Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10049

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 28 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 28 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 1 september 2022

Hoorzitting: 31 augustus 2023

Overdracht advies aan UHT: 10 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de hierboven vermelde door UHT genomen beschikkingen van 28 juli 2022.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) zijn beide beschikkingen afgegeven.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen, (hierna: Whot) in werking
getreden.

Gelet op 8.6 en artikel 9.2 Whot moeten de bestreden beschikkingen van 28 juli 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 19 februari 2021 schriftelijk verzocht om een herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 en 2009.
  • Bij brief van 30 april 2021 is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat geen reden bestaat om € 30.000 te betalen.
  • Vervolgens is bij beschikking van 3 juni 2021 aan belanghebbende medegedeeld
    dat hij in aanmerking komt voor € 30.000. UHT vermeldt hierbij dat de situatie
    nog verder zal worden beoordeeld.
  • Naar aanleiding van het oudergesprek op 17 mei 2022 heeft belanghebbende met zijn persoonlijk zaakbehandelaar afgesproken dat de jaren 2011 en 2012 ook worden meegenomen in de herbeoordeling.
  • UHT heeft een herbeoordeling uitgevoerd over de toeslagjaren 2008, 2009, 2011 en 2012. In het beoordelingsformulier van 11 juli 2022 stelt UHT dat er geen recht is op compensatie, omdat geen sprake is van institutionele vooringenomenheid, hardheid van het stelsel of onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.
  • Ten aanzien van de vraag naar institutionele vooringenomenheid is advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW). Op 12 juli 2022 heeft de CvW haar beoordeling aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat over toeslagjaren 2008, 2009, 2011 en 2012 geen sprake is vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is voor een hardheidscompensatie.
  • Bij beschikkingen van 28 juli 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende geen
    recht heeft op een compensatiebedrag voor toeslagjaren 2008, 2009, 2011 en
    2012.
  • Op 30 augustus 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen. Op 9 februari 2023 zijn de gronden van bezwaar aangevuld.
  • Op 10 april 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Op 31 augustus 2023 heeft de Commissie het bezwaarschrift behandeld in aanwezigheid van partijen. Een verslag van deze hoorzitting is achter dit advies
    gevoegd.

Ontvankelijkheid

Het is niet in geschil dat de bezwaren ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Is belanghebbende gedupeerd?

Belanghebbende is in eerste instantie aangemerkt als gedupeerde. Hij kreeg een excuusbrief en heeft € 30.000 ontvangen. Belanghebbende stelt dat vervolgens is gezegd dat hij niet gedupeerd is en zijn kinderen daardoor niet in aanmerking komen voor de Kindregeling. Belanghebbende vindt dit onbegrijpelijk.

De Commissie kan het standpunt van belanghebbende volgen dat het lastig te begrijpen is dat belanghebbende na een aanvankelijke afwijzing een excuusbrief en € 30.000 ontvangt en dan te horen krijgt dat hij toch niet gedupeerd is. De Commissie stelt vast dat UHT hier ter zitting weinig uitleg over heeft gegeven, behalve dat de eerste afwijzingsbrief waarschijnlijk automatisch is verstuurd. Bij de eerste toets heeft
vervolgens een controle plaatsgevonden waarbij is vastgesteld dat recht bestaat op €
30.000, omdat belanghebbende betrokken was bij een CAF 11-onderzoek (Appelbloesem). Dit betekent dat belanghebbende in het kader van de ‘lichte toets’ als
gedupeerde is aangemerkt.

Zijn de beschikkingen goed gemotiveerd en zorgvuldig voorbereid?

Belanghebbende stelt dat de beschikkingen in strijd zijn met het zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel. Meer specifiek stelt belanghebbende dat de afwijzing van
compensatie voor toeslagjaar 2012 onvoldoende gemotiveerd is. B/T heeft de
opvanggegevens niet conform de gegevens van de kinderopvanginstelling vastgesteld,
maar trekt wel de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn dat de dienst vooringenomen heeft gehandeld. Zonder nadere onderbouwing en informatie is die conclusie niet te trekken, aldus belanghebbende.

De Commissie constateert dat de beschikkingen zijn vastgesteld aan de hand van de
gegevens die B/T tot haar beschikking had. Ter voorbereiding van de definitieve
compensatiebeschikking heeft de persoonlijk zaakbehandelaar het beoordelingsformulier opgesteld. In dit formulier staat een overzicht van de aan belanghebbende per toeslagjaar verstrekte voorschotten en van de vastgestelde bedragen aan KOT. Het beoordelingsformulier is vervolgens voorgelegd aan een beoordelaar en zij heeft een voorlopige zienswijze geschreven. Het beoordelingsformulier met de voorlopige zienswijze zijn hierna voorgelegd aan de CvW. De CvW heeft geoordeeld dat over de toeslagjaren 2008, 2009, 2011 en 2012 geen sprake is van vooringenomen handelen en/of hardheid en dat daarom geen reden bestaat voor compensatie.

Voor zover UHT de bestreden beschikkingen niet voldoende zou hebben toegelicht,
impliceert dat niet dat van een gebrekkige motivering sprake is Weliswaar is de
motivering in de bestreden beschikkingen vrij kort, maar naar het oordeel van de
Commissie heeft UHT met het indienen van de schriftelijke reactie en de overige
producties voldoende gemotiveerd waarom in de betreffende toeslagjaren geen sprake is van vooringenomen handelen. Bovendien blijkt uit de schriftelijke reactie dat UHT in de bezwaarfase heeft opgemerkt dat de betaal- en verrekenoverzichten voor de jaren 2009 en 2012 niet volledig zijn en daarom nieuwe overzichten heeft laten opmaken. Deze zijn toegevoegd aan het dossier.

Verder wijst UHT erop dat de KOT in 2012 neerwaarts is bijgesteld, omdat belanghebbende uiteindelijk minder opvanguren heeft afgenomen en dat daarom geen sprake is van vooringenomen handelen. De definitieve beschikking is hierop aangepast. Belanghebbende heeft in het verleden geen bezwaar ingediend tegen deze vaststelling. Herziening van definitieve beschikkingen uit het verleden is geen onderdeel van de Whot en het maken van bezwaar hiertegen is formeel dan ook niet mogelijk. De Commissie acht overigens het bestreden besluit op dit punt voldoende gemotiveerd.

Bezwaren ten aanzien van toeslagjaren 2008 en 2009

Belanghebbende stelt dat hij in 2008 en 2009 duizenden euro’s heeft terugbetaald aan
de Belastingdienst. Hij vindt het onbegrijpelijk dat over deze terugbetalingen niets is te
terug te vinden. Daarnaast is ook niet duidelijk wie de KOT in 2009 voor zijn dochter
heeft stopgezet. Verder begrijpt belanghebbende niet dat er niets in het
dossier staat over het fraudeonderzoek waar hij bij betrokken was.

Voor wat betreft het fraudeonderzoek stelt de Commissie vast dat gastouderbureau
hierbij was betrokken. Hieruit volgt dat sprake is van groepsgewijs vooringenomen handelen door B/T. De Commissie overweegt dat uit het dossier echter niet volgt dat belanghebbende zelf hiermee is geconfronteerd. Daarvoor is noodzakelijk dat sprake is van een vooringenomen neerwaartse correctie in de individuele zaak. Dit laatste is volgens de Commissie niet aan de orde. Zo blijkt uit het dossier dat belanghebbende in 2008 niets heeft moeten terug te betalen. Hij heeft € 989 aan KOT ontvangen. Vervolgens is het bedrag in de definitieve beschikking over dit jaar vastgesteld op € 971. Het verschil van € 18 is niet teruggevorderd van belanghebbende.

Daarnaast wijst de Commissie erop dat in 2009 een neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden, omdat belanghebbende zelf de KOT via het burgerportaal op 27 juli 2009 heeft stopgezet. Deze wijziging is ingegaan met ingang van 10 juli 2009. Het is de
Commissie niet gebleken dat de KOT op initiatief van B/T of gastouderbureau is stopgezet. Evenmin heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat zijn kind na 10 juli 2009 wél kinderopvang heeft genoten.

Verder begrijpt de Commissie dat belanghebbende documentatie had willen zien over het fraudeonderzoek. Voor deze bezwaarprocedure zijn deze stukken niet relevant. De
Commissie wijst op de mogelijkheid een verzoek in te dienen bij UHT om aan hem zijn
persoonlijke dossier te verstrekken. Indien belanghebbende hierop prijsstelt, moet hij dit kenbaar maken aan UHT.

Conclusie

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter