Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00198

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I en 19 april 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 22 april 2021 en 19 mei 2022

Hoorzitting: 13 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 6 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 16 maart 2021 (UHT-DC I) en (herzien) 19 april 2022 (UHT-DC I). De beschikkingen hebben betrekking op berekeningsjaren 2007 tot en met 2011.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van de
situatie van belanghebbende over berekeningsjaren 2007 tot en met 2011 fouten zijn
gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)
zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de hiervoor genoemde jaren een
compensatie toegekend. De compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met
terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 16 maart 2021 en 19 april 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de
Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 8 oktober 2010 verzocht om een herbeoordeling van de
    KOT over de jaren 2007 tot en met 2011.
  • Bij beschikking van 16 maart 2021 en herziene beschikking van 19 april 2022
    (UHT-DC I) is de definitieve compensatie vastgesteld op € 56.188 voor
    berekeningsjaren 2007 tot en met 2011.
  • Tegen de definitieve beschikkingen van 16 maart 2021 en 19 april 2022 heeft
    belanghebbende op 22 april 2021 en 19 mei 2022 een bezwaarschrift ingediend.
  • Belanghebbende heeft op 2 augustus 2021 en 15 februari 2022 nadere gronden
    ingediend tegen de definitieve beschikking van 16 maart 2021.
  • Belanghebbende heeft op 22 augustus 2022 en 13 april 2023 nadere gronden
    ingediend tegen de definitieve beschikking van 19 april 2022.
  • UHT heeft op 31 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
    belanghebbende.
  • Op 13 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit
    advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Waar richt het bezwaar zich tegen?

De Commissie stelt vast dat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de hierboven vermelde (toewijzende) definitieve beschikkingen compensatie KOT. Het bezwaar tegen deze beschikkingen heeft betrekking op de eerste- en de herziene
compensatieberekening voor alle berekeningsjaren 2007 tot en met 2011. Het besluit
van 19 april 2022 met kenmerk UHT-DC I wordt aangemerkt als een nader besluit als
bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. De bezwaren die gericht zijn tegen dit besluit hoeven dan ook niet in een afzonderlijke procedure te worden behandeld. Bij haar beoordeling gaat de Commissie uit van de herziene compensatieberekening, onderdeel van de beschikking van 19 april 2022. De Commissie bespreekt de bezwaargronden hierna.

Persoonlijk dossier

Belanghebbende heeft in deze procedure een bezwaardossier ontvangen met alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om zijn persoonlijke dossier. De Commissie is van mening dat voor deze bezwaarprocedure alle relevante stukken aan belanghebbende zijn toegestuurd. Zij wijst in dat verband op de artikelen 7:4 Awb en artikel 5.2 lid 2 Wht die aangeven dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt.

Motivering beschikkingen

De Commissie overweegt dat UHT in de bestreden beschikkingen heeft vermeld waarom zij een compensatiebedrag aan belanghebbende betaalt. Bij de afzonderlijke
beschikkingen zijn berekeningen en toelichtingen hierop gevoegd. De persoonlijk
zaakbehandelaar heeft de beslissingen (voorafgaande aan beide beschikkingen)
afzonderlijk toegelicht aan belanghebbende. Belanghebbende is na zijn bezwaar door
UHT in kennis gesteld van alle gegevens die betrekking hebben op de zaak. Deze
gegevens zijn in het kader van de bezwaarprocedure relevant. In haar schriftelijke
reactie heeft UHT -met verwijzing naar deze gegevens- inhoudelijk gereageerd op de
bezwaargronden. Op de hoorzitting heeft belanghebbende gelegenheid gehad om te
reageren op de aan hem – en aan de Commissie – bekende gegevens. In zoverre is geen sprake van een motiveringsgebrek. Evenmin blijkt dat de beschikkingen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De Commissie overweegt dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond is.

Compensatieberekening berekeningsjaren 2007 tot en met 2011

Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij het niet eens met de opbouw van de
compensatieberekening. Door het ontbreken van onderliggende stukken kan
belanghebbende de vermelde bedragen niet controleren. De Commissie overweegt dat UHT in haar schriftelijke toelichting voldoende duidelijk uiteengezet heeft waar de
bedragen van de herziene compensatieberekening op gebaseerd zijn. De onderliggende gegevens heeft UHT aan belanghebbende verstrekt. De Commissie overweegt dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond is.

Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende heeft UHT zich in haar schriftelijke reactie onder andere op het standpunt gesteld dat het bezwaar van belanghebbende tegen componenten a, c en d van de herziene compensatieberekening voor berekeningsjaar 2008 gegrond is. UHT stelt dat het bedrag € 6.671 behoort te zijn. De Commissie meent dat UHT dit bedrag terecht als grondslag neemt voor de herziene compensatieberekening voor berekeningsjaar 2008. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.

UHT heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het bezwaar tegen component o; rentevergoeding over gemiste KOT voor alle berekeningsjaren, gegrond is. In haar
schriftelijke reactie heeft UHT deze bedragen voor alle berekeningsjaren herrekend tot en met 19 april 2022. Omdat het bezwaar tegen componenten a, c en d van de herziene compensatieberekening voor het jaar 2008 gegrond is, zal UHT de datum van de beslissing op bezwaar hanteren voor de toeslagrente van 2008. Voor de overige jaren stelt UHT zich op het standpunt dat de rentevergoeding over gemiste KOT herrekend moet worden tot en met de datum van de herziene compensatiebeschikking: 19 april 2022.

De Commissie overweegt – in afwijking van het standpunt van UHT – dat hieruit volgt dat de datum van de beslissing op bezwaar de einddatum is van de berekening van de
toeslagrente voor alle berekeningsjaren. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.

Heffingsrente en toeslagrente

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de heffingsrente ten onrechte hoger lijkt dan de toeslagrente. In haar schriftelijke reactie heeft UHT toegelicht dat heffingsrente een
synoniem is voor toeslagrente. De Commissie overweegt als volgt. In het geval van
belanghebbende is er geen toeslagrente in rekening gebracht en heeft belanghebbende daarom geen compensatie ontvangen op dit onderdeel (herziening
compensatieberekening, component d). De Commissie overweegt dat uit het voorgaande volgt dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond is.

Vergoeding juridische hulp

Belanghebbende heeft aangevoerd dat compensatie toegekend dient te worden voor het bezwaar dat hij zelf heeft ingediend. UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat
belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en dat belanghebbende om deze reden geen aanspraak heeft op een vergoeding voor juridische hulp. De Commissie overweegt dat UHT dit standpunt terecht tot uitgangspunt genomen (artikel 2.3 lid 6 Wht). Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Berekening immateriële schade

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de ingangsdatum van de periode van vergoeding van immateriële schade bepaald dient te worden op 1 januari 2007. UHT stelt zich op het standpunt dat de startdatum van de vergoeding van immateriële schade ziet op het eerste moment dat voor belanghebbende de stress en emoties over de terugvorderingen begonnen. In het geval van belanghebbende is dit de stopbrief van 24 april 2009 (productie 17). De Commissie overweegt dat het compensatiebedrag voor immateriële schade gelijk is aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a Wht, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie (artikel 2.3 lid 4 Wht). Met juistheid stelt UHT dat de ingangsdatum 24 april 2009 is. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond. Nu evenwel onderdelen van het bezwaar, naar de Commissie meent, deels gegrond zijn, adviseert de Commissie de vergoeding voor immateriële schade toe te kennen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

Verrekening schuld KOT met andere toeslagen

Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij zich afvraagt in hoeverre verrekening van een KOT-schuld met andere toeslagen toegestaan is en of de beslagvrije voet hierbij niet gerespecteerd moet worden. UHT stelt zich op het standpunt dat B/T ingevolge artikel 30 Awir is B/T bevoegd is tot verrekening van terugvorderingen met uit te betalen tegemoetkomingen of voorschotten. In het geval van belanghebbende heeft B/T hierbij rekening gehouden met een door haar geschatte beslagvrije voet van € 1.673. Hierbij werd de KOT niet meegerekend. De Commissie overweegt dat de mededeling over verrekening is verstuurd op 12 oktober 2017. De verrekeningen hadden betrekking op berekeningsjaren 2008 tot en met 2010. In de mededeling staat dat B/T rekening heeft gehouden met een beslagvrije voet van € 1.673. De KOT is niet meegerekend bij de berekening van de beslagvrije voet (productie 89). In 2017 was B/T op basis van artikel 30 lid 1 Awir bevoegd tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering met een aan hem uit te betalen tegemoetkoming of voorschot daarop, een en ander ongeacht de
inkomensafhankelijke regeling die het betreft en ongeacht het berekeningsjaar. Het
bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Verrekening betaling WSNP slotuitdelingslijst

Belanghebbende vraagt zich af hoe de betalingen aan de Belastingdienst volgens de
slotuitdelingslijst verwerkt zijn in het LIC-betaaloverzicht 2009 (productie 57). De
Commissie overweegt dat UHT als productie 55 e-mailberichten heeft overgelegd. In een ongedateerd e-mailbericht (afgedrukt op 2 september 2021) van het Landelijk incasso centrum aan de persoonlijk zaakbehandelaar van belanghebbende wordt toegelicht dat het op grond van de slotuitdelingslijst WSNP in de maand augustus 2017 ontvangen bedrag ad € 3.254,45 verrekend is met toeslagschulden. Het in dit bericht opgenomen bedrag ad € 2.005,81 (t.90.0201) is ook vermeld in het LIC-overzicht 2009. In een e-mailbericht van de persoonlijk zaakbehandelaar aan belanghebbende van 20 januari 2021 wordt toegelicht hoe B/T een op 3 augustus 2017 ontvangen bedrag verrekend heeft met andere (toeslag)schulden. Aldus heeft UHT in voldoende mate toegelicht hoe zij het volgens de slotuitdelingslijst WSNP ontvangen bedrag ad € 3.254,45 heeft verrekend met de schuld KOT 2009 en met andere toeslagschulden. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Wijziging vergoedingen immateriële schade, rentevergoeding gemiste KOT en aanvullende vergoeding

De Commissie overweegt dat het bezwaar van belanghebbende gedeeltelijk gegrond is. Zij adviseert UHT daarom de vergoeding van de rente over gemiste KOT in de herziene compensatieberekening voor alle berekeningsjaren aan te passen tot de datum van de beslissing op bezwaar. Dit heeft tot gevolg dat de berekening ook op deze wijze behoort te worden aangepast ten aanzien van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade en ten aanzien van de aanvullende vergoeding (1% van subtotaal).

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Belanghebbende heeft tweemaal bezwaar gemaakt:
tegen de beschikking van 16 maart 2021 en tegen herziene beschikking van 19 april 2022. Belanghebbende heeft recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 3
procespunten (2 bezwaarschriften en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.

Conclusie

    Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:

    • het bezwaar deels gegrond te verklaren en de aangevallen beschikkingen van 16 maart 2021 en 19 april 2022 te herroepen;
    • de compensatieberekening aan te passen op onderdeel a, c, en e voor berekeningsjaar 2008;
    • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de dagtekening van de
      beslissing op bezwaar;
    • de rentevergoeding over gemiste KOT te berekenen tot de dagtekening van de
      beslissing op bezwaar;
    • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
      hierop aan te passen, en
    • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 3 procespunten (tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2).

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter