BAC 2022-09692
Publicatiedatum 06-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 11 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 17 augustus 2022
Hoorzitting: 7 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 20 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar deels gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende en op 17 augustus 2022 ontvangen bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 11 juli 2022. In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 72.355 toegekend over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) fouten gemaakt.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de forfaitaire vastgestelde
compensatie, en niet op de vergoeding van eventuele werkelijke schade. Voor dat laatste is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Procesverloop
- Op 7 januari 2021 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van de KOT voor de jaren 2008 en 2009. In overleg met belanghebbende is ook het jaar 2010 meegenomen in de herbeoordeling.
- Bij beschikking van 11 mei 2021 heeft UHT, tijdens de beoordeling eerste toets, belanghebbende laten weten nog geen aanleiding te zien om € 30.000 uit te betalen.
- Tegen deze afwijzing heeft de gemachtigde op 29 juni 2021 bezwaar gemaakt.
- Bij beschikking van 16 oktober 2021 heeft UHT naar aanleiding van het bezwaar tegen de afwijzing eerste toets alsnog een forfaitair bedrag van € 30.000 uitgekeerd.
- Het bezwaarschrift tegen de beschikking van 11 mei 2021 is hierna door gemachtigde ingetrokken.
- Bij beschikking van 11 juli 2022 heeft UHT het definitieve compensatiebedrag voor de jaren 2008 tot en met 2010 vastgesteld op € 72.355.
- Op 15 augustus 2022 heeft gemachtigde, namens belanghebbende, een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is op 17 augustus 2022 ontvangen.
- Op 9 maart 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 7 november 2023 heeft een (digitale) hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT het definitieve compensatiebedrag van € 72.355 voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 op de juiste wijze heeft berekend. Zij zal tevens ingaan op de overige gronden van bezwaar.
Compensatieberekening
Gemachtigde voert aan dat het persoonlijk dossier ontbreekt en dat het daardoor niet
inzichtelijk is hoe de compensatie is vastgesteld. UHT heeft in haar schriftelijke reactie
uitgebreid uiteengezet hoe de compensatieberekening is opgebouwd, en heeft daarbij de relevante stukken overgelegd en aangevuld. De Commissie overweegt dat de bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de
voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum – inclusief de verrekeningen met andere toeslagen – en de overige producties, de compensatieberekening en het bestreden besluit voldoende zijn
onderbouwd en zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. De Commissie volgt gemachtigde daarom niet in haar stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn.
UHT heeft toegelicht dat de rentevergoeding over het jaar 2008, 2009 en 2010 onjuist is berekend. Ook de berekening in de schriftelijke reactie onder punt 6.2.13 is volgens UHT onjuist. UHT heeft dit toegelicht tijdens de hoorzitting. De rentevergoeding (component o) zal worden aangepast in de beslissing op bezwaar.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en de
berekening van de rente over de gemiste kinderopvangtoeslag (KOT) over de
toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 te corrigeren. De Commissie adviseert UHT om de
berekening van de aanvullende vergoeding van 1% eveneens te corrigeren.
Immateriële schade
Met betrekking tot de hoogte van het bedrag van de immateriële schade merkt de
Commissie het volgende op. Op grond van artikel 2.3 lid 4 van de Wht is de vergoeding
voor immateriële schade een forfaitaire vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van
compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar. Gemachtigde voert aan dat het onduidelijk is waarom de datum van 28 april 2010 als aanvangsdatum wordt gebruikt voor het berekenen van de immateriële schade. UHT heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de juiste aanvangsdatum 26 februari 2010 moet zijn. Tevens heeft UHT in haar schriftelijke reactie toegelicht dat en waarom de hoogte van de immateriële schadevergoeding niettemin in stand blijft. Echter, tijdens de hoorzitting is naar voren gekomen dat het bezwaar deels gegrond is en dat dus de periode waarover de immateriële schadevergoeding wordt berekend zal doorlopen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Dit resulteert in een verhoging van de vergoeding voor immateriële schade.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en de
berekening van de immateriële schadevergoeding te corrigeren.
Ontbreken vooraankondiging
Gemachtigde voert aan dat de vooraankondiging compensatie KOT niet is ontvangen
door belanghebbende of gemachtigde en dat belanghebbende hierdoor in haar belangen is geschaad. Wat betreft het ontbreken van de vooraankondiging overweegt de Commissie dat UHT in haar verweer voldoende heeft gemotiveerd dat de
vooraankondiging niet is verzonden met het oog op de spoedige afhandeling in het kader van de lopende dwangsomprocedure. Er zou geen wettelijke verplichting zijn om een vooraankondiging te zenden. UHT heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat er wel een wettelijke grondslag is, namelijk artikel 6.7 Wht. De Commissie overweegt dat de wettelijke regeling de ruimte biedt om in een vroeg stadium zaken te kunnen verduidelijken of corrigeren. Het is daarom van belang dat de wettelijke regeling rond de vooraankondiging daadwerkelijk wordt nageleefd. Desondanks is belanghebbende in de visie van de Commissie in de onderhavige kwestie door het niet naleven van de wettelijke regeling rond de vooraankondiging niet in haar belang geschaad. De Commissie neemt hierbij in aanmerking dat de belanghebbende tijdens de bezwaarprocedure in de gelegenheid is geweest om haar zienswijze naar voren
te brengen.
Vergoeding proceskosten
Nu het bezwaar ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek om
vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaar (deels) gegrond te verklaren;
- de rente voor gemiste KOT aan te passen conform hetgeen UHT tijdens de
hoorzitting heeft aangegeven; - de berekening van de immateriële schade en de berekening van de aanvullende
vergoeding van 1% aan te passen en door te laten lopen tot aan de datum van de
beslissing op bezwaar; - een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te
kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor
twee.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter