BAC 2022-05984
Publicatiedatum 04-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 25 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 25 februari 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 6 april 2022
Overdracht advies aan UHT: 8 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde], namens [belanghebbende], ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 25 februari 2022 (UHT-DC-I A), en tegen de door UHT genomen beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 25 februari 2022 (UHT-DH5 A).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 25 februari 2022
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 6 mei 2021 telefonisch verzocht om een herbeoordeling
van de KOT over de jaren 2012 en 2013. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 31 december 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat de compensatieregeling of de hardheidscompensatie niet van
toepassing zijn voor de betrokken jaren. - Bij beschikkingen van 25 februari 2022 is belanghebbende bericht dat zij geen
recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2012 en 2013. - Gemachtigde heeft bij brief van 5 april 2022, ingekomen op 6 april 2022, tegen
deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend. - Op 21 december 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Bij brief van 7 maart 2023 heeft gemachtigde nadere gronden van bezwaar
aangevoerd. - Op 9 mei 2023 heeft UHT aanvullend schriftelijk gereageerd.
- Gemachtigde heeft op 2 augustus 2023 telefonisch bevestigd dat zij en
belanghebbende niet op de geplande hoorzitting van 4 augustus 2023 aanwezig
zijn omdat zij slechts digitaal gehoord willen worden. Dit heeft gemachtigde eerder via de e-mail aangegeven. De Commissie heeft in de reden voor het verzoek van gemachtigde geen aanleiding gezien om aan het verzoek tegemoet te komen. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden],heeft het bezwaar van belanghebbende op de in het dossier bekende stukken behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en
op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende
om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen. Dienaangaande overweegt de
Commissie het volgende.
Gemachtigde heeft hier in bezwaar vervolgens tegenover gesteld dat er wel sprake was
van geregistreerde kinderopvang, maar bij een andere locatie. Zij heeft dat echter niet
aannemelijk gemaakt. De verwijzing naar het e-mailbericht van de kinderopvang van 8 juni 2022 aan de gemachtigde acht de Commissie in het licht van de overige stukken uit het dossier onvoldoende overtuigend, aangezien in dat e-mailbericht slechts wordt aangegeven dat 2 kinderen van belanghebbende bekend waren bij de opvanginstelling en het jongste kind naar de peuteropvang is gegaan op basis van subsidie en niet op basis van de Wko. Verdere gegevens zouden niet (meer) bekend zijn.
Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in de desbetreffende jaren toch
aanspraak had op KOT, is de Commissie van mening dat UHT terecht heeft beslist dat de Wht niet van toepassing is en belanghebbende dus niet voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van de Wht in aanmerking komt.
Dat sprake zou zijn van persoonsverwisselingen, waarvan belanghebbende nadelige
gevolgen zou hebben ondervonden, is niet aannemelijk geworden. Uit het dossier volgt dat belanghebbende en haar zus in de desbetreffende jaren toeslagpartners waren, waardoor ook de kinderen van laatstgenoemde in de beoordeling zijn betrokken.
Dat leidt tot de slotsom dat de hiervoor in de aanhef van deze rubriek geformuleerde
vraag voor bevestigende beantwoording in aanmerking komt. Aangezien niet zal worden geadviseerd de aangevallen beschikkingen te herroepen bestaat er geen recht op vergoeding van proceskosten.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en
de aangevallen beschikkingen niet te herroepen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter