BAC 2022-09458
Publicatiedatum 06-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 juli 2022 met kenmerken UHT-DH5 A, UHTDC-I A en UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 2 augustus 2022
Hoorzitting: 26 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 20 november 2023
Samenvatting
De bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT de
bezwaarschriften tegen de beschikkingen van 20 juli 2022 ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 20 juli 2022:
- met kenmerk UHT-DC I, betreffende de toekenning van een compensatiebedrag over het toeslagjaar 2014;
- met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A, betreffende de afwijzing van
compensatie over het toeslagjaar 2013.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is belanghebbende bij beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A (afwijzing compensatieregeling) en UHT-DH5 A (afwijzing
hardheidsregeling) medegedeeld dat haar over het toeslagjaar 2013 geen compensatie
toekomt. Bij beschikking met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende over het
toeslagjaar 2014 een definitief compensatiebedrag van € 7.890 toegekend.
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 24 december 2020 verzocht om herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2013 en 2014. - Bij brief van 23 februari 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT een forfaitair
bedrag van € 30.000 aan belanghebbende toegekend. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 25 maart 2022 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat
kort samengevat – belanghebbende over het toeslagjaar 2013 geen aanspraak
toekomt op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid van B/T.
Daarnaast merkt CvW op dat uit de stukken blijkt dat B/T tot de voorlopige conclusie
is gekomen dat over dit toeslagjaar een tegemoetkoming wegens Opzet/Grove Schuld (hierna: O/GS) zal worden toegekend en de compensatieregeling over het toeslagjaar 2014 wel van toepassing is. - Bij beschikkingen van 20 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A is
belanghebbende medegedeeld dat zij geen aanspraak maakt op compensatie over het toeslagjaar 2013. - Bij beschikking van 20 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I is het definitieve
compensatiebedrag voor belanghebbende over het toeslagjaar 2014 berekend op
€ 7.890 en vastgesteld op (de eerder toegekende) € 30.000. - Bij brieven van 2 augustus 2022 heeft gemachtigde bezwaar aangetekend tegen alle
drie de beschikkingen van 20 juli 2022. Op 11 september 2023 heeft gemachtigde
aanvullende gronden ingediend. - Bij beschikking van 9 september 2022 (met kenmerk UHT-O OGS B) is een O/GS tegemoetkoming aan belanghebbende toegekend over het toeslagjaar 2013 ter
hoogte van € 936. Omdat dit bedrag lager is dan het eerder toegekende bedrag van
€ 30.000 krijgt belanghebbende geen extra geld van UHT. Tegen deze beschikking is
door of namens belanghebbende geen bezwaar gemaakt. - Op 16 januari 2023 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld voor het uitblijven van een beslissing op de door hem ingebrachte bezwaren. Op 24 maart 2023 heeft UHT hierop de maximale dwangsom van € 1.442 toegekend.
- UHT heeft op 11 april 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
belanghebbende. - Op 26 oktober 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van UHT
en gemachtigde. Belanghebbende is, met bericht van afmelding, niet ter zitting
verschenen. Een verslag van deze hoorzitting is achter dit advies gevoegd. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Omvang van het bezwaar
Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat hij de stukken die ten grondslag liggen aan
de bestreden beschikking en compensatieberekening heeft ontvangen en daarin geen
onregelmatigheden heeft aangetroffen. De hierop betrekking hebbende bezwaargrond komt daarmee te vervallen. Daarnaast heeft gemachtigde het bezwaar ingetrokken voor zover dat ziet op het niet in de herbeoordeling betrekken van andere toeslagjaren dan 2013 en 2014.
De beschikkingen UHT-DC-I A en UHT-DH5 A over het toeslagjaar 2013
Hoogte van de KOT
In bezwaar voert gemachtigde namens belanghebbende aan dat de KOT over het
toeslagjaar 2013 te laag is vastgesteld. De kinderopvang zou namelijk per 30 september 2013 moeten zijn stopgezet in plaats van de door B/T gehanteerde datum van 1 juli 2013. De Commissie passeert deze stellingname, aangezien de Wht geen herziening van onherroepelijke vaststellingsbeschikkingen beoogt. De regeling heeft niet tot doel om alsnog (een hoger bedrag aan) KOT uit te keren, maar richt zich op compensatie van onterecht teruggevorderde KOT. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.
Vooringenomen handelen of hardheid
Namens belanghebbende wordt voorts betoogd dat zij over het toeslagjaar 2013 in
aanmerking zou moeten komen voor compensatie vanwege vooringenomen handelen of hardheid van B/T. B/T zou niet zonder uitvraag bij belanghebbende hebben mogen
aannemen dat de opvang(gegevens) was (waren) gewijzigd. Dat de verlaging van de
KOT zonder uitvraag als een ‘systeemfout’ of fout zonder consequentie wordt
aangemerkt, acht belanghebbende niet terecht.
De Commissie stelt vast dat de zogenoemde systeemfout niet ziet op een foutieve
aanlevering van het aantal uren van de zijde van de kinderopvanginstelling. De fout
betreft de omstandigheid dat bij de beschikking van 10 april 2015 uitgegaan is van 48
uur kinderopvang per maand in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013 in
plaats van 74 uur per maand. Deze fout is kennelijk veroorzaakt door het door B/T
gehanteerde digitale systeem. Bij beschikking van 8 januari 2016 heeft B/T deze fout
hersteld en is de KOT voor belanghebbende over het toeslagjaar 2013 definitief
vastgesteld op € 6.145 voor 74 uur per maand. De Commissie ziet in deze fout op
zichzelf onvoldoende aanleiding om te oordelen dat sprake is van vooringenomen
handelen en is van oordeel dat deze bezwaargrond geen doel treft.
De beschikking UHT-DC I betreffende het toeslagjaar 2014
Component f compensatieberekening
UHT merkt in haar schriftelijke reactie op dat in regel f van de compensatieberekening
ten onrechte alleen een bedrag aan rente ad € 19 is opgenomen. Dat had het bedrag van de laatst vastgestelde beschikking plus de rente moeten zijn. Deze fout leidt ertoe dat een te laag bedrag in de compensatieberekening in mindering is gebracht. Naar het
oordeel van de Commissie gaat UHT echter terecht niet over tot herstel. De vereiste
aanpassing zou namelijk leiden tot een verlaging van het compensatiebedrag en
daarmee in strijd komen met het beginsel dat belanghebbende door het maken van
bezwaar niet in een slechtere rechtspositie mag komen te verkeren. De Commissie
adviseert UHT daarom de compensatieberekening op dit punt in stand te laten en het
bestreden besluit op dit punt niet te herroepen.
Immateriële schadevergoeding
Belanghebbende is van mening dat de immateriële schadevergoeding te laag is
vastgesteld en dat de berekening onduidelijk is. Ter zitting verklaarde gemachtigde
echter dat hem inmiddels bekend is dat de vergoeding voor immateriële schade een
forfaitair bedrag betreft dat UHT in de onderhavige compensatieberekening op het juiste bedrag heeft vastgesteld. De Commissie onderschrijft dat de berekening van UHT correct is en adviseert daarom dit bezwaar ongegrond te verklaren.
Vergoeding voor juridische kosten
In de aanvullende gronden van 11 september 2023 voert gemachtigde aan dat
belanghebbende een vergoeding voor juridische kosten wenst, ondanks dat zij de
bezwaarprocedures destijds zelf heeft gevoerd. Op grond van artikel 2.2 onderdeel f Wht kan een forfaitaire vergoeding slechts toegekend worden voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu daarvan geen sprake is, ziet de Commissie geen mogelijkheid om UHT te adviseren opvolging te geven aan het verzoek van belanghebbende.
Kosten voor (vervangende) kinderopvang
Tot slot stelt belanghebbende dat zij schade heeft geleden wegens het niet gebruik
kunnen maken van KOT, terwijl zij wel kosten voor kinderopvang heeft moeten maken.
Voor zover hiermee wordt beoogd een verzoek te doen tot vergoeding van schade die
belanghebbende heeft geleden als gevolg van het handelen van B/T over de voorgaande jaren, merkt de Commissie het volgende op.
In de compensatieberekening is onder component l een vergoeding opgenomen voor
materiële schade. Deze vergoeding bedraagt (conform artikel 2.3 lid 3 Wht) 25 procent
van het bedrag van de niet toegekende of teruggevorderde KOT inclusief rente. Met deze component wordt beoogd op forfaitaire wijze een tegemoetkoming te bieden voor directe financiële schade die een belanghebbende mogelijk heeft geleden. Daaronder worden ook de kosten voor (vervangende) kinderopvang begrepen. Voor zover deze forfaitaire vergoeding niet de werkelijke kosten dekt die belanghebbende in dit kader heeft moeten maken, kan belanghebbende een verzoek tot vergoeding van werkelijke schade indienen, dat door UHT ter advisering zal worden voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is, geen recht op vergoeding.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om de bezwaren, gericht tegen de
beschikkingen van 20 juli 2022 ongegrond te verklaren en het verzoek om proceskosten af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter