Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-195

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 26 maart 2020, 1 februari 2021, 21 april 2021 en 14 juni 2021

Ontvangst bezwaarschriften: 6 mei 2020, 11 maart 2021 en 14 oktober 2021

Hoorzitting: 13 oktober 2021

Overdracht advies aan UHT: 9 februari 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om onder andere de Awir-rente mee te nemen in de compensatieberekening; de proceskosten te vergoeden voor de juridische bijstand in de bezwaarprocedure over toeslagjaar 2014 en de rentevergoeding over de gemiste kinderopvangtoeslag alsnog aan belanghebbende toe te kennen, te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Onderwerp van advies

De bezwaarschriften van [belanghebbende], ingediend door [gemachtigde], zijn gericht tegeneen viertal beschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: UHT):

  • de Beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 4) over de jaren 2012-2014;
  • de Beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 1
    februari 2021 (UHT-B ADJ);
  • de Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 21 april 2021 (UHT-DC-I A) over 2011; en
  • de Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 24 juni 2021 (UHTDC I) over 2015-2016.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend 1) omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF-11 onderzoek en 2) omdat er bij de beoordeling van de situatie van
belanghebbende over de toeslagjaren 2015 en 2016 fouten zijn gemaakt.

Met toepassing van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 6 december 2019 (Stcrt 2019, nr. 66172, hierna: de Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van 18.487,- toegekend.

De compensatie bestaat uit verschillende elementen:

  • compensatie voor correctiebesluiten;
  • compensatie voor veronderstelde immateriële schade;
  • compensatie voor veronderstelde materiële schade;
  • compensatie voor invorderingskosten; en
  • compensatie voor proceskosten;
  • met aftrek wegens eerdere bijstelling.

Met toepassing van de Catshuisregeling is dit bedrag aangevuld tot € 30.000. Over 2011 is aan belanghebbende geen compensatie toegekend. Over 2015 en 2016 is aan
belanghebbende € 8.238 toegekend.

Procesverloop

  • Op 3 november 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan tot herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 17 december 2019 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van € 17.982. Bij beschikking van 26 maart 2020 heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 18.487.
  • Gemachtigde heeft pro forma bezwaar ingesteld op 6 mei 2020, door UHT ontvangen op 7 mei 2020. Op 21 september 2020, door UHT ontvangen op 25 september 2020, heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld. UHT heeft op 10 mei 2021 een schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie.
  • Bij beschikking van 1 februari 2021 heeft UHT op grond van de Catshuisregeling de compensatie van een belanghebbende tot een bedrag van € 30.000 aangevuld.
  • Uitsluitend ter zekerstelling van recht heeft belanghebbende op 11 maart 2021 bezwaar ingesteld.
  • Op 5 augustus 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie.
  • Bij beschikking van 21 april 2021 heeft UHT bepaald dat er bij de beoordeling van de KOT over 2011 geen fouten zijn gemaakt. Bij beschikking van 24 juni 2021 heeft UHT vastgesteld dat er over de toeslagjaren 2015 en 2016 wel fouten zijn gemaakt. Beide beschikkingen zijn verzonden aan belanghebbende maar niet aan haar gemachtigde.
  • De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021. Het verslag daarvan is bij dit advies gevoegd.
  • Gemachtigde heeft per e-mail van 14 oktober 2021 bezwaar ingesteld tegen de
    beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag.
  • Op 4 december 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie. Gemachtigde heeft afgezien van een verzoek om een tweede hoorzitting. Gemachtigde heeft per e-mail van 30 december 2021 schriftelijk gereageerd. Deze reactie is ter kennis gebracht van UHT op 3 januari 2022.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden samengevat als volgt.

Beschikking definitieve compensatie CAF-11

  1. Dossier
    Gemachtigde stelt dat de belanghebbende het bezwaardossier niet heeft ontvangen, waardoor de juistheid van de berekening van de compensatie niet gecontroleerd kan worden voor wat betreft de hoogte van de materiële en de immateriële schade.
  2. Zorgvuldigheid en motivering
    Gemachtigde voert aan dat (de berekening van) het definitieve compensatiebedrag in het besluit van 26 maart 2020 niet inzichtelijk is gemotiveerd. Hierdoor is niet duidelijk hoe de door de belanghebbende in reactie op de vooraankondiging van 17 december 2019 ingebrachte nadere stukken zijn gewogen. Het besluit voldoet volgens gemachtigde derhalve niet aan de eisen van artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
  3. Berekening compensatie
    2012; toeslagrente Ten aanzien van het jaar 2012 werpt gemachtigde de vraag op waarom de stopzetting van de kinderopvangtoeslag van 9 juli 2014 als uitgangspunt is genomen voor de compensatieberekening. Dit terwijl er op 21 februari 2012 en 21 mei 2012 al nihilstellingen zijn verzonden. Voorts blijkt uit het LIC-overzicht dat er over 2012 een bedrag van € 5.698 door belanghebbende is voldaan, terwijl onder a) in de berekening € 5.225 staat vermeld. Mogelijk komt dit voort uit een bedrag aan toeslagrente of eerdere bijstelling.
  4. 2013; toeslagrente Gemachtigde vermoedt dat er in het toeslagjaar 2013 eveneens sprake is van een toeslagrentecomponent, gezien het terug te vorderen bedrag van€ 5.591 op grond van de nihilstelling van 8 januari 2016. Daarbij volgt uit het LIC-overzicht dat (een deel van) de toeslagrente in het uiteindelijk vastgestelde bedrag aan KOT niet aan belanghebbende is uitbetaald. Ook hier is het bedrag onder a) in de berekening derhalve te laag.
  5. 2014; bedrag en toeslagrente Ten aanzien van 2014 merkt gemachtigde op dat het bedrag onder a) niet kan worden geduid, nu uit productie 32 volgt dat de laatste toekenning voor nihilstelling € 11.230 bedraagt. Ook is onduidelijk of er toeslagrente in rekening is gebracht.

Vergoeding immateriële schade

Ten aanzien van de vergoeding voor immateriële schade merkt gemachtigde op dat deze tot aan de datum van de beslissing op bezwaar dient door te lopen. Voorts verwijst gemachtigde naar een advies van CWS, waarin kort gezegd wordt overwogen dat de immateriële schade in de zin van de Compensatieregeling dient te worden aangemerkt als vertragingsschade, en als zodanig niet wordt verrekend met de door CWS vastgestelde werkelijke immateriële schade. Op grond van dit standpunt bepleit
gemachtigde dat er sprake zou moeten zijn van harmonisatie van de
Compensatieregeling met de reguliere bestuursrechtspraak, waarin zuivere
vertragingsschade wel per betrokken jaar wordt toegekend.

Exceptieve toetsing Compensatieregeling

In plaats van toekenning van standaardbedragen had de werkelijke materiële en
immateriële schade vergoed moeten worden. Gemachtigde stelt dat deze reële schade ook reeds voor het primaire besluit is geduid en onderbouwd. UHT had zelf initiatief moeten nemen tot maatwerk in plaats van te verwijzen naar een wettelijke regeling en/of een nadere beoordeling buiten het primaire besluit om door een andere commissie. Gemachtigde stelt dat de uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 2014,
ECLI:NL:HR:2014:736, handvatten geeft voor maatwerk. Hij verwijst in dit verband tevens naar een meer recente uitspraak (ECLI:NL:RVS:2021:590).

Daarbij komt dat het forfait voor immateriële schade ten onrechte slechts uitgaat van een bedrag van € 500 voor de genoemde periode (tot moment van volledig herstel). Hij stelt dat de immateriële schade nu juist los staat van hetgeen feitelijk is gebeurd en niet te plaatsen is in het wettelijk systeem. Het gebrek aan de mogelijkheid om maatwerk te leveren maakt dat er sprake is van strijd met onder meer het evenredigheidsbeginsel. Gemachtigde wijst op de uitspraak ECLI:NL:RBROT:2021:5438.

Indien sprake is van afzonderlijke besluiten en afzonderlijke beoordelingen, dient het recht op vergoeding van immateriële schade per besluit en zelfs per correctiebesluit te worden vastgesteld. Dit volgt uit de tekst van het besluit.

Exceptieve toetsing Catshuisregeling

Gemachtigde stelt dat de Catshuisregeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, omdat ernstige gevallen minder worden gecompenseerd op grond van de huidige regelingen, dan minder ernstige gevallen.

Bezwaar tegen de beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag

2011

Gemachtigde volgt voor het toeslagjaar 2011 het oordeel van de Commissie van Wijzen ten aanzien van de vaststelling dat de vordering is ontstaan uit een inkomenswijziging. Wel merkt gemachtigde op dat het inkomen van belanghebbende feitelijk gezien niet is gewijzigd, zoals ook blijkt uit het dossier. Aangezien het zowel in 2010 als in 2011 rond de 40.000 lag, is het gemachtigde niet duidelijk waarom het inkomen in de definitieve toekenning vervolgens (veel) lager is vastgesteld.

2015; toeslagrente

Gemachtigde meent dat de compensatie over het toeslagjaar 2015 onjuist is berekend. Uit het overzicht volgt dat het bedrag dat aan ontvangen toeslag in mindering wordt gebracht op de compensatie, hoger is dan het bedrag onder a).Gemachtigde voert met betrekking tot de vergoeding voor juridische bijstand aan dat er op dit moment nog een procedure loopt tegen de definitieve berekening van het recht op KOT over 2015, hetgeen derhalve in de berekening van de proceskostenvergoeding dient te worden meegenomen.

Vergoeding immateriële schade

Tevens meent gemachtigde dat op grond van het besluit over de jaren 2015 en 2016 in een afzonderlijke vergoeding voor immateriële schade dient te worden voorzien, onder verwijzing naar een eerder advies van de Commissie. Hierin is, aldus gemachtigde, overwogen dat wanneer er sprake is van twee afzonderlijke compensatiebeschikkingen die niet als nader besluit in de zin van art. 6:19 Awb zijn aan te merken, ook tweemaal de vergoeding voor immateriële schade dient te worden toegekend.

Verzoek vergoeding proceskosten

Gemachtigde heeft in het pro forma bezwaarschrift verzocht om vergoeding van
proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Verweer

UHT stelt samengevat het volgende.

Beschikking definitieve compensatie CAF-11.

  1. Het dossier ontbreekt
    UHT geeft aan het persoonlijk dossier van belanghebbende nog niet te hebben verstrekt. Het eerste bezwaarschrift is door UHT aangemerkt als een verzoek tot het opvragen van het persoonlijk dossier van belanghebbende.
  2. Zorgvuldigheid en motivering
    De compensatie is conform de toepasselijke regelgeving vastgesteld en de besluiten zijn zorgvuldig voorbereid en voldoende gemotiveerd. In de aan belanghebbende toegezonden beschikking definitieve compensatie staat duidelijk vermeld hoe het bedrag van de compensatie tot stand is gekomen.
  3. Berekening compensatiebedrag
    De in deze berekening opgenomen bedragen zijn juist. Specifiek ten aanzien van het bedrag onder a) over toeslagjaar 2014 in de compensatieberekening zet UHT nader uiteen dat hiervoor de beschikking voorafgaand aan de eerste neerwaartse correctie als uitgangspunt wordt genomen, in casu die van 21 februari 2014. Het in de berekening genoemde bedrag van € 9.909 is derhalve correct. De door belanghebbende betaalde boete/rente is onder d) opgenomen in de compensatieberekening. Er wordt een bedrag van € 372 aan belanghebbende uitgekeerd.
  4. Exceptieve toetsing Catshuisregeling
    Onder verwijzing naar eerdere adviezen van de Commissie, stelt UHT zich in haar aanvullende schriftelijke reactie van 5 augustus 2021 op het standpunt dat de
    Catshuisregeling waarbij gekozen is voor het toekennen van een forfaitair bedrag niet evident onrechtmatig of onevenredig is. Het kabinet heeft namelijk bestuurlijke keuzes gemaakt bij het gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Het stelsel van elkaar aanvullende regelingen en de hierbij geboden rechtsbescherming, geeft de voldoende mogelijkheden om de werkelijk geleden schade vergoed te krijgen en, indien nodig, op te komen voor haar recht.

Bezwaar tegen de beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag

Met betrekking tot de door belanghebbende verzochte herbeoordeling van de
toeslagjaren 2011, 2015 en 2016 stelt UHT het volgende.

2011

Ten aanzien van het toeslagjaar 2011 stelt UHT dat is gebleken dat de neerwaartse correctie zijn oorsprong enkel vindt in het gewijzigde inkomen van belanghebbende. Dit is als zodanig bevestigd door de resultaten van het onderzoek van de Commissie van Wijzen.

2015; toeslagrente

UHT stelt dat belanghebbende een bedrag toekomt aan rente over het bedrag aan KOT dat belanghebbende niet heeft gekregen. Op dit punt acht UHT het bezwaar gegrond.

Vergoeding immateriële schade

Voor de toeslagjaren 2015 en 2016 geldt dat er wel sprake is geweest van
vooringenomen handelen, maar de beschikkingen zijn voor het overige correct tot stand gekomen. Wel dient de compensatieberekening in verband met de gewijzigde termijn voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade onder i) te worden bijgesteld, waardoor tevens de aanvullende vergoeding onder k) wijzigt.

De vergoeding voor de immateriële schade is forfaitair opgebouwd en compenseert derhalve niet de door belanghebbende geleden werkelijke schade. Het Besluit voorziet in de mogelijkheid om voor de werkelijk geleden schade een verzoek om aanvullende compensatie in te dienen. Dit verzoek dient te worden voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade.

Verzoek vergoeding proceskosten

UHT geeft in haar schriftelijke reacties aan gemachtigde een proceskostenvergoeding toe te willen kennen.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
    Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid

UHT heeft de pro forma bezwaarschriften, gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 en beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling
kinderopvangtoeslag ontvangen op respectievelijk 6 mei 2020 en 11 maart 2021.

Van de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 21 april 2021 heeft gemachtigde eerst enkele dagen voorafgaand aan de zitting kennis kunnen nemen. Hoewel bij de Belastingdienst/UHT als gemachtigde van
belanghebbende stond geregistreerd, werd het besluit enkel aan belanghebbende toegezonden. Zoals ter zitting door partijen overeen is gekomen, heeft gemachtigde de gronden van zijn bezwaar toegelicht ter zitting en na afloop van de zitting formeel bezwaar gemaakt zodat ook deze bezwaargronden in onderhavige procedure kunnen worden meegenomen.

Derhalve is niet in geschil dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en ontvangen en ook overigens voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Samenloop

De Commissie concludeert dat er voldoende aanleiding is om het besluit van 1 februari 2021 te beschouwen als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb. Het kabinet omschrijft de Catshuisregeling in de toelichting ook als een aanvullende maatregel. De Commissie wijst er op dat de feitelijke grondslag, evenals de bevoegdheidsgrondslag (artikel 49b Awir) dezelfde zijn als die van het primaire besluit. Voorts heeft, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, deze benadering van belanghebbende de voorkeur en is die in lijn met het karakter van en de samenhang tussen deze regelingen.

De Commissie is van mening dat de beschikking compensatie kinderopvangtoeslag over 2015-2016 niet te beschouwen is als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb. De grondslag van de beschikking staat niet vermeld in het beschikking. Ook al zou deze eveneens zijn gelegen zijn in artikel 49b Awir, dan nog is sprake van een andere feitelijke grondslag. Immers, het CAF 11 onderzoek besloeg de jaren 2012-2014 en leidde tot ernstig vooringenomen handelen ten opzichte van groepen personen, terwijl over de jaren 2015-2016 tegenover belanghebbende (individueel) fouten zijn gemaakt.

Beschikking definitieve compensatie CAF 11

  1. Ontbreken van het dossier
    De Commissie beveelt UHT aan op korte termijn het persoonlijk dossier te overleggen. Dit kan met name voor de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade van belang zijn.
  2. Zorgvuldigheid, motivering en de berekening van het compensatiebedrag
    Ten aanzien van de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 heeft UHT ter zitting toegezegd om zoals in eerdere zaken reeds door de Commissie geadviseerd de berekende Awir rente mee te nemen onder a) in de compensatieberekening. De alternatieve redenering door UHT ter zitting naar voren gebracht, met betrekking tot bijstelling van de vergoede rente onder e1), deelt de Commissie niet. Immers, er bestaat geen enkele grondslag om een rentevergoeding aan UHT toe te kennen over een bedrag dat zij zelf eerder rechtmatig aan belanghebbende heeft uitgekeerd.
  3. Ten aanzien van het toeslagjaar 2014 heeft gemachtigde terecht gesteld dat het bedrag onder a) niet valt te duiden. Ter zitting is de reactie van belanghebbende op de vooraankondiging van de compensatieberekening aan de orde gekomen, evenals de voorlopige beoordeling van UHT in het zogeheten gele mapje. In lijn met deze voorlopige beoordeling heeft UHT ter zitting toegezegd het bedrag onder a op 13.948 te zullen stellen, te vermeerderen met de Awir-rente.
  4. De Commissie adviseert om conform haar eerdere adviezen compensatie voor juridische bijstand toe te kennen, berekend aan de hand van het hoogste tarief voor het hoogste aantal punten voor alle proceshandelingen in het gehele dossier. Op basis van hetgeen ter zitting is besproken en door UHT is toegezegd, adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar de juridische bijstand in de over het toeslagjaar 2014 gevoerde bezwaarprocedure te vergoeden. De Commissie adviseert om de compensatieberekening aan te passen zoals hierboven uiteengezet.
  5. Exceptieve toetsing Compensatieregeling
    De Commissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van standaard bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.
  6. De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag, en voor immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Commissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de Commissie Werkelijke Schade.
  7. Exceptieve toetsing Catshuisregeling
    Om een zo groot mogelijke groep door ongekend onrecht gedupeerde ouders zo snel mogelijk recht te kunnen doen, heeft het kabinet onder andere gekozen voor het uitkeren van een forfaitaire bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor, na aanvankelijk een lichte toets, in aanmerking komen (de zogenaamde Catshuisregeling).

Indien gedupeerde ouders menen dat zij naast dit bedrag van € 30.000 in aanmerking komen voor een vergoeding voor hogere en werkelijk geleden schade, staat de weg open naar de CWS.

Aangevoerd is dat deze Catshuisregeling zich als zodanig, in abstracto, niet zou
verenigen met het evenredigheidsbeginsel in samenhang met het gelijkheidsbeginsel. Deze rechtsbeginselen zouden zich verzetten tegen een regeling die niet uitgaat van maatwerk; hierdoor zou er onvoldoende erkenning zijn van de individuele situatie van de ouder. Het doel (het belang) van snelle, ruimhartige tegemoetkoming van een grote groep gedupeerde ouders zou daar niet tegen opwegen.

Hoewel de Commissie onderkent dat de Catshuisregeling in individuele gevallen ongelijk kan uitwerken, meent zij toch dat het kabinet gelet op de voordelen van een dergelijke lumpsumregeling deze bestuurlijke keuze heeft kunnen maken; het samenstel van regelingen leidt naar haar oordeel niet per definitie tot een onaanvaardbaar of overwegend onevenwichtige uitkomst. Van belang hierbij is bovendien dat alle daadwerkelijke materiële en immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt en in alle fases van toekenning in rechtsbescherming wordt voorzien.

Bezwaar tegen de beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag

UHT verwijst ter ondersteuning van haar standpunt naar de conclusie in het advies van de Commissie van Wijzen, en stelt dat de beschikkingen voor het overige correct tot stand zijn gekomen.

2011

Ten aanzien van het toeslagjaar 2011 heeft gemachtigde evenwel gesteld dat het inkomen van belanghebbende nauwelijks is gewijzigd, waarmee de grondslag aan de neerwaartse correctie zou ontvallen. De Commissie adviseert derhalve om in de
beslissing op bezwaar nader te motiveren op welke wijze de inkomenswijziging van belanghebbende tot de neerwaartse correctie heeft geleid.

2015; toeslagrente

Met betrekking tot de compensatie over het toeslagjaar 2015 heeft gemachtigde terecht opgemerkt dat het in mindering gebrachte bedrag wegens niet betaalde schuld KOT hoger is dan het bedrag onder a). UHT heeft deze bedragen in haar schriftelijke reacties niet nader toegelicht, terwijl het vermoeden gerechtvaardigd is dat er een onjuist bedrag in de berekening is opgenomen. De Commissie adviseert derhalve om in de beslissing op bezwaar de berekening nader te motiveren, dan wel, voor zover er sprake is van een vergissing, aan te passen en de juiste bedragen op te nemen in het overzicht.

Vergoeding immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade in het Compensatiebesluit is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Gemachtigde heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de compensatiebeschikking over de toeslagjaren 2012-2014 en de compensatiebeschikking over de toeslagjaren 2015 en 2016 een afzonderlijke vergoeding dient te worden toegekend. De Commissie deelt dit standpunt.

In eerdere adviezen heeft de Commissie overwogen dat vergoeding voor de immateriële schade, gelet op de Compensatieregeling, niet wordt toegekend per toeslagjaar, maar voor het gehele tijdvak waarop de compensatiebeschikking betrekking heeft (zie onder meer BAC 2020-026). Dit betekent dat voor verschillende CAF-onderzoeken ook verschillende vergoedingen voor immateriële schade toegekend behoren te worden.

Voorts heeft de Commissie overwogen dat een compensatiebeschikking in het kader van een ander CAF(-vergelijkbaar) onderzoek (over andere toeslagjaren) geen nader besluit is in de zin van artikel 6:19 Awb. Dit heeft tot gevolg dat er voor een dergelijk ander CAF(-vergelijkbaar) onderzoek een afzonderlijke vergoeding voor immateriële schade toegekend behoort te worden.

Bij twee afzonderlijke compensatiebeschikkingen met verschillende grondslagen, heeft een gedupeerde, kortom, recht op tweemaal een vergoeding voor immateriële schade.

Van een dergelijke situatie is ook in het geval van belanghebbende sprake. Immers, belanghebbende heeft een tweetal compensatiebeschikkingen ontvangen, waaraan een verschillend feitencomplex ten grondslag ligt. De beschikkingen zijn respectievelijk gegrond op een CAF-onderzoek jegens een groep personen enerzijds en handelen tegenover belanghebbende (individueel) zijdens de Belastingdienst anderzijds. Nu de beschikking compensatie kinderopvangtoeslag geen nader besluit is in de zin van artikel 6:19 Awb (zie hiervoor onder samenloop), heeft belanghebbende naar aanleiding van de beschikkingen terecht aanspraak gemaakt op afzonderlijke vergoedingen voor immateriële schade.

Gezien het voorgaande adviseert de Commissie om de vergoeding voor immateriële schade in deze zaak tweemaal toe te kennen. De forfaitaire vergoeding dient daarbij voor de compensatiebeschikking van 26 maart 2020 te worden berekend vanaf de datum van het eerste verzoek om informatie in het kader van CAF 11 of (CAF-)vergelijkbaar onderzoek (zogenoemde baliebrief) (brief van 14 juli 2014) tot de datum van de beslissing op bezwaar. Voor de berekening van de schadevergoeding over 2015-2016 dient eveneens te worden uitgegaan van de eerste baliebrief waarin de jaren 2015-2016 werden uitgevraagd.

Rente niet ontvangen kinderopvangtoeslag; 2012-2016

De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT om bij de beslissing op bezwaar alsnog de gemiste toeslagrente op grond van artikel 3.1.6. van de Compensatieregeling mee te nemen in de berekening van het definitieve compensatiebedrag. Belanghebbende heeft door de onterechte intrekking kinderopvangtoeslag misgelopen over de jaren 2012 t/m 2016. De rente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming in de beslissing op bezwaar.

Extra compensatie 1%

De bijstelling van extra compensatie van 1% zal aangepast moeten worden aan het naar boven bij te stellen compensatiebedrag.

Vergoeding proceskosten

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een proceskostenvergoeding. Deze forfaitaire vergoeding bestaat, zoals door UHT in de schriftelijke reacties uiteengezet, uit 4 procespunten met elk een wegingsfactor 2, tegen het hoogste tarief per procespunt.

Conclusie en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om in de beslissing op bezwaar:

  • de Awir-rente mee te nemen in de bedragen onder a) in de compensatieberekening; over de toeslagjaar 2014 het bedrag onder a op 13.948 te stellen, te vermeerderen met de Awir-rente;
  • de proceskosten te vergoeden voor de juridische bijstand in de bezwaarprocedure over toeslagjaar 2014, voor deze procespunten een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij het hoogste tarief per procespunt te hanteren;
  • nader te motiveren waarom de inkomenswijziging voor het toeslagjaar 2011 heeft geleid tot de neerwaartse correctie;
  • voor toeslagjaar 2015 de bedragen onder a) en c) in de compensatieberekening nader te motiveren, dan wel aan te passen;
  • per compensatiebeschikking een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen vanaf 14 juli 2014 tot het moment van de beslissing op bezwaar;
  • de rentevergoeding over de gemiste kinderopvangtoeslag alsnog aan belanghebbende toe te kennen, te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen; en
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van vier procespunten met elk een wegingsfactor twee, tegen het hoogste tarief per procespunt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter