BAC 2021-2531
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit:1 juli 2021
Ontvangst bezwaarschrift: 20 augustus 2021
Hoorzitting: 17 augustus 2022
Overdracht advies aan UHT: 14 september 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) heeft UHT geadviseerd om het besluit in stand te laten omdat er geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of van omstandigheden die kunnen leiden tot een hardheidstegemoetkoming.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, gedateerd 18 juli 2012 (bedoeld zal zijn: 2021) en ontvangen door UHT op 20 augustus 2021, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 1 juli 2021, kenmerk UHT-DC-I A, over het toeslagjaar 2008.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 27 november 2019 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2008.
- Bij brief van 26 april 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij vooralsnog niet in aanmerking kwam voor een betaling van € 30.000.
- Op 22 juni 2021 heeft de Commissie van Wijzen (CvW) haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende aan UHT toegestuurd (bijlage 1).
- Bij beschikking van 1 juli 2021 heeft UHT het verzoek om compensatie afgewezen.
- Bij brief van 18 juli 2021, door UHT ontvangen op 20 augustus 2021, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking (bijlage 2).
- Op 7 juni 2022 heeft UHT haar schriftelijke reactie (hierna: verweerschrift) ingediend bij de Commissie (bijlage 3). Dit verweerschrift is aan gemachtigde toegestuurd.
- Per e-mail van 9 augustus 2022 heeft belanghebbende haar gronden van bezwaar
aangevuld (bijlage 4). - Op 17 augustus 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd (bijlage 5).
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming voor het toeslagjaar 2008 af te wijzen. De vraag die daarbij als eerste
voorligt, is of UHT zich mocht baseren op het advies van CvW. De Commissie stelt voorop dat een dergelijk advies moet worden aangemerkt als deskundigenadvies. Op grond van vaste rechtspraak mag verweerder (UHT) bij de besluitvorming in beginsel van dit advies uitgaan.
CvW heeft in haar advies van 22 juni 2021 vastgesteld dat er geen sprake is van
institutionele vooringenomenheid, noch van bijzondere omstandigheden die tot
toepassing van de hardheidsregeling zouden kunnen leiden.
De Commissie meent dat UHT zich heeft mogen baseren op voornoemd advies. De reden voor verlaging van het voorschot is gelegen in de inkomenswijziging van
belanghebbende. Dit is als zodanig ook niet door belanghebbende betwist, enkel de
hoogte van het bedrag komt in haar bezwaar aan de orde. Ook de Commissie ziet
daarom geen aanwijzing voor vooringenomenheid.
Voorts is van belang dat op grond van art. 49 lid 5 Awir voor toepassing van de
hardheidsregeling sprake moet zijn van een terugvordering van ten minste € 1.500 per
berekeningsjaar. Aangezien belanghebbende een bedrag van € 375 aan kot heeft moeten terugbetalen, kan zij ook geen aanspraak op deze regeling maken.
Wat door belanghebbende in bezwaar naar voren is gebracht, maakt dit niet anders.
Belanghebbende stelt gelijk met de terugvordering van € 375 ook andere bedragen terug te hebben moeten betalen, wat in dezelfde beschikking aan haar zou zijn medegedeeld. Ter zitting is duidelijk geworden dat dit inkomstenbelasting betrof. De stelling van belanghebbende dat zij hier vanuit heeft mogen gaan omdat de terugvorderingen in één beschikking aan haar zijn medegedeeld, doet aan deze feitelijke situatie niet af.
Gezien het voorgaande meent de Commissie dat de bezwaren van belanghebbende geen doel treffen en dat UHT heeft mogen uitgaan van het oordeel van CvW dat er geen reden is om tot compensatie op grond van de Compensatieregeling of tot een
hardheidstegemoetkoming over te gaan.
Samenvatting en advies
Gelet op het vorenstaande, adviseert de Commissie UHT om de bestreden beschikking in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter