BAC 2021-193
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 3 maart 2021
Ontvangst bezwaarschrift: 13 april 2021
Hoorzitting: 15 oktober 2021
Overdracht advies aan UHT: 25 november 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van hierna: belanghebbende), ingediend door haar gemachtigde hierna: gemachtigde), is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 3 maart 2021 (UHT-DC) van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: UHT). De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11 onderzoek.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van - toegekend.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
- vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
- vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
invorderingskosten); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden voor veronderstelde immateriële schade);
- extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).
Procesverloop
Bij brief van 22 december 2020 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van € 68.940 . Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft UHT belanghebbende een
compensatie toegekend van € 69.505. De gemachtigde heeft pro forma bezwaar ingediend op 13 april 2021 en dit aangevuld met gronden op 26 mei 2021.
UHT heeft voorafgaand aan de hoorzitting een verweerschrift met dagtekening 24 september 2021 ingediend bij de Commissie.
De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2021. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden samengevat als volgt.
Compensatie kindgebonden budget
Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat bij de berekening van het
compensatiebedrag ten onrechte geen rekening is gehouden met de nihilstelling en terugvordering van het kind gebonden budget in 2015. Hoewel het recht op
kind gebonden budget na bezwaar is hersteld, is het teruggevorderde bedrag – voor zover belanghebbende kan overzien – nog altijd niet aan haar terugbetaald. Dit bedrag van € 4.873 dient, aldus gemachtigde, over de voet van de Compensatieregeling te leiden tot een aanvullende vergoeding van € 962,99.
Berekening immateriële schade
Bij de berekening van het compensatiebedrag is terecht uitgegaan van een immateriële schadevergoeding van € 500 per half jaar. Evenwel heeft belanghebbende voor de jaren 2009-2011 en voor het jaar 2012 twee afzonderlijke procedures gevoerd. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2019 stelt gemachtigde dat belanghebbende, naast het al toegekende, daarom aanspraak kan maken op een tweede compensatie in verband met de procedure over 2012. Gezien het bezwaarschrift van 17 december 2012 en de voorlopige beslissing van 22 december 2020, meent gemachtigde dat belanghebbende recht heeft op een aanvullende compensatie van € 8.500.
Berekening rente
Gemachtigde stelt dat de door belanghebbende betaalde rente en kosten blijkens de berekening van het compensatiebedrag bij de vergoeding moeten worden opgeteld. Posten uit 2009 (€ 49) 2010 (€ 100) en 2012 (€ 689) zijn echter als negatief in de tabel opgenomen op de compensatie in mindering gebracht. Hierdoor is ten onrechte een bedrag van in totaal € 739 op de compensatie in mindering gebracht. Belanghebbende heeft om deze reden recht op een aanvullende vergoeding van € 739.
Bovendien is niet toegelicht waar deze bedragen op gebaseerd zijn, waardoor de beschikking op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
Verzoek vergoeding proceskosten
In het bezwaarschrift verzoekt gemachtigde om bij de vergoeding van de proceskosten het tarief van € 534 te hanteren. Daarbij wordt tevens verzocht om uit te gaan van een wegingsfactor van 2, en zowel bij gegrond- als bij ongegrondverklaring over te gaan tot vergoeding van de proceskosten.
Verweer
In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift stelt UHT, samengevat:
- Belanghebbende is ontvankelijk in haar bezwaar.
- UHT is gebonden aan de Compensatieregeling met forfaitair vastgestelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade.
- Doelgroep van het besluit is de ouder die deel uitmaakt van het CAF 11-onderzoek, of een ander (CAF-)onderzoek waarin op vergelijkbare wijze sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. De ouder die (mogelijk) is gedupeerd door het terugbetalen van het kindgebonden budget behoort niet tot deze doelgroep. Ouders die met meerdere toeslagen zijn gedupeerd ontvangen per toeslag compensatie, en er wordt op dit moment aan een herstelregeling voor deze gevallen gewerkt. Aan het verzoek om compensatie op deze grondslag kan derhalve niet worden voldaan.
- In de Compensatieregeling is beschreven hoe de compensatie wordt berekend en is samengesteld.
- De begindatum van de periode waarover immateriële schade wordt vergoed, wordt bijgesteld van 20 naar 5 september 2012. Conform eerdere adviezen van de Commissie wordt de einddatum bijgesteld tot aan het moment van de beslissing op bezwaar, dit geldt ook voor de toeslagrente.
- De immateriële schadevergoeding wordt toegekend vanwege betrokkenheid bij een CAF- of daaraan vergelijkbaar onderzoek. Het aantal juridische procedures of gecorrigeerde jaren is voor de hoogte van de schadevergoeding niet bepalend. Daar belanghebbende bij één fraudeonderzoek is betrokken, heeft zij ook éénmaal recht op de vergoeding;
- De aan toeslagrente vergoede bedragen van € 49 in 2009 en € 100 in 2010 horen bij beschikkingen gedateerd voor de neerwaartse correctie van 5 september 2012, en moeten als zodanig uit de compensatieberekening worden verwijderd;
- Voor 2012 is het bedrag van € 689 ten onrechte in onderdeel G als rente en kosten in mindering gebracht. Dit bedrag dient in onderdeel J als vergoede toeslagrente uit het verleden in mindering te worden gebracht.
- Bij het bepalen van de proceskostenvergoeding in de berekening van het compensatiebedrag is ten onrechte geen rekening gehouden met de apart gevoerde procedures over het jaar 2012. De vergoeding voor juridische hulp wordt daarom aangevuld naar € 12.264.
- De proceskostenvergoeding voor de huidige procedure zal hoewel is verzocht om een tarief van € 534 per punt worden toegekend tegen het hoogste tarief van € 748 per punt.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2009 € 11.121, 2010 € 15.481, 2011 € 20.535 en 2012 € 24.734 kinderopvangtoeslag (hierna KOT) heeft ontvangen, dan wel recht hierop had voor een totaalbedrag van € 71.871.
De KOT over 2009-2011 zijn bij beschikkingen van 20 september 2012 herzien en op nihil gesteld. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar en beroep ingesteld. De bezwaren zijn op 30 november 2012 ongegrond verklaard. Het hierop ingestelde beroep is na de behandeling ter zitting door gemachtigde op 28 augustus 2013 weer ingetrokken, aangezien de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 22 augustus 2013 de terugvorderingsbeschikkingen volledig heeft herzien. De terugvordering is stopgezet, en er is een proceskostenvergoeding toegekend.
De KOT over 2012 is bij beschikking van 21 november 2012 op nihil gesteld.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Op 17 februari 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar ongegrond verklaard. Op 11 november 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen haar beslissing op bezwaar hangende het beroep deels herzien en het bezwaar voor de periode t/m 6 augustus 2012 gegrond verklaard. Hangende het hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen op 18 maart 2016 alsnog een voorschot toegekend voor de periode na 6 augustus 2012. Op 4 november 2016 is de kindertoeslag voor 2012 definitief vastgesteld. Vanwege toepassing van de 70%-regel is het bedrag lager dan initieel in 2011 was bepaald, waarna bezwaar en beroep zijn ingesteld. Deze zijn resp. kennelijk ongegrond en ongegrond verklaard.
Bij beschikking van 3 maart 2021 is aan belanghebbende een definitieve compensatie van € 69.505 toegekend.
De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in de Compensatieregeling. Het toegekende bedrag is opgebouwd uit een compensatiebedrag van € 12.241 (sub a), een bedrag van € 17.970 ter vergoeding van materiële schade (sub c) minus een bedrag van € 350 voor rente en kosten (sub d). Voorts is toegekend een bedrag van € 6.618 ter vergoeding van juridische bijstand (sub f), een bedrag van € 8.500 ter vergoeding van immateriële schade (sub b) en een bedrag van € 23.837 ter vergoeding van de rente over gemiste KOT. Als extra compensatie is een bedrag van € 689 verstrekt ter compensatie van de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename in de inkomstenbelasting (sub g).
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
proceskosten); - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
Catshuisregeling); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid
UHT heeft het bezwaarschrift ontvangen op 13 april 2021. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld en ontvangen op 26 mei 2021. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compensatie kindgebonden budget
De Commissie is het eens met het standpunt van UHT dat de Compensatieregeling blijkens onderdeel 2 voorziet in compensatie voor de ouder die deel uitmaakte van een (CAF-)onderzoek bij de vaststelling (van het voorschot) van de aanspraak op
kinderopvangtoeslag waarin op vergelijkbare wijze als in het CAF 11-onderzoek sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen. Compensatie vanwege de nihil stelling van andere toeslagen valt derhalve niet onder de reikwijdte van de Compensatieregeling.
De Commissie adviseert UHT dan ook dat zij niet verplicht is om belanghebbende in deze bezwaarprocedure compensatie toe te kennen vanwege de nihilstelling van het
kind gebonden budget.
Immateriële schadevergoeding
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade is een vergoeding voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren, omdat het lang heeft geduurd totdat de compensatie definitief werd berekend. De Commissie volgt UHT in haar overweging om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf 5 september 2012, de datum van de eerste neerwaartse correctie, tot de datum van de beslissing op bezwaar. Vanaf die eerste datum ervoer belanghebbende immers de negatieve gevolgen van de bevooroordeelde houding die Belastingdienst/Toeslagen tegenover de in het CAF 11-onderzoek betrokken ouders innam.
Gelet op de Compensatieregeling wordt de vergoeding voor immateriële schade echter niet toegekend per toeslagjaar, en evenmin per gevoerde juridische procedure, maar voor het totale tijdvak waarop de compensatiebeschikking betrekking heeft. In de visie van de Commissie brengt dit met zich dat er enkel bij meerdere CAF-onderzoeken ook verschillende vergoedingen voor immateriële schade zullen worden toegekend (zoals eerder geadviseerd in bijvoorbeeld BAC 2020-026).
In onderhavige procedure is niet gebleken dat belanghebbende bij meer dan één CAF-onderzoek was betrokken. Dat de kinderopvangtoeslag over 2009-2011 en over 2012 vervolgens op twee verschillende momenten op nihil is gesteld, en er daarom twee juridische procedures zijn gevoerd, doet aan het voorgaande niet af.
De Commissie adviseert derhalve om de immateriële schade van belanghebbende te berekenen zoals opgenomen in de schriftelijke reactie, vanaf 5 september 2012, de datum van de eerste neerwaartse correctie, tot de datum van de beslissing op bezwaar.
Berekening rente
De Commissie volgt ten aanzien van de berekening van de rente het standpunt van UHT: de bedragen voor wat betreft 2009 en 2010 zijn ten onrechte opgenomen en dienen uit het overzicht te worden verwijderd. Voor 2012 geldt dat het bedrag van € 689 aan reeds vergoede rente niet als negatief bedrag onder g) moet worden opgenomen, maar onder j) in mindering moet worden gebracht op de rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag.
De Commissie adviseert om de berekening van het compensatiebedrag als zodanig aan te passen.
Kosten voor juridische bijstand
De Commissie adviseert om conform haar eerdere adviezen compensatie voor juridische bijstand vast te stellen en deze te vergoeden volgens het hoogste tarief voor het hoogste aantal punten voor alle proceshandelingen in het gehele dossier. Op basis van de door gemachtigde overgelegde lijst van 5 zittingen waar hij aanwezig is geweest, adviseert de Commissie om tot vergoeding over te gaan van een totaal aantal van 16 procespunten met wegingsfactor 2, dus in totaal 32 x € 748 = € 23.936, minus reeds uitgekeerde proceskosten vergoeding ter hoogte van in totaal € 4.192 . De vergoeding voor juridische bijstand aan belanghebbende zou daarmee worden aangevuld tot € 19.744.
Vergoeding proceskosten huidige procedure
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2. Ook hiervoor geldt de eerder aangegeven verhoging van het tarief van € 748 per procespunt.
Extra compensatie 1%
Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet meegenomen worden indien het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie:
- om voor de jaren 2009, 2010 en 2012 de compensatiebedragen onder punt (g) en punt (j) van de compensatieberekening aan te passen naar de juiste bedragen zoals hierboven uiteengezet,
- om de proceskosten te vergoeden voor de juridische bijstand in de eerdere bezwaaren beroepszaken, voor dit procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij - per procespunt te hanteren,
- om de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren, daarvoor een wegingsfactor 2 voor elk van de procespunten toe te kennen - per procespunt te hanteren,
- om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf het eerste moment van de start van het CAF-onderzoek tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen. Dat brengt mee dat ook het element k van de compensatiebeschikking (de aanvullende compensatie van 1%) moet worden verhoogd.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter