Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2020-051

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 maart 2020 met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 4

Ontvangst bezwaarschrift: 7 mei 2020

Hoorzitting: 17 september 2021

Overdracht advies aan UHT: 8 februari 2022

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen beschikking definitieve compensatie CAF-11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 4).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11 onderzoek. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6
december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een
bedrag van € 16.349 toegekend. De compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in onderdeel 1 sub a, b, c, d, e en g van die regeling. Bij besluit van 26
januari 2021 is de compensatie met een bedrag van € 13.651 aangevuld tot € 30.000 op grond van de Catshuisregeling.

Procesverloop

Bij brief van 17 december 2019 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van
de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend
van € 15.844. De gemachtigde heeft bij e-mail van 6 februari 2020 gereageerd op de
vooraankondiging.

Bij beschikking van 26 maart 2020 heeft UHT belanghebbende een compensatie
toegekend van € 16.349. De gemachtigde heeft pro-forma bezwaar ingediend op 6 mei 2020 en dit aangevuld met gronden op 21 september 2020.

Aanvullende compensatie

Bij besluit van 26 januari 2021 is de compensatie met een bedrag van € 13.651 aangevuld tot € 30.000 in verband met de herbeoordeling kinderopvangtoeslag. Dit
besluit kan op grond van de Catshuisregeling worden aangemerkt als nader besluit als
bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Het bezwaarschrift heeft van rechtswege mede
betrekking op dit besluit.

Commissie werkelijke schade

De gemachtigde heeft aanvullende stukken ingediend, die op verzoek van de gemachtigde zijn doorgestuurd naar de Commissie Werkelijke Schade. De Commissie
Werkelijke Schade heeft deze stukken in behandeling genomen.

Zitting

Op 17 september 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting
gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde. Bij email van 16 september 2021 heeft gemachtigde zittingsaantekeningen ingediend.

UHT heeft bij e-mail van 6 januari 2022 nog nader gereageerd. Gemachtigde heeft bij
email van 20 januari 2022 gereageerd.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Primaire besluit voldoet niet aan de eisen van artikelen 3:2 en 3:46 Awb; het dossier ontbreekt

Gemachtigde stelt dat cliënt het bezwaardossier (nog) niet heeft ontvangen, waardoor
de juistheid van de berekening van het forfait niet gecontroleerd kan worden voor wat
betreft de hoogte van de vordering (terugvordering KOT) en/of juiste duur van de
procedure in verband met de berekening van de immateriële schade.

Het compensatiebedrag is niet deugdelijk gemotiveerd

Gemachtigde voert aan dat (de berekening van) het definitieve compensatiebedrag niet inzichtelijk is gemotiveerd. Hierdoor is niet duidelijk hoe de door cliënten ingebrachte nadere stukken in reactie op de vooraankondiging zijn gewogen.

Compensatie materiële en immateriële schade, maatwerk

In plaats van toekenning van standaardbedragen had de werkelijke materiële en
immateriële schade vergoed moeten worden. Gemachtigde stelt dat deze reële schade
ook reeds voor het primaire besluit is geduid en onderbouwd. UHT had zelf initiatief
moeten nemen tot maatwerk in plaats van te verwijzen naar een wettelijke regeling
en/of een nadere beoordeling buiten het primaire besluit om door een andere
commissie. Gemachtigde stelt dat de uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 2014,
ECLI:NL:HR:2014:736, handvatten geeft voor maatwerk.

Daarbij komt dat het forfait voor immateriële schadevergoeding ten onrechte slechts
uitgaat van een bedrag van € 500 voor de genoemde periode (tot moment van volledig herstel) en gemaximeerd wordt. Hij stelt dat de immateriële schade nu juist los staat van hetgeen feitelijk is teruggevorderd en niet te plaatsen is in het wettelijk systeem.

Verzoek vergoeding proceskosten

In het pro forma bezwaar verzoekt gemachtigde om, bij gegrondverklaring, vergoeding
van proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Ter zitting heeft gemachtigde nog aangehaald dat:

  • de LIC-overzichten ontbreken;
  • het exacte aantal procespunten dient te worden vastgesteld;
  • de immateriële schadevergoeding per toeslagjaar dient te worden toegekend.

Verweer

In zijn reactie stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar. Het bezwaar van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond: het primaire besluit van 26 maart 2020 wordt ambtshalve gecorrigeerd voor wat betreft de onderdelen a, c, f en g van de compensatieberekening, alsmede voor wat betreft de toeslagrente.

Voor het overige is het bezwaar ongegrond.

UHT heeft zich in zijn schriftelijke reactie van 21 mei 2021, samengevat, als volgt
uitgelaten over de bezwaren van gemachtigde.

Ontbreken dossier

UHT erkent dat het persoonlijke dossier van belanghebbende (nog) niet is verstrekt; het bezwaarschrift wordt daarom door UHT tevens aangemerkt als een verzoek tot het
opvragen hiervan. De stukken die met het verweerschrift van UHT zijn verstrekt en
toegelicht geven een voldoende helder beeld van de totstandkoming van het primaire
besluit.

Forfaitaire vergoedingen

Voor wat betreft een aanvullende vergoeding van werkelijke schade – boven forfaitair – zal het bezwaarschrift doorgestuurd moeten worden naar de CWS.

Vaststaande feiten

Beschikking 26 maart 2020

Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2013 (€ 9.508) en 2014 (€
10.046) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor een totaalbedrag van € 19.554.

De KOT over 2013 is bij beschikking van 15 september 2014 stopgezet. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Dit is telkens ongegrond verklaard.

De KOT over 2014 is ook bij de beschikking van 15 september 2014 stopgezet en is bij
voorschotbeschikking van 21 oktober 2014 op nihil gesteld. Belanghebbende heeft
hiertegen bezwaar ingediend. Aan het bezwaar van belanghebbende is bij beslissing op bezwaar van 8 oktober 2016 volledig tegemoet gekomen. Bij definitieve beschikking van 4 november 2016 is de KOT voor 2014 vastgesteld op € 7.451. Tegen de beslissing op bezwaar is door belanghebbende beroep en hoger beroep ingesteld. Beide zijn ongegrond verklaard.

De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in de
Compensatieregeling. Het toegekende bedrag is opgebouwd uit een compensatiebedrag van € 19.554 (sub a), een bedrag van € 4.889 ter vergoeding van materiële schade (sub c) en een bedrag van € 409 voor rente en kosten (sub d). Er is een bedrag van € 7.451 in mindering gebracht wegens eerdere bijstelling (sub e1), en een bedrag van € 7.214 wegens niet ingevorderde KOT (sub e2). Ter vergoeding van immateriële schade is een bedrag van € 6.000 toegekend (sub b) en als extra compensatie is een bedrag van € 162 verstrekt ter compensatie van de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename in de inkomstenbelasting (sub g).

Er is geen vergoeding voor juridische bijstand toegekend.

Commissie Werkelijke Schade

Daarnaast staat vast dat het onderdeel van het bezwaarschrift dat een verzoek om
aanvullende vergoeding van werkelijke schade betreft, inmiddels is ingediend bij de
CWS.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

UHT heeft het pro forma bezwaarschrift ontvangen op 7 mei 2020. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld en ontvangen op 25 september 2020. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en tijdig ontvangen en voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Dossier

In zijn schriftelijke reactie heeft UHT bevestigd dat het persoonlijk dossier van
belanghebbende nog niet is verstrekt en wordt het bezwaarschrift tevens aangemerkt als een verzoek tot het opvragen van het persoonlijk dossier van belanghebbende.

Compensatiebedrag over 2013

In het schuldenoverzicht van belanghebbende (productie 34) wordt middels een
beschikking d.d. 31 oktober 2014 € 9.634 in rekening gebracht. Dit betreft een
terugvordering over het jaar 2013. Het genoemde bedrag is inclusief Awirrente die in
rekening is gebracht aan belanghebbende. UHT heeft toegezegd dat het bedrag onder a) van de compensatieberekening met de € 126 aan Awir rente zal worden verhoogd,
conform eerdere adviezen van de Commissie.

Compensatiebedrag over 2014

In de compensatieberekening is voor het toeslagjaar 2014 een compensatiebedrag van € 10.046 toegekend. Dit bedrag is gebaseerd op de voorschotbeschikking van 27 december 2013. Op 21 juni 2014 is er echter, naar aanleiding van door belanghebbende doorgegeven gegevens, een nieuwe voorschotbeschikking gestuurd, waarin een bedrag van € 10.110 aan kinderopvangtoeslag is toegekend. De melding CAF-11 is van 7 juli 2014. Het bedrag van de voorschotbeschikking van 21 juni 2014 moet dus als uitgangspunt van de compensatieberekening gelden. UHT geeft in haar schriftelijke reactie aan dit ambtshalve te corrigeren. De Commissie sluit zich daarbij aan.

Immateriële schade

Voor wat betreft compensatie voor immateriële schade wordt in de Compensatieregeling (huidig onderdeel 3.1.2) uitgegaan van een vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking met betrekking waarmee de compensatie wordt vastgesteld.

UHT geeft in haar verweer aan dat de immateriële schade van de beschikking van 26
maart 2020 wordt berekend vanaf de datum van de eerste melding in het systeem van
de Belastingdienst/Toeslagen van 9 juli 2014 tot het moment van de primaire beschikking. De Commissie adviseert de einddatum aan te passen tot het moment van
de beslissing op bezwaar conform haar eerdere advies (BAC 2020-015).

De Compensatieregeling voldoet niet aan de exceptieve toetsing

De Bezwaarschriftenadviescommissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.

De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De compensatieregeling biedt naar de mening van de Bezwaarschriftenadviescommissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de Commissie Werkelijke Schade (zie ook BAC 2020-014).

Rente niet ontvangen Kinderopvangtoeslag

De belanghebbende heeft door de onterechte intrekking van de kinderopvangtoeslag
rente misgelopen voor de jaren 2013 en 2014. De rente wordt enkelvoudig berekend
over het tijdvak dat eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming in de beslissing op bezwaar. UHT geeft in haar
verweer aan dat deze rente wordt vergoed (toeslagrente).

Vergoeding voor juridische bijstand eerdere procedure

UHT heeft bij de beschikking van 26 maart 2020 geen vergoeding voor juridische bijstand toegekend. In haar schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting heeft UHT aangegeven dat de vergoeding voor gemaakte proceskosten zal worden gecorrigeerd.

De Commissie adviseert om conform haar eerdere adviezen compensatie voor juridische bijstand te vergoeden volgens het hoogste tarief voor de hoogste aantal punten voor alle proceshandelingen in het gehele dossier.

Extra compensatie 1%

Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet meegenomen worden indien het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Vergoeding juridische bijstand deze procedure

Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een
forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2.

Samenvatting en advies

Samengevat adviseert de Commissie:

  • om voor het jaar 2013 de in rekening gebrachte en betaalde toeslagrente onder a) van de compensatieberekening te compenseren;
  • om voor het jaar 2014 het bedrag van de voorschotbeschikking van 21 juni 2014 als
    compensatiebedrag te laten gelden;
  • om de immateriële schade voor het verloop van de procedure toe te kennen vanaf 7 juli 2014 tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • om de rente over de niet ontvangen KOT over de jaren 2013 en 2014 te compenseren;
  • om de proceskosten voor eerdere juridische bijstand te compenseren. Een en ander heeft tevens gevolgen voor de extra compensatie (1%).

Hoewel de Commissie dus adviseert om het bedrag van de compensatie te verhogen, zal dit slechts leiden tot een extra uitbetaling aan belanghebbende voor zover het totale bedrag van de compensatie de eerder ontvangen compensatie van in totaal € 30.000 overschrijdt.

Voorts adviseert de Commissie om de proceskosten voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter