BAC 2020-073
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 19 september 2020
Ontvangst bezwaarschrift: 11 november 2020
Hoorzitting: 25 juni 2021
Overdracht advies aan UHT: 15 oktober 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder andere om in de beslissing op bezwaar op te nemen dat de niet-ingevorderde KOT buiten invordering wordt gesteld, om voor de jaren 2013 en 2014 het compensatiebedrag van de compensatieberekening aan te passen naar de juiste bedragen en de in rekening gebrachte Awir-rente ook te vergoeden, om de proceskosten te vergoeden voor de juridische bijstand in de beroepszaak, en om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van de start van het CAF-onderzoek tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door haar [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 29 september 2020 (UHT-DC) van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst). De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11-onderzoek.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van € 9.694
toegekend.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
(3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade); - vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
invorderingskosten); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie
voor veronderstelde immateriële schade); - extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).
Procesverloop
- Bij brief van 27 juli 2020 heeft de dienst belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van €9.189. Bij besluit van 29 september 2020 heeft de dienst belanghebbende een compensatie toegekend van € 9.694. Namens belanghebbende is door gemachtigde bij brief van 9 november 2020 een bezwaarschrift ingediend.
- Bij besluit van 1 februari 2021 heeft de dienst vastgesteld dat belanghebbende recht
heeft op € 30.000. De dienst heeft het compensatiebedrag daarom aangevuld tot dat bedrag met € 20.306. Tegen dit besluit is geen bezwaar ingediend. - De dienst heeft voorafgaand aan de hoorzitting een verweerschrift met dagtekening 15 februari 2021 ingediend bij de Commissie.
- De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021.
- Op 9 juli 2021 heeft de dienst nog een aanvullende schriftelijke reactie en extra stukken verstrekt. Deze informatie is vervolgens bij emailbericht van 22 juli 2021 aan gemachtigde toegestuurd.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden samengevat als volgt.
Gemachtigde dient het bezwaar in naar aanleiding van de definitieve compensatie KOT
van 29 september 2020. Uit het bezwaarschrift blijkt dat belanghebbende bezwaar maakt tegen de terugvorderingsbeschikkingen KOT 2013 en 2014. Het belang bij het indienen van het bezwaar is dat een buiten invorderingstelling niet leidt tot verval van de terugvorderingen en verrekeningen, aldus gemachtigde. Voor de onderbouwing verwijst gemachtigde naar het in de eerdere beroepsprocedure ingediende beroepschrift. Voor het overige wordt de compensatiebeschikking niet bestreden.
Gemachtigde verzoekt om vergoeding van proceskosten voor de onderhavige
bezwaarprocedure.
Verweer
In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift stelt de dienst, samengevat:
- Belanghebbende is ontvankelijk in haar bezwaar.
- Tegen de terugvorderingsbeschikkingen KOT van 2013 en 2014 staat geen bezwaar
(cq. beroep) meer open en overigens is de termijn verstreken. Deze staan onherroepelijk vast. - De compensatie voor het jaar 2014 (en daarmee de totale compensatie) is onjuist
vastgesteld. Voor 2014 dient een extra bedrag van € 5.584 te worden gecompenseerd, waarmee het compensatiebedrag voor 2014 ook op € 12.822 komt. - Daarmee wordt de materiele schade ook aangepast voor het jaar 2014 tot €3.205,50.
- Bij rente en kosten is abusievelijk een bedrag van € 5 teveel in rekening gebracht.
- Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van juridische bijstand.
- Het bedrag van de niet ingevorderde KOT is inclusief rente en kosten.
- Immateriële schade wordt vergoed vanaf 1 mei 2015.
- De correctie heeft ook gevolgen voor de extra compensatie van 1%.
- Belanghebbende heeft nog recht op rente voor gemiste kinderopvangtoeslag. Dit wordt nog nader uitgewerkt.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2013 (€ 12.822) en 2014 (€
12.822) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor een totaalbedrag van € 25.644. De kinderopvangtoeslag van 2013 is bij beschikking van 15 mei 2015 op nihil gesteld. De kinderopvangtoeslag van 2014 is bij beschikking van 23 september 2014 neerwaarts gecorrigeerd tot € 7.238, en bij beschikking van 1 mei 2015 op nihil gesteld. Belanghebbende is in bezwaar en beroep gegaan en heeft om herziening verzocht. Het beroep was gericht tegen de beslissing van de dienst dat de betalingsregeling voor de terugvordering KOT 2013 en 2014 kwam te vervallen. Belanghebbende is bij het beroep bijgestaan door een gemachtigde. Het beroep is ingetrokken, maar heeft wel geleid tot een herziene beslissing op bezwaar (d.d. 20 juni 2018). In deze herziene beslissing d.d. 2 september 2019 krijgt belanghebbende alsnog een betalingsregeling waarbij rekening wordt gehouden met de betalingscapaciteit. De schuld blijft wel bestaan maar wordt niet ingevorderd. De maandelijkse toeslagen worden er niet mee verrekend. Wel worden eenmalige teruggaven voor de toeslagen en eenmalige teruggaven voor de inkomstenbelasting met deze schuld verrekend.
Deze beslissing is niet bestreden.
Bij beschikking van 29 september 2020 is aan belanghebbende een definitieve
compensatie toegekend van € 9.649.
Bij besluit van 1 februari 2021 is dit bedrag aangevuld tot € 30.000.
De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in de
Compensatieregeling. Het toegekende bedrage is opgebouwd uit een compensatiebedrag van € 20.060 (sub a), een bedrag van € 5.016 ter vergoeding van materiële schade (sub c) en een bedrag van € 1.054 voor rente en kosten (sub d). Hiervan is afgetrokken een bedrag van € 22.532 wegens niet ingevorderde KOT (sub e2). Ter vergoeding van immateriële schade is een bedrag van € 6.000 toegekend (sub b) en als extra compensatie is een bedrag van € 96 verstrekt ter compensatie van de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename in de inkomstenbelasting (sub f).
Er is geen vergoeding voor juridische hulp toegekend (sub g).
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:- 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
- 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
- 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
- Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
proceskosten); - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
Catshuisregeling); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling)
Ontvankelijkheid
De dienst heeft het bezwaarschrift ontvangen op 11 november 2020. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
Kader van het advies
Zoals op de zitting besproken is het bezwaar van belanghebbende gericht op de
terugvorderingsbeschikkingen KOT van 2013 en 2014. Nu deze beschikkingen
onherroepelijk zijn en volgens de Compensatieregeling ook niet worden herzien, is het
bezwaar op dit punt niet ontvankelijk. Over de daarop betrekking hebbende
geschilpunten zal de Commissie daarom niet adviseren. De Commissie ziet evenwel in dit geval aanleiding om op andere punten: de schuldenpositie van belanghebbende, de compensatieberekening en de vergoeding voor juridische kosten, wel in te gaan.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De schuldenpositie van belanghebbende
Gemachtigde stelt dat het bezwaar relevant is omdat er bij buiten invorderingstelling nog steeds sprake is van een schuld die kan worden verrekend, en belanghebbende nu een compensatiebedrag heeft ontvangen dat aldus kan worden verrekend. De
Staatssecretaris heeft onlangs aangekondigd dat schulden die gedupeerden van de
toeslagenaffaire hebben aan overheidsinstanties, zoals ook aan de Belastingdienst,
worden kwijtgescholden. Ook overigens is het CAF-compensatiebesluit impliciet
gebaseerd op de veronderstelling dat er na toekenning van de CAF-compensatie geen
invordering of verrekening meer zal plaatsvinden van niet-ingevorderde
Kinderopvangtoeslag. Bij de berekening van het compensatiebedrag waar CA slachtoffers recht op hebben wordt immers al een vermindering op de compensatie toegepast voor niet-ingevorderde Kinderopvangtoeslag.
Ter zitting heeft de dienst aangegeven dat de wijze waarop de schuld van
belanghebbende in het systeem van de dienst geregistreerd staat tot op heden onbekend is. Zij heeft toegezegd dat in het kader van de hersteloperatie belanghebbende op geen enkele wijze meer last zal hebben van deze schuld. In het systeem wordt er rekening mee gehouden dat belanghebbende niet meer zal worden achtervolgd, en er zullen geen verrekeningen meer plaatsvinden. In de aanvullende reactie d.d. 9 juli 2021 stelt de dienst dat het verzoek om via het LIC een schriftelijke reactie te verstrekken met daarin een toezegging dat de niet-ingevorderde KOT van belanghebbende buiten invordering wordt gesteld, niet wordt gehonoreerd. Dit vanwege de tijdsbelasting die dat voor het LIC meebrengt.
De toezegging dat de niet-ingevorderde KOT buiten invordering wordt gesteld zal wel in de beslissing op bezwaar worden opgenomen.
De Commissie kan zich gezien het bovenstaande vinden in deze toezegging. De
Commissie adviseert de dienst deze expliciete toezegging op te nemen in de beslissing op bezwaar. Nog los van de aankondiging door de Staatssecretaris adviseert de Commissie de dienst om na toekenning van compensatie op grond van het CAF11-besluit eventuele nog niet-ingevorderde Kinderopvangtoeslag op geen enkele wijze meer in te vorderen of te verrekenen.
De compensatieberekening
In de definitieve compensatiebeschikking van 29 september 2020 is niet het juiste
compensatiebedrag opgenomen voor zowel toeslagjaar 2013 als toeslagjaar 2014. De
dienst heeft deze bedragen in haar aanvullende reactie aangepast, en conform de
eerdere adviezen van de Commissie ook de in rekening gebrachte Awir-rente bij deze post opgenomen. Deze aanpassing heeft ook gevolgen voor de vergoeding van de materiële schade en de aanvullende compensatie van 1%.
De Commissie adviseert de dienst de compensatieberekening conform de nieuwe
berekening aan te passen.
Immateriële schadevergoeding
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit het CAF 11-besluit is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van zijn compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
De Commissie adviseert dan ook om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen vanaf de datum van de eerste neerwaartse correctie (in dit geval 25 juli 2014: de start van het CAF-onderzoek) tot de datum van de beslissing op bezwaar. De dienst heeft dit reeds toegezegd.
Kosten voor juridische bijstand beroepszaak
In de definitieve compensatieberekening van 29 september 2020 is geen vergoeding voor juridische bijstand toegekend. De dienst heeft in haar schriftelijke reactie van 15 februari 2021, en in haar aanvullende reactie van 9 juli 2021 aangegeven dat er ten onrechte geen vergoeding is verleend voor de gevoerde beroepsprocedure. Belanghebbende heeft zich immers in de beroepsprocedure (overigens zonder hoorzitting) tegen de terugvorderingsbeschikkingen 2013 en 2014 laten bijstaan door een gemachtigde. Hiervoor zal alsnog een procespunt worden toegekend met wegingsfactor 2, voor € 748 per punt.
De Commissie adviseert de dienst overeenkomstig dit standpunt over te gaan tot
vergoeding van de juridische kosten.
Vergoeding proceskosten huidige procedure
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2. Ook hiervoor geldt de eerder aangegeven verhoging van het tarief van € 748 per procespunt.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie:
- om in de beslissing op bezwaar op te nemen dat de niet-ingevorderde KOT buiten
invordering wordt gesteld; - om voor de jaren 2013 en 2014 het compensatiebedrag onder punt (a) van de
compensatieberekening aan te passen naar de juiste bedragen en de in rekening
gebrachte Awir-rente ook hieronder te vergoeden; - om de proceskosten te vergoeden voor de juridische bijstand in de beroepszaak, voor dit procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij € 748 per procespunt te hanteren;
- om de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren, daarvoor een wegingsfactor 2 voor elk van de procespunten toe te kennen en daarbij eveneens € 748 per procespunt te hanteren;
- om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van de start van het CAF-onderzoek tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen. Dat brengt mee dat ook de elementen c en f van de compensatiebeschikking (de zogenoemde aanvullende compensatie van 25% en van 1%) moeten worden verhoogd.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter