Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-833

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 17 april 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/101 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 27 mei 2021

Hoorzitting: 22 juni 2022

Overdracht advies aan UHT: 21 juli 2022

Samenvatting

De Commissie adviseert te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een compensatie van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling van 17 april 2021 (CAP/UCF/21/101 UHT).

Procesverloop

Belanghebbende heeft zich op 10 februari 2021 telefonisch bij UHT aangemeld in het
kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag. Dat is bij brief van 22 februari
2021 bevestigd door UHT.

Bij beschikking van 17 april 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij vooralsnog niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000.

Bij brief van 26 mei 2021, ontvangen op 27 mei 2021, heeft gemachtigde pro forma
bezwaar ingediend tegen deze beschikking. De gronden van het bezwaar zijn door
gemachtigde bij brief van 25 oktober 2021 aangevuld. Op 3 januari 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.

Op 22 juni 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Belanghebbende is van mening dat er wel reden bestaat om over te gaan tot betaling
van het bedrag van € 30.000.

Hij betoogt dat de beschikking van 17 april 2021 lijdt aan een motiverings- en
zorgvuldigheidsgebrek. Geen van de situaties zoals omschreven in de alinea “Wat is er
uit de lichte toets gekomen?”, doet zich voor. Ook is belanghebbende het niet eens met het gestelde in de beschikking Herziening voorschot 2009 van 15 oktober 2009 waar is vermeld dat sprake zou zijn van onjuiste gegevens. Dit is niet inzichtelijk gemaakt. Er was geen sprake van gewijzigde feiten of omstandigheden. De opvang is juist noodgedwongen gestopt na het niet meer betaalbaar stellen van de voorschotten kinderopvangtoeslag. Hierdoor zijn achterstanden ontstaan bij het betalen van de rekeningen van de kinderopvanginstelling, en bijkomende schulden. Onduidelijk is waar de melding, dat er ergens in september 2009 geen opvang zou zijn, vandaan is gekomen. Belanghebbende verzoekt om vergoeding van de kosten van juridische bijstand en kosten informatie door derden.

Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat kinderopvang is
genoten van 2008 tot en met 2011.

Verweer

In haar schriftelijke reactie van 3 januari 2022 stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar en dat het bezwaar ongegrond is. UHT
heeft zich, samengevat, als volgt uitgelaten over de bezwaren van gemachtigde.

Belanghebbende heeft voor het toeslagjaarjaar 2008 met ingang van 1 oktober 2008
kinderopvangtoeslag aangevraagd voor zijn 3 kinderen. De Belastingdienst/Toeslagen
heeft de kinderopvangtoeslag beëindigd met ingang van 16 december 2008 omdat
volgens eigen opgave van belanghebbende per die datum geen sprake meer was van
kinderopvang. Dit heeft niet tot een terugvordering geleid. UHT stelt zich daarom op het standpunt dat er ten aanzien van het toeslagjaar 2008 op geen enkele wijze sprake is geweest van vooringenomen handelen of anderszins onterecht handelen door de
Belastingdienst/Toeslagen waardoor belanghebbende zou zijn benadeeld. Er is volgens UHT wel voldaan aan één de situaties genoemd in de beschikking van 17 april 2021 nu belanghebbende zelf heeft gemeld dat hij vanaf 16 december 2008 niet langer gebruik maakte van de kinderopvang. De kinderopvanggegevens zijn daardoor gewijzigd en de hoogte van de kinderopvangtoeslag 2008 is aangepast. In eerste instantie was nog uitgegaan van kinderopvangtoeslag tot en met 31 december 2008. Hierop wordt gedoeld met ‘onjuiste gegevens’ in de (standaard)brief van 15 oktober 2009.

Ook in het toeslagjaar 2009 is volgens UHT geen sprake geweest van benadeling van
belanghebbende door het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen. Belanghebbende heeft over dit hele jaar geen kinderopvang genoten zodat geen aanspraak bestond op kinderopvangtoeslag. Daarom is de kinderopvangtoeslag op nihil gesteld. Ook hier is geen sprake geweest van het moeten terugbetalen van kinderopvangtoeslag. De stelling van belanghebbende dat hij door het stopzetten van de kinderopvangtoeslag de rekeningen van de kinderopvanginstelling niet kon betalen en daardoor een schuld heeft gekregen, is, wat hier ook van zij, daarom geen gevolg geweest van het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen.

Tot slot stelt UHT zich op het standpunt dat, voor zover de beschikking van 17 april 2021 niet of onvoldoende zou zijn gemotiveerd, dit met de schriftelijke reactie van 3 januari 2022 alsnog is gebeurd.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht;
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
    (Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
    2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (Besluit proceskosten);
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
    verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde
    beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december
    2020, Staatsblad 2020, 524;
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

UHT heeft het bezwaarschrift ontvangen op 27 mei 2021. Het bezwaarschrift is tijdig
ingediend en tijdig ontvangen en voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

Kader

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand
gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit
van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de
herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig
jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die
regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
    (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld
    in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    herstelregelingen).

Motivering

In de afwijzende beschikking van 17 april 2021 onder het kopje ‘Wat is er uit de lichte toets gekomen?’ somt de UHT de situaties op die in het algemeen reden voor afwijzing
kunnen vormen. De Commissie constateert dat de beschikking van 17 april 2021 geen
deugdelijke motivering bevat, nu daaruit niet volgt waarom in het geval van
belanghebbende tot afwijzing is gekomen. In zoverre is het bezwaar gegrond.

Meerdere jaren

In de schriftelijke reactie, toegelicht ter zitting, heeft UHT voor de jaren 2008 en 2009
gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets nog niet tot toekenning van een
uitkering op grond van de Catshuisregeling over is gegaan. UHT heeft voor de
toeslagjaren 2008 en 2009 toegelicht waarom de aan belanghebbende toegekende
voorschotten aan kinderopvangtoeslag werden verlaagd: aan belanghebbende was van 1 oktober tot 31 december 2008 kinderopvangtoeslag toegekend maar na wijziging door belanghebbende is deze per 16 december 2008 stopgezet. In het toeslagjaar 2009 heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van kinderopvang. Hierdoor bestond er voor dat jaar geen aanspraak op kinderopvangtoeslag.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij behalve in 2008 ook in 2009 (en in
2010 en 2011) gebruik heeft gemaakt van kinderopvang, zo heeft zijn gemachtigde op
de hoorzitting toegelicht. UHT heeft op de hoorzitting uitgelegd dat bij de lichte toets
alleen is gekeken naar de toeslagjaren 2008 en 2009. UHT heeft toegelicht dat bij de
lichte toets enkel wordt gekeken of er in de systemen aanknopingspunten te vinden zijn voor een terugvordering (van meer dan € 1.500) voor een brede opvraag en
stopzetting zonder reden of vanwege het ontbreken van een enkel bewijsstuk, of voor
een stopzetting zonder voorafgaande uitvraag. Deze aanknopingspunten zijn niet
gevonden.

De Commissie wijst erop dat ouders in aanmerking komen voor het forfaitaire bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de voorwaarden genoemd in een van de
herstelregelingen. De Commissie constateert dat de aanknopingspunten die door UHT ter zitting zijn genoemd, ook zien op deze herstelregelingen.

In het dossier zoals dat nu voorligt, ziet de Commissie deze aanknopingspunten nog niet. Er is daarmee nog onvoldoende informatie om vast te stellen dat er sprake is van
vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen waardoor belanghebbende gedupeerd is over de toeslagjaren 2008 en 2009. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende wel als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Ter afsluiting

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden. De Commissie adviseert UHT om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

De Commissie wijst er nog op dat UHT diverse vragen ter zitting nog niet kon
beantwoorden. De Commissie adviseert UHT, ook gelet daarop, om bij de integrale
beoordeling nadrukkelijk aandacht te besteden aan:

  • het standpunt van belanghebbende dat hij van 2008 tot en met 2011 (wel) gebruik
    heeft gemaakt van kinderopvang; en
  • de vraag of over het toeslagjaar 2009 voorschotten zijn toegekend en eventueel
    teruggevorderd.

De Commissie dringt er ook op aan dat UHT, zoals ter zitting toegezegd, bij de integrale beoordeling de betaal- en verrekenoverzichten opvraagt.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.

Samenvatting en advies

Samenvattend adviseert de Commissie:

  • het bestreden besluit in stand te laten;
  • te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden;
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter