belanghebbende vragen stelt over informatie die van het UWV is verkregen, licht UHT in de schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting
duidelijk toe dat het informatie over het werkverleden van belanghebbende betreft. Om in aanmerking te komen voor KOT dient een ouder werkzaam te zijn, te studeren of een traject naar werk te volgen.
De Commissie kan de UHT ten slotte volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de inspanning (ook wel de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende
onderzoek) bij het nemen van de beschikking inzake de lichte toets. UHT stelt zich terecht op het standpunt dat de lichte toets als doel heeft ouders sneller recht te kunnen doen en dat deze lichte toets binnen bepaalde kaders wordt uitgevoerd. De stukken waarvan gebruik gemaakt zijn toegevoegd aan het dossier en bevatten niet het volledige dossier van belanghebbende. De Commissie constateert dat de uitkomst van de beschikking lichte toets is vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had, waaronder SAS-overzichten, gegevens over de kinderopvang en
(automatische) meldingen. De Commissie ziet hierin geen afwijkende benadering ten
opzichte van eerder uitgevoerde lichte toetsen. De Commissie heeft dan ook geen
aanknopingspunten voor het standpunt van belanghebbende dat de lichte toets niet
adequaat of onvoldoende diepgaand heeft plaatsgevonden. Dit geldt ook voor het
(voorlopige) oordeel van UHT dat de KOT voor toeslagjaar 2012 op initiatief van
belanghebbende zelf is stopgezet. Zoals in de beschikking opgenomen betreft dit geen
definitieve afwijzing. Er volgt nog een integrale beoordeling. Tijdens de integrale
beoordeling wordt er uitgebreid naar de situatie van de ouders gekeken en wordt er een uitgebreid dossier samengesteld.
De Commissie is gelet op het voorgaande en in antwoord op de hierboven gestelde vraag van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een aan de hand van voornoemde stukken gegeven toelichting tijdens de hoorzitting, het bestreden besluit door UHT voldoende is onderbouwd. De Commissie stelt zich dan ook op het standpunt dat het bezwaar van belanghebbende tegen de bestreden beschikkingen voor wat betreft de jaren 2012 en 2017 tot en met 2019 ongegrond is.
Voor zover een grondiger bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Gemachtigde heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Omdat de Commissie
adviseert tot ongegrondverklaring van het bezwaar van belanghebbende, komen deze
kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te
verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter