Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2020-041

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 maart 2020 met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 3b

Ontvangst bezwaarschrift: 7 mei 2020

Hoorzitting: 27 mei 2021

Overdracht advies aan UHT: 4 augustus 2021

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst) genomen beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend, omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11-onderzoek. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6
december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een
bedrag van € 20.158,- toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
    kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
    invorderingskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2
    Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en de toepassing van de
Catshuisregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de
procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd. Een eventuele beslissing naar
aanleiding van het advies van die commissie zal vatbaar zijn voor bezwaar

Procesverloop

Voornemen

Bij brief van 17 december 2019 heeft de dienst belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van € 15.411. Belanghebbende heeft gereageerd op de vooraankondiging, de datum van verzending van deze reactie is onbekend.

Voorafgaande feiten

Tegen de nihil stelling van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2013 en 2014 heeft de belanghebbende, bezwaar, beroep en hoger beroep ingediend.

Bestreden besluit

Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de dienst belanghebbende een compensatie
toegekend van € 20.158 . De gemachtigde heeft pro forma bezwaar ingediend op 6 mei 2020 en dit aangevuld met gronden op 21 september 2020 per mail en 25 september 2020 per post.

Aanvullende compensatie

Bij besluit van 1 februari 2021 is de compensatie met een bedrag van € 9.842
aangevuld tot € 30.000 op grond van de Catshuisregeling. De gemachtigde heeft op 10
maart 2021 pro forma bezwaar ingediend tegen dit besluit.

Commissie Werkelijke Schade

De gemachtigde heeft aanvullende stukken ingediend, die op verzoek van de
gemachtigde zijn doorgestuurd naar de Commissie Werkelijke Schade.

Zitting

Op 27 mei 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde en de belanghebbende. Bij brief van 25 mei 2021
heeft gemachtigde zittingsaantekeningen ingediend. Zowel de gemachtigde als de dienst hebben na de zitting aanvullende stukken ingediend.

Verlengen beslissingstermijn

De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde, door de Dienst verlengd tot 1 oktober 2021.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Het dossier ontbreekt

Gemachtigde stelt dat de belanghebbende het bezwaardossier niet heeft ontvangen,
waardoor de juistheid van de berekening van de compensatie niet gecontroleerd kan
worden voor wat betreft de hoogte van de materiele en de immateriële schade.

Zorgvuldige voorbereiding en motivering

Gemachtigde voert aan dat (de berekening van) het definitieve compensatiebedrag in het besluit van 26 maart 2020 niet inzichtelijk is gemotiveerd. Hierdoor is niet duidelijk hoe de door de belanghebbende ingebrachte nadere stukken in reactie op de vooraankondiging van 17 december 2019 zijn gewogen. Het besluit voldoet volgens
gemachtigde derhalve niet aan de eisen van artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

Exceptieve toetsing Compensatieregeling

In plaats van toekenning van standaardbedragen, had de werkelijke materiële en
immateriële schade vergoed moeten worden. Gemachtigde stelt dat deze reële schade
ook reeds voor het primaire besluit is geduid en onderbouwd. De dienst had zelf initiatief moeten nemen tot maatwerk in plaats van te verwijzen naar een wettelijke regeling en/of een nadere beoordeling, buiten het primaire besluit, om door een andere commissie.

Gemachtigde verwijst naar de uitspraken van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)RVS: Raad van State 17-03-2021, 201908739/1/R1 (Handhaving Tiel) en de Rechtbank Rotterdam ECLI:NL:RBROT:2021:5438 (NOW regeling).

Daarbij komt dat het forfait voor immateriële schadevergoeding ten onrechte slechts
uitgaat van een bedrag van € 500 voor ieder halfjaar tot het moment van volledig
herstel. De gemachtigde stelt dat de immateriële schade nu juist los staat van hetgeen
feitelijk is teruggevorderd en niet te plaatsen is in het wettelijk systeem.

Exceptieve toetsing Catshuisregeling

Tijdens de hoorzitting heeft de gemachtigde nog aangevoerd dat de Catshuisregeling ende hierop gebaseerde beschikking van 2 februari 2021 niet voldoen aan de exceptieve toetsing wegens strijdigheid met het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel. Het bedrag van € 30.000 betreft ook een forfaitair bedrag, maar staat los van de hoogte van het teruggevorderde bedrag, de duur van alle procedures of de daadwerkelijke grondslag van de geleden schade (CAF, OGS (opzet/grove schuld) of een andere grondslag). Hierdoor ontvangen belanghebbenden die meer schade hebben geleden relatief minder of geen compensatie op grond van deze regeling dan andere getroffenen.

Verzoek vergoeding proceskosten

De gemachtigde heeft in het pro forma bezwaarschrift verzocht om vergoeding van
proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Recht op compensatie voor de jaren 2012 en 2015

De gemachtigde heeft tijdens en na de zitting aangegeven dat voor de jaren 2012 en
2015 opnieuw door de dienst moeten worden beoordeeld door de primaire afdeling om te zien of er alsnog geen sprake is geweest van bijstellingen in deze jaren naar aanleiding van een CAF-onderzoek.

Mochten de jaren 2012 en 2015 worden meegenomen in de bezwaarprocedure dan zijn de bezwaren zoals aangevoerd ook van toepassing op deze jaren.

Aanvang CAF 11-onderzoek

Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat het CAF-11 onderzoek voor belanghebbende niet op 8 juli 2014 maar mogelijk eerder, op 25 april 2014 is aangevangen. De aanvangsdatum is volgens gemachtigde van invloed op de termijn die in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van de immateriële schade.

Kwijtschelding publieke schulden

De gemachtigde verwijst naar de aankondiging van het Kabinet om publieke schulden
van slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire kwijt te schelden. Deze aankondiging veroorzaakt veel onrust bij de belanghebbende(n).

Verweer

De dienst stelt zich – samengevat – op het standpunt dat de compensatie conform de
toepasselijke regelgeving vastgesteld is en dat de besluiten zorgvuldig voorbereid en
voldoende gemotiveerd zijn.

De dienst stelt zich op het standpunt dat belanghebbende een bedrag toekomt aan rente over het bedrag aan kinderopvangtoeslag dat belanghebbende niet heeft gekregen.

Het CAF 11-onderzoek heeft volgens de dienst geen invloed gehad op de aanspraken van belanghebbende op kinderopvangtoeslag over 2012 en 2015. Op 15 augustus 2014 is weliswaar de kinderopvangtoeslag 2012 definitief gewijzigd in € 4.959, maar vanwege een niet aan CAF 11 gerelateerde reden.

Terecht zijn volgens de dienst dan ook de jaren 2012 en 2015 niet betrokken in de
compensatieberekening. De dienst blijft erbij dat het CAF 11-onderzoek voor
belanghebbende niet eerder dan op 8 juli 2014 is gestart. Het uitgangspunt voor de
berekening van de immateriële schadevergoeding is volgens de dienst dan ook correct.

De belanghebbende heeft een beschikking definitieve compensatie ontvangen, waarin
duidelijk is vermeld hoe het bedrag van compensatie tot stand is gekomen. De
belanghebbende heeft hierop gereageerd en die reactie is doorgeleid door de dienst naar de Commissie Werkelijke Schade.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    Compensatieregeling), gedateerd:
    • 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
    • 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
    • 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna: Catshuisregeling) gedateerd:
    • Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691;
    • Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag
    (Staatscourant 2021, nr. 10248);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Samenloop Beschikkingen van 26 maart 2020 en 2 februari 2021

Aan belanghebbende is een aanvulling van de compensatie tot € 30.000 toegekend op grond van de Catshuisregeling.

De Bezwaarschriftenadviescommissie concludeert dat er voldoende aanleiding is om het Besluit van 2 februari 2021 te beschouwen als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb. Het kabinet omschrijft de Catshuisregeling – in de toelichting – ook als een aanvullende maatregel. De Commissie wijst er op dat de feitelijke grondslag, evenals de bevoegdheidsgrondslag (artikel 49b Awir) dezelfde zijn als die van het primaire besluit. Voorts heeft, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, deze benadering van belanghebbende de voorkeur en is in lijn met het karakter van en de samenhang tussen deze regelingen.

Ontbreken van het dossier

Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat er twijfel is of de dienst het volledige
dossier heeft verstrekt aan de belanghebbende. Het volledige dossier is niet alleen van
belang voor het verloop van deze procedure, maar ook voor verdere procedures die door de belanghebbende gevoerd gaan worden.

De Commissie beveelt de dienst aan op korte termijn met de gemachtigde te overleggen over aanvulling van het dossier met nog ontbrekende en voor het verdere verloop van de procedure relevante onderdelen. Dit kan met name voor de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade van belang zijn. Dit ontslaat de dienst overigens niet van de verplichting om desgewenst een volledig dossier aan te leveren.

Exceptieve toetsing Compensatieregeling

De Bezwaarschriftenadviescommissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.

De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van €500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Bezwaarschriftenadviescommissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de Commissie Werkelijke Schade.

Exceptieve toetsing Catshuisregeling

Om een zo groot mogelijke groep door ongekend onrecht gedupeerde ouders zo snel
mogelijk recht te kunnen doen, heeft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen
getroffen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van €
30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor, na aanvankelijk een lichte toets in aanmerking komen, de zogenaamde
Catshuisregeling.

De toepassing van de Catshuisregeling is inmiddels uitgebreid waardoor meer ouders
mogelijk recht hebben op een forfaitair bedrag van € 30.000. De regeling is verder
aangevuld met de werkwijzen en voorwaarden voor de kwijtschelding van publieke
schulden van belanghebbenden.

Aangevoerd is dat de regeling voor wat betreft het forfait zich als zodanig, in abstracto,
niet verenigt met het evenredigheidsbeginsel in samenhang met het gelijkheidsbeginsel. Het eerste beginsel vergt evenredigheid van nadelige gevolgen ten opzichte van de nagestreefde doelen. Het tweede beginsel houdt onder meer in dat ongelijke gevallen juist ongelijk behandeld worden naar de mate waarin zij verschillen. De Bezwaarschriftenadviescommissie begrijpt het exceptief bezwaar over de
Catshuisregeling zo, dat beide rechtsbeginselen in hun onderlinge samenhang gezien,
zich verzetten tegen een regeling die uitgaat van een lumpsum in plaats van maatwerk.

Gebrek aan maatwerk (met daaraan verbonden gebrek aan erkenning van individuele
situatie van de ouder) vormt in die lezing het negatieve gevolg van de keuze voor een
lumpsumregeling. Het exceptief bezwaar houdt in dat dit niet opweegt tegen het doel
(het belang) van snelle, ruimhartige tegemoetkoming van een grote groep gedupeerde
ouders. Gebrek aan maatwerk leidt tot uniforme behandeling van mensen in
uiteenlopende situaties. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gedupeerden die wel en met grote moeite, of juist niet, (terug)betaald hebben, toen hun aanspraak op kinderopvangtoeslag vanwege één van de CAF-onderzoeken werd gecorrigeerd.

De Commissie onderkent dat forfaitaire regelingen en met name een lumpsumregeling binnen het samenstel van regelingen dat beoogt het ongekend onrecht te compenseren, de hersteloperatie minder responsief maakt. Immers, waar (eerst) een forfaitaire regeling of lumpsumregeling toepassing vindt, zijn de omstandigheden van het individuele geval (aanvankelijk) slechts in beperkte mate bepalend, terwijl vanuit het oogpunt van mensenrechtenbescherming maatwerk in bepaalde omstandigheden geboden kan zijn. Vanuit dit laatste perspectief geldt evenwel dat uiteindelijk de toepassing van alle regels en beleid in het individuele geval proportioneel moet zijn. Er moeten inspanningen getroost worden om tot een individuele beoordeling te komen, maar daarmee is niet gezegd dat alle onderdelen van het samenstel van regelingen van maatwerk uit dienen te gaan.

De Catshuisregeling op zichzelf kan inderdaad, zoals is aangevoerd, in individuele
gevallen ongelijk uitwerken. Naarmate van gedupeerden onrechtmatig een geringer
bedrag aan de kinderopvangtoeslag is teruggevorderd, komen zij binnen de bandbreedte van € 30.000 in aanmerking voor een hogere aanvullende compensatie. Dit is een bezwaar dat inherent is aan de lumpsumregeling, zoals door het kabinet is vastgesteld.

De kinderopvangtoeslagaffaire heeft een nog niet exact bepaalde, maar grote groep
belanghebbenden ernstig geraakt. Velen van hen zijn voor opeenvolgende jaren
gedupeerd door in allerlei opzicht onrechtmatige terugvorderingen waarbij
vooringenomenheid en hardheid bij de invordering voorop hebben gestaan. Zij en hun
kinderen zijn in hun maatschappelijk functioneren ernstig belemmerd. Het kabinet heeft met de Catshuisregeling een uniforme, praktische regeling gemaakt en, met inachtneming van alle belangen, beoogd een grote groep van de gedupeerden snel
tegemoet te komen. Dit laatste is een legitiem doel.

De regeling voorziet erin dat Belastingdienst/Toeslagen na toekenning van het forfaitaire bedrag op een later moment het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de (forfaitaire) herstelregelingen bij beschikking vast zal stellen. Indien gedupeerde ouders menen dat zij naast dit bedrag van € 30.000,- in aanmerking komen voor een aanvullende vergoeding voor hogere en werkelijk geleden (materiële en immateriële) schade, staat de weg open naar de Commissie Werkelijke Schade.

Alles overziende acht de Commissie deze aanpak in brede zin te
billijken (zie BAC 2020-015). Daarbij heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie in
aanmerking genomen dat het evenredigheidsbeginsel, zoals alle beginselen, weliswaar
(in toenemende zin) een grote werking, maar geen absolute werking heeft. Het zal
steeds moeten worden afgewogen, zoals in dit geval tegen het belang een zo groot
mogelijk aantal gedupeerden van het CAF-beleid snel een (begin van) compensatie te
bieden. Het hiervoor beschreven samenstel van compensatieregelingen, en de plaats van de Catshuisregeling daarbinnen, leidt niet zonder meer tot een onaanvaardbare of
overwegend onevenwichtige uitkomst. Van belang is dat in alle fases van toekenning in rechtsbescherming wordt voorzien.

De Bezwaarschriftenadviescommissie sluit niet uit dat aan haar nog exceptieve bezwaren voorgelegd zullen worden, die specifieke elementen van de Catshuisregeling betreffen en tot een ander standpunt kunnen nopen.

Toeslagrente kinderopvangtoeslag

Deze rente wordt in twee situaties toegepast:

  • als de belanghebbende onterecht geen kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, wordt er rente uitgekeerd door de dienst (gemiste toeslagrente);
  • als de belanghebbende onterecht wel kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, wordt
    er rente in rekening gebracht door de dienst (in rekening gebrachte toeslagrente).
    De berekening van de rente wordt gedaan aan de hand van artikel 27 Awir.

Invorderingsrente

De invorderingsrente wordt door de dienst bij de belanghebbende in rekening gebracht wanneer de belanghebbende een bedrag niet op tijd heeft terugbetaald.
Belanghebbende heeft dus een factuur ontvangen van de dienst met een verzoek tot
betaling, maar heeft deze is niet op tijd betaald.

Belastingrente

Belastingrente wordt in rekening gebracht door de dienst bij het te laat doen van de
jaarlijkse aangifte inkomstensbelasting en staat los van de kinderopvangtoeslag. De
belastingrente zal daarom verder buiten beschouwing worden gelaten. De Commissie zal aan de hand van deze criteria beoordelen welke soort rente van toepassing is.

Rente specifieke overwegingen

Nu de basis voor de beoordeling van rente is beschreven, zal de Commissie ingaan op
de specifieke aspecten van de compensatie van de verschillende soorten rente.

Gemiste toeslagrente

De Commissie onderschrijft het standpunt van de dienst om bij de beslissing op bezwaar de gemiste toeslagrente op grond van onderdeel 3.1.6 van het Besluit
Compensatieregeling van 28 augustus 2020 mee te nemen in de berekening van het
definitieve compensatiebedrag.

In lijn met artikel 27 Awir wordt de rente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

In rekening gebracht toeslagrente

Voor de in rekening gebrachte toeslagrente is in de Compensatieregeling CAF 11 niet
een uitdrukkelijke grondslag opgenomen hoe deze rente wordt gecompenseerd. De
dienst concludeert hieruit dat deze toeslagrente niet wordt gecompenseerd. Deze
interpretatie verdraagt zich niet goed met de bestaande regelingen en de (politieke)
wens om de belanghebbenden te compenseren voor het ongekend onrecht dat hen is
aangedaan en liefst zo snel en eenvoudig mogelijk.

Het standpunt van de dienst heeft tot gevolg dat deze specifieke financiële schade,
veroorzaakt door de kinderopvangtoeslag affaire, alleen zou kunnen worden
gecompenseerd aan de belanghebbende na een procedure bij de Commissie Werkelijke Schade. Dit acht de Commissie onnodig en onwenselijk.

Hierbij verwijst de Commissie naar paragraaf 3.1.1 van de Compensatieregeling CAF 11
(in de tekst vanaf 20 mei 2020) waarin staat dat compensatie wordt verleend voor “het
totaalbedrag waarmee de aanspraak van de ouder op kinderopvangtoeslag is stopgezet of neerwaarts is gecorrigeerd als direct gevolg van het (CAF) onderzoek.”

De Commissie is daarom van mening dat de opzet van het stelsel van compensatie en
met name paragraaf 3.1.1 van de Compensatieregeling CAF 11 voldoende grondslag
biedt voor vergoeding van bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag in rekening
gebrachte Awir-rente (toeslagrente) die ook feitelijk ten laste van belanghebbende is
gekomen.

Onvoldoende inzicht in compensatie

De berekening van het definitieve compensatiebedrag is niet inzichtelijk en gemotiveerd. Ter zitting is aan gemachtigde gevraagd of (de berekening van) het definitieve compensatiebedrag duidelijk is geworden door de nadere uitleg van de dienst. Na de toelichting van de dienst komt Commissie in deze zaak conclusie dat de standaardbedragen in de berekeningstabel maar gedeeltelijk te herleiden zijn tot de bedragen genoemd in de onderliggende stukken dan wel beschikkingen.

In de berekening staat bijvoorbeeld dat de belanghebbende € 114 aan invorderingskosten krijgt gecompenseerd voor het toeslagjaar 2014. Het concrete bedrag van invordering kan niet worden herleid tot een beschikking. In het toeslagen
verstrekkingen systeem van de dienst wordt overigens melding gemaakt van een bedrag van in totaal € 117 invorderingsrente.

De Commissie beveelt de dienst aan in de beslissing op bezwaar alsnog een duidelijke toelichting bij de berekeningstabel op te nemen met verwijzing naar onderliggende beschikkingen.

Daarnaast adviseert zij, indien de heroverweging daartoe aanleiding geeft, de
betreffende bedragen, voor zover deze in het voordeel van belanghebbende zijn, bij te
stellen. Zij merkt hierbij op dat het niet valt te verenigen met de aard en het karakter
van de CAF-11 Compensatieregeling dat bijdragen in een bezwaarprocedure ten nadele van de belanghebbende worden bijgesteld, met name ten aanzien van de
invorderingsrente.

Juridische bijstand

De Bezwaarschriftenadviescommissie geeft de dienst in overweging om in CAF 11 zaken ‘wegens bijzondere omstandigheden’ (artikel 2 derde lid van het Besluit proceskosten) af te wijken van de forfaitaire regeling. De door de Commissie Donner geconstateerde institutionele vooringenomenheid van de dienst in CAF 11 zaken, de intensiteit en de daaraan verbonden dynamiek, kan volgens de Bezwaarschriftenadviescommissie als een ‘bijzondere omstandigheid’ worden beschouwd op grond waarvan afwijking van de forfaitaire bedragen mogelijk is.

Daarbij komt dat de bezwaarprocedures in verband met de CAF 11-compensatiebesluiten intensief zijn voor gemachtigden, in die zin dat andere specifieke (juridische) kennis wordt gevraagd dan in doorsnee bestuurszaken. Zo moeten beschikkingen c.q. compensatieberekeningen soms tot in detail worden bestudeerd.

Vanwege de ‘bijzondere omstandigheid’ die geldt voor belanghebbenden in de CAF 11 (en vergelijkbare) zaken geeft de Bezwaarschriftenadviescommissie de dienst in overweging om in alle CAF 11-bezwaarprocedures voor alle proceshandelingen in het gehele dossier de maximale waarde per procespunt van € 748 te hanteren.

Wat betreft het aantal procespunten bepaalt de Compensatieregeling dat de
wegingsfactor 2 (gewicht van de zaak: zeer zwaar) van toepassing is. Daarnaast kunnen naar analogie van de Subsidieregeling procespunten per proceshandeling worden toegekend.

Hierdoor wordt bereikt dat gedupeerden in CAF 11-zaken een forfaitaire vergoeding
ontvangen die gemiddeld genomen de werkelijke gemaakte kosten zal dekken. De
oprekking zal tevens tot gevolg hebben dat belanghebbenden in de regel een onnodige processtap naar de Commissie Werkelijke Schade wordt bespaard.

Het betreft hier dan meer in het bijzonder de geboden rechtsbijstand aan
belanghebbende in de overige bezwaarprocedures uit de jaren 2012, 2013 en 2014. Ter zitting is komen vast te staan dat het gaat om 16 punten voor deze eerdere procedures en voorts om de vergoeding voor deze procedure.

Immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.

Het moment van stopzetting kinderopvang is volgens de dienst 8 juli 2014 dat wil zeggen de administratieve handelingen voorafgaande de beschikkingen waarmee de
kinderopvangtoeslag op nihil is gesteld. Voor de door gemachtigde aangevoerde datum, 25 april 2014, zijn door de gemachtigde geen overtuigende aanwijzingen aangevoerd.

Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de
definitieve berekening van zijn compensatie. De gemachtigde heeft de stress benadrukt die de belanghebbende ervaren heeft en nog steeds ervaart door deze hele affaire.

De Commissie adviseert dan ook de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende, te berekenen vanaf het moment van eerste stopzetting kinderopvangtoeslag, 8 juli 2014, tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Gemiste kinderopvang 2012 en 2015

De dienst neemt het standpunt in de dat wijzigingen in de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2015 niet zijn gewijzigd vanwege een CAF 11 onderzoek. De gemachtigde heeft onvoldoende kunnen aantonen dat het standpunt van de dienst onjuist is. Voor een herbeoordeling van deze jaren ziet de Bezwaarschriftenadviescommissie geen aanleiding.

Kwijtschelding toeslag- en belastingschulden

De Commissie heeft vastgesteld dat de belanghebbende (nog) geen concreet besluit
heeft ontvangen waar dit onderdeel van de (tweede) Catshuisregeling is toegepast en is daarom niet in staat te adviseren over de door de gemachtigde opgeworpen punten.

Conclusie en advies

De Bezwaarschriftenadviescommissie is van oordeel dat de Compensatieregeling en de Catshuisregeling niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Het kabinet heeft bestuurlijke keuzes gemaakt bij het gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Het stelsel van elkaar aanvullende regelingen en de hierbij geboden rechtsbescherming, geeft de belanghebbende voldoende mogelijkheden om de werkelijk geleden schade vergoed te krijgen en, indien nodig, op te komen voor haar recht.

Bij het opstellen van de beslissing op bezwaar adviseert de Commissie de dienst de bedragen en de onderliggende stukken zo op te stellen dat deze op het eerste gezicht herkenbaar en te begrijpen zijn voor de belanghebbende. Dit geldt met name voor de verrekening van de terugbetaling door belanghebbende.

De Commissie adviseert de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf 8 juli 2014, tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen. De Commissie adviseert om ook de rente voor de onterecht niet ontvangen kinderopvangtoeslag te vergoeden.

De Commissie adviseert om compensatie voor juridische bijstand vast te stellen en deze te vergoeden volgens het hoogste tarief voor de hoogste aantal punten voor alle proceshandelingen in het gehele dossier. Ter zitting is komen vast te staan dat het gaat om 16 punten voor eerdere procedures en voorts om de vergoeding voor déze procedure. De Commissie beveelt de dienst aan om deze berekening te verwerken in de beslissing op bezwaar.

Tot slot adviseert de Bezwaarschriftenadviescommissie om in de beslissing op het
bezwaarschrift duidelijk te maken aan belanghebbende dat deze beslissing alleen
betrekking heeft op de toekenning van de forfaitaire vergoedingen volgens de
compensatieregelingen en geen beslissing bevat op haar verzoek om vergoeding van
werkelijke schade.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter