Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-07055

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 april 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 9 mei 2022

Hoorzitting: 24 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 31 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 1 april 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de
bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 1 april 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden uitgevoerd.
  • Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 9 mei 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 23 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Op 26 mei 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Op 24 oktober 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het hoor verslag is opgenomen in dit advies.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Hoorzitting

Aan de hoorzitting op 24 oktober 2023 heeft deelgenomen. Namens UHT is
verschenen. Namens de Commissie zijn [voorzitter), [lid] en [secretaris] aanwezig.

Tijdens de hoorzitting is, kort en bondig weergegeven, het volgende besproken:

  • Belanghebbende geeft aan dat het goed gaat met haar, maar dat ze een lastige
    periode achter de rug heeft. Belanghebbende heeft per maand meer dan € 700
    moeten terugbetalen. Hierdoor heeft zij geld moeten lenen bij iemand.
    Belanghebbende heeft nog steeds een vervelend gevoel als zij een brief van de
    Belastingdienst binnenkrijgt via de postbus. Belanghebbende geeft aan dat ze niet
    weet of ze de kracht heeft om door te gaan met de integrale procedure.
  • UHT bedankt belanghebbende voor haar komst en begrijpt waar het knelpunt ligt.
    Dat zijn voornamelijk de jaren 2014 en 2015. UHT legt kort de procedure uit van
    de eerste toets en de integrale beoordeling en geeft aan dat de integrale
    beoordeling nog niet aan de orde is en dat dit nog een lange tijd kan duren.
  • De Commissie stelt een vraag aan UHT. In de schriftelijke reactie geeft UHT aan
    dat de KOT neerwaarts is bijgesteld doordat belanghebbende feitelijk opvang
    heeft verleend aan haar kind en dat dit niet mocht. Het is de Commissie niet
    duidelijk waar dit in de toen geldende wet- en regelgeving is terug te vinden. UHT
    geeft aan dit niet te hebben uitgezocht in het kader van de snelheid van de lichte
    toets. De conclusie was al snel getrokken dat dit verder onderzocht moet worden
    in de integrale beoordeling. UHT laat dit punt dus ook over aan de integrale
    beoordeling.
  • Belanghebbende is gewezen op de mogelijkheid van rechtsbijstand en heeft
    hiervoor de link naar de website van UHT ontvangen.
  • De Commissie geeft belanghebbende in overweging om de integrale beoordeling
    af te wachten. Als het voor haar een te grote emotionele belasting is, zou de
    tussenkomst van een gemachtigde wellicht uitkomst bieden. De Commissie wijst
    belanghebbende op die mogelijkheid. UHT hoopt dat belanghebbende de kracht
    vindt om door te gaan met de procedure.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de lichte toets af te wijzen.

De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 26 mei 2023 en diverse documenten, waaronder RKT-bestanden, alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend.

UHT heeft in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2011
tot en met 2016 toegelicht.

In 2011 is de neerwaartse bijstelling het gevolg van een hoger toetsingsinkomen. In
2012 en 2013 hebben er geen neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden.

In 2014, 2015 en 2016 is de KOT op € 0 beschikt door de omstandigheden van de
kinderopvanginstelling. Belanghebbende was de eigenaar van de kinderopvanginstelling waar haar zoon opvang genoot. Als gevolg van het beperkte aantal kinderen dat opvang genoot, zou belanghebbende feitelijk haar eigen zoon hebben opgevangen. Hierdoor had belanghebbende volgens Belastingdienst/Toeslagen (B/T) geen recht op KOT. De vraag of dat in dit geval terecht was, zal nader moeten worden onderzocht in de integrale beoordeling. Dit valt buiten de behandelkader van de eerste toets. Op 22 december 2015 heeft belanghebbende de KOT met ingang van 1 januari 2016 zelf stopgezet.

Op basis van deze informatie heeft UHT geconcludeerd dat geen sprake is van
institutioneel vooringenomen handelen, hardheid door B/T of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, maar van verwerking van gegevens conform de wet- en regelgeving.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de KOT was stopgezet doordat haar zoon opvang genoot in haar eigen onderneming en zij geen personeel in dienst zou hebben.
Belanghebbende heeft in verband met het beperkte aantal aanmeldingen bij de
kinderopvang personeel moeten ontslaan. Hierdoor werd er feitelijk (mede) opvang aan het eigen kind verzorgd. Belanghebbende geeft aan dat de regel dat er geen feitelijk opvang mag worden verzorgd aan een eigen kind haar toentertijd niet bekend was. Via de Belastingtelefoon had zij juist begrepen dat de enige voorwaarde was dat de kinderopvanginstelling geregistreerd is. Belanghebbende heeft ook later nergens kunnen terugvinden dat er een uitzondering gold. Ook met behulp van de gemeente heeft belanghebbende dit niet kunnen vinden.

Verder geeft belanghebbende aan dat het onduidelijk was waarom haar bezwaar tegen
de voorschotbeschikking was afgewezen en dat dit ook onduidelijk was voor de
medewerker van B/T, die zij telefonisch had gesproken. Door de schulden heeft
belanghebbende extra moeten werken in de avonduren en/of in het weekend. Dit alles
leidde tot geestelijke en lichamelijke klachten en ook het verkopen van haar huis, met verlies. Na al deze jaren heeft belanghebbende het nog steeds moeilijk als zij terugdenkt aan deze zware periode.

Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT in het kader van de lichte toets voldoende onderbouwd dat vooralsnog geen sprake lijkt van vooringenomen handelen van B/T, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld. Dit neemt niet weg dat de Commissie betreurt wat belanghebbende allemaal heeft meegemaakt.

Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt. De Commissie concludeert daarom dat
UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. De vraag of in de toeslagenjaren 2014 en 2015 terecht KOT is teruggevorderd wegens de opvang van het eigen kind, is te complex voor de eerste toets. Een en ander zal nader moet worden
onderzocht bij de integrale beoordeling. De Commissie geeft belanghebbende daarom in overweging die beoordeling af te wachten.

Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie.

Conclusie

Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter