Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09953

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 3 augustus 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 27 augustus 2022

Hoorzitting: 27 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 16 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten en daarbij met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over de stopzettingen over toeslagjaren 2009, 2010 en 2016 en het weigeren van betalingsregelingen.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn. Catshuisuitkering van 3 augustus 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en de Catshuisregeling, komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 3 augustus 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 3 augustus 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij
    (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 22 augustus 2022, ingekomen op 27 augustus 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 11 mei 2023
    heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Bij e-mail van 1 februari 2023 heeft (hierna: gemachtigde) zich gesteld als gemachtigde van belanghebbende.
  • Op 27 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij nog geen reden zag om tot uitkering van
€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Voor de jaren 2005 en 2006 hebben geen neerwaartse correcties plaatsgevonden.

Voor de jaren 2007 tot en met 2016 hebben de neerwaartse bijstellingen, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie, en betreffen zij met name wijzigingen ten aanzien van het aantal opvanguren en het opvangtarief, en stopzettingen van de KOT. Ook is de KOT diverse malen naar beneden bijgesteld vanwege een verhoging in het toetsingsinkomen. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

De Commissie overweegt ten aanzien van de diverse stopzettingen van de KOT, over
toeslagjaren 2007, 2009, 2010 en 2016, nog als volgt. Ten aanzien van toeslagjaar 2007 is sprake van een fysiek door belanghebbende ondertekende stopzetting (productie 9). Ten aanzien van toeslagjaren 2009 en 2010 zou belanghebbende volgens UHT de KOT telefonisch hebben stopgezet (producties 15 en 18). Belanghebbende heeft op de hoorzitting betwist dat zij de KOT telefonisch heeft stopgezet. Ook betwist zij dat de stopzetting over toeslagjaar 2016 (productie 33) door haarzelf is gedaan met haar DigiD. De Commissie adviseert UHT daarom om in de integrale beoordeling hier met name aandacht aan te besteden.

In de schriftelijke reactie is een nadere uitzetting gegeven over de verschillende jaren. In de integrale beoordeling zal hier nog verder op worden ingegaan. Naar de Commissie meent, is van een motiveringsgebrek geen sprake. Ook is geen sprake van een onredelijk lange beslistermijn; uit artikel 21 van de Awir volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) een termijn van 5 jaar heeft om een tegemoetkoming te herzien.

Voor zover belanghebbende aanvoert dat B/T haar een betalingsregeling heeft
geweigerd, vat de Commissie dit op als een beroep op een Opzet/Grove Schuld (O/GS)
tegemoetkoming. De Commissie adviseert UHT om in de integrale beoordeling nader te bezien of sprake is geweest van een onterechte O/GS kwalificatie. Verder adviseert de Commissie UHT om na te gaan welke telefoonnotities van contact met belanghebbende zich in haar systemen bevinden met betrekking tot (verzoeken om) het aangaan van betalingsregelingen.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar
ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie en advies

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter