Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09968

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 augustus 2022 met kenmerk UHT-CWS LOP BZW

Ontvangst bezwaarschrift: 26 augustus 2022

Hoorzitting: 27 juli 2023 om 10.00 uur

Overdracht advies aan UHT: 1 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) van 18 augustus 2022.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 17 februari 2020 bij UHT gemeld met een verzoek om herbeoordeling van haar situatie ten aanzien van de aan hem uitgekeerde kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de periode 2006 tot en met 2010.
  • Bij beschikking van 30 augustus 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie KOT toegekend van € 160.655 over de jaren 2006 tot en met 2010.
  • Op 17 oktober 2021 heeft belanghebbende CWS verzocht om een aanvullende
    schadevergoeding.
  • Op 31 maart 2022 heeft een toelichtingsgesprek plaatsgevonden bij CWS waarin
    belanghebbende haar verzoek om aanvullende schadevergoeding heeft toegelicht.
    Het verslag van dit gesprek is op 31 maart 2022 met belanghebbende gedeeld.
  • Op 13 april 2022 heeft gemachtigde gereageerd op nadere vragen van CWS.
  • Op 9 mei 2022 heeft CWS een advies uitgebracht aan UHT over de aanvullende
    schadevergoeding.
  • Bij beschikking van 18 augustus 2022 heeft UHT dit advies overgenomen en het
    verzoek om aanvullende werkelijke schadevergoeding afgewezen.
  • Op 26 augustus 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze
    beschikking.
  • Op 29 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden.
  • Op 13 juni 2023 heeft gemachtigde hier een nadere reactie op gegeven.
  • Op 27 juli 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld
    tijdens een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter
    dit advies gevoegd.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het is niet in geding dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader

De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het
bestreden besluit van UHT het volgende voorop. In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt het kabinet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wet hersteloperatie Toeslagen (hierna: Whot) vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (vgl. het eerdere advies van de BAC van 29 april 2022, zaak nr. BAC 2021-2219, te raadplegen via www.herstel.toeslagen.nl). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.

Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich volgens vaste
jurisprudentie op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft
dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders. UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van de CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.

In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar Causaal verband / strafrechtelijke veroordeling. Belanghebbende heeft in haar aanvraag
bij CWS aangegeven dat zij inkomens- en pensioenschade heeft geleden vanaf de datum van en vanwege haar strafontslag bij de Belastingdienst. Daarnaast heeft zij vanwege haar strafrechtelijke veroordeling geen ander werk kunnen vinden. In deze
bezwaarprocedure stelt belanghebbende dat deze veroordeling geen rol mag spelen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een causaal verband tussen de gestelde geleden schade en de onrechtmatige terugvordering door B/T. Belanghebbende heeft bij haar verzoek om herbeoordeling en in het beginstadium van de CWS-procedure al naar voren gebracht dat zij was ontslagen en strafrechtelijk is veroordeeld. Daarnaast stelt belanghebbende dat de verklaringen uit het ontslagbesluit uit 2010 waarop CWS onder andere haar advies heeft gebaseerd, onjuist zijn.

CWS heeft geoordeeld dat het niet kan adviseren tot vergoeding van deze schadeposten. Volgens CWS ontbreekt het causaal verband tussen de opstelling van de
Belastingdienst/Toeslagen en de gestelde geleden schade door de terugvordering van de KOT. UHT is hierin meegegaan en stelt dat het advies van CWS voldoende is gemotiveerd en zorgvuldig is opgesteld. De strafrechtelijke veroordeling is onherroepelijk. Daarnaast staan de feiten waarvoor belanghebbende is veroordeeld in direct verband tot de KOT van de jaren 2006 tot en met 2010. Volgens UHT zijn er in het bezwaarschrift geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd die leiden tot een andere conclusie.

De Commissie wijst allereerst op het beoordelingskader van CWS. Hierin staat dat een
belanghebbende die in aanmerking wil komen voor aanvullende schadevergoeding
aannemelijk moet maken dat de geleden schade een gevolg was van de problemen met de KOT. Dit betekent niet dat er harde bewijsstukken worden gevraagd, maar het
verhaal van een belanghebbende moet wel passen in de tijdlijn zoals die uit het dossier
volgt en dit moet ook ondersteund worden door de overige informatie. Pas op het
moment dat aannemelijk is dat een belanghebbende schade heeft geleden én dat deze
schade in direct verband staat met het handelen van B/T, komt CWS toe aan het
begroten van de schade. Het bestaan van schade en de aanwezigheid van een causaal
verband tussen deze schade en de KOT problematiek zijn dus voorwaarden om toe te
komen aan het begroten van de schade.

De Commissie overweegt dat CWS eerst de vraag heeft beantwoord of het aannemelijk is dat de gestelde geleden schade (verlies aan inkomen en pensioenschade) door belanghebbende een gevolg was van de KOT problematiek. Hiertoe heeft CWS een eigen onderzoek gedaan. Dit onderzoek is volgens de Commissie zorgvuldig verricht en goed gemotiveerd. Op basis van de verklaringen die destijds door belanghebbende zijn gedaan in het kader van de ontslagprocedure, is er een beeld ontstaan dat belanghebbende de regels die golden voor de aanvraag van de KOT en besteding van de ontvangen KOT niet in acht heeft genomen. Zij heeft de ontvangen gelden aangewend op een manier die niet strookt met de wettelijke voorschriften. De enkele stelling van belanghebbende dat deze verklaringen onjuist zijn of een onjuist beeld geven kan niet tot een ander oordeel leiden. Nog daargelaten dat deze stelling niet onderbouwd is, vindt de Commissie ook dat CWS belanghebbende voldoende ruimte heeft gegeven om eventuele onjuistheden te
weerleggen.

Daarnaast is de Commissie van oordeel dat CWS en vervolgens ook UHT terecht
doorslaggevende betekenis hebben toegekend aan de onherroepelijke strafrechtelijke
veroordeling van belanghebbende. Hierbij is de onafhankelijke en onpartijdige aard van het vonnis van belang. De stelling van belanghebbende dat haar strafrechtelijke
veroordeling in deze procedure niet mag worden tegengeworpen, volgt de Commissie
niet. Weliswaar erkent UHT dat er een fout is gemaakt bij de integrale beoordeling door de strafrechtelijke veroordeling daarin niet te betrekken, maar de procedure bij CWS is een aparte procedure waarbij CWS de ruimte heeft om zelfstandig tot een oordeel te komen en een advies uit te brengen. Gelet hierop volgt de Commissie het standpunt van UHT dat de schade die belanghebbende stelt te hebben geleden niet het gevolg is van een onterechte opstelling van B/T, maar het gevolg is van eigen (strafbare) handelingen.

Gezien de zorgvuldigheid die CWS in acht heeft genomen bij het tot stand brengen van
het advies en de begrijpelijkheid van de redenering van CWS, mocht UHT zich op het
CWSadvies baseren voor het nemen van de bestreden beschikking. Ter zitting zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een andere conclusie zouden
rechtvaardigen. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende daarom
ongegrond.

Kindregeling

Wellicht ten overvloede wijst de Commissie op de Kindregeling. De Whot bevat een
regeling die ziet op een tegemoetkoming aan kinderen van ouders die voor compensatie in aanmerking komen. Aan kinderen die op 1 januari 2005 jonger waren dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 november 2022 zijn geboren, wordt ambtshalve – zonder dat daartoe een verzoek hoeft te worden gedaan – een tegemoetkoming toegekend door B/T.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het bezwaar tegen de
beschikking ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter