BAC 2021-1889
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 3 mei 2021 met kenmerken UHT-DC-I A, UHTDH5 A en UHT-DHR
Ontvangst bezwaarschrift: 9 juni 2021
Hoorzitting: 18 augustus 2022
Overdracht advies aan UHT: 7 oktober 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak (gedeeltelijk) gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door [gemachtigde] is gericht tegen drie beschikkingen van 3 mei 2021 van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) inhoudende:
- Een definitieve afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) over 2006, 2007, 2008, 2009 en 2012 omdat bij de herbeoordeling niet is gebleken dat bij de beoordeling van de kot over deze jaren fouten zijn gemaakt (UHT-DC-I A).
- Een afwijzing tegemoetkoming kot over 2006, 2007, 2008, 2009 en 2012 omdat bij de herbeoordeling van de kot over deze jaren niet is gebleken dat de kot te laag is vastgesteld, of dat de regels van de kot te streng zijn uitgevoerd, of dat
belanghebbende een bedrag van meer dan € 1.500 over een toeslagjaar moet terugbetalen (UHT-DH5 A). - Een beschikking herbeoordeling kot over 2010, 2011 en 2013 waarbij aan
belanghebbende over deze toeslagjaren een definitief compensatievergoeding is toegekend van € 32.063 omdat de Belastingdienst/Toeslagen fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de kot voor deze jaren (UHT-DHR).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 13 februari 2020 een verzoek tot herbeoordeling van de kot over de jaren 2006 tot en met 2013 ingediend.
- Bij brief van 3 maart 2020 heeft UHT aan belanghebbende bevestigd dat haar melding inzake de (her)beoordeling van de kot in goede orde is ontvangen. Op 4 november 2020 is aan belanghebbende schriftelijk bevestigd dat zij vanwege acute geldnood een voorschotbedrag van € 5.000 heeft ontvangen.
- Op 21 november 2020 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij een eenmalige tegemoetkoming van € 750 ontvangt, omdat zij lang heeft moeten wachten op de beoordeling van haar situatie.
- Op 3 februari 2021 is aan belanghebbende bevestigd dat het voorlopige compensatiebedrag kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 tot en met 2013 € 31.558 bedraagt en dat belanghebbende in december 2020 een nabetaling van € 26.558 heeft ontvangen.
- De Commissie van Wijzen heeft op 9 december 2020 geoordeeld dat over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 en 2012 geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen en dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Awir voor die jaren niet van toepassing is. Voor het jaar 2012 heeft geen kinderopvang plaatsgevonden. Voor de jaren 2010, 2011 en 2013 is de compensatieregeling wel van toepassing.
- Bij definitieve beschikking van 3 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A heeft belanghebbende een definitieve afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag ontvangen voor de jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2012 omdat niet gebleken is dat er fouten zijn gemaakt bij de beoordeling van deze jaren.
- Bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de hardheidsregeling voor de jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2012.
- Bij definitieve beschikking van 3 mei 2021 met kenmerk UHT-DHR heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een definitief compensatiebedrag van € 32.063 voor de jaren 2010, 2011 en 2013.
- De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 8 juni 2021, ingekomen op 9 juni 2021, pro forma bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikkingen van 3 mei 2021.
- Op 24 februari 2022 heeft UHT aan de BAC een Verzoek toepassing artikel 14 Werkwijze BAC toegestuurd.
- Op 1 april 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende aanvullende gronden aangeleverd.
- Op 24 mei 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 18 augustus 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende, de gemachtigde en UHT.
- Op 31 augustus 2022 heeft de Commissie aanvullende informatie ontvangen van UHT.
- Op 9 september 2022 heeft de Commissie een reactie op de aanvullende informatie ontvangen van gemachtigde.
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde, verlengd tot 18 oktober 2022.
Feiten
Belanghebbende heeft over meerdere jaren kinderopvangtoeslag aangevraagd en toegekend gekregen voor haar kinderen. Volgens UHT is voor de toeslagjaren 2014 en 2015 kinderopvangtoeslag verleend aan de vader van de kinderen.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904. - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (Besluit o proceskosten);
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaren 2006 en 2007
UHT heeft ten aanzien van de toeslagjaren 2006 en 2007 in haar aanvullende schriftelijke reactie uiteengezet waarom in deze jaren geen sprake is van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel. Over het toeslagjaar 2006 heeft geen terugvordering plaatsgevonden. Over het toeslagjaar 2007 was weliswaar sprake van een nihilstelling maar dit was een gevolg van het niet aanleveren door belanghebbende van de (volledige) gegevens in het kader van een reguliere uitvraag. De Commissie acht deze toelichting van UHT aannemelijk op grond van het dossier en de aangeleverde stukken.
Toeslagjaren 2008 en 2009
De Commissie acht de conclusie van UHT in de aanvullende reactie dat, nu in de (digitale) systemen van de Belastingdienst/Toeslagen over de toeslagjaren 2008 en 2009 geen vraagbrieven zijn teruggevonden, voor deze jaren sprake was van vooringenomen handelen, aannemelijk. UHT heeft aangegeven dat zij daarom de compensatieberekening voor deze jaren zal aanpassen.
Toeslagjaar 2010
Uit het schriftelijk verweer van UHT volgt dat de berekening van het compensatiebedrag voor het jaar 2010 ten onrechte is gebaseerd op 5 maanden kinderopvang. In het schriftelijke verweer heeft UHT daarom de compensatieberekening ten aanzien van het toeslagjaar 2010 ambtshalve gecorrigeerd. De gemachtigde heeft ter zitting met deze nieuwe berekening ingestemd. De Commissie adviseert derhalve eens gelijk .
Toeslagjaar 2012
Uit het dossier blijkt wat belanghebbende heeft bevestigd in een gesprek met haar zaakbehandelaar en ter zitting dat belanghebbende in 2012 geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd dan wel ontvangen. De Commissie is om die reden van mening dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel over 2012 geen sprake is en dat de Compensatieregeling daarom niet van toepassing is.
De compensatie dekt niet de werkelijk geleden schade
De Commissie begrijpt dat de reeks nihil beschikkingen in een relatief korte periode impact heeft gehad op belanghebbende en haar gezin. De Commissie merkt ten aanzien hiervan op dat de onderhavige procedure uitsluitend betrekking heeft op de
vergoedingen die op grond van de Compensatieregeling kunnen worden toegekend en niet op vergoeding van de werkelijk geleden schade, waaronder mogelijk de door belanghebbende gestelde fysieke en mentale schade en financieel nadeel onder valt. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd. De Commissie adviseert UHT om belanghebbende te ondersteunen bij het indienen van een verzoek om vergoeding bij CWS voor onder meer het toeslagjaar 2012, het niet kunnen afronden van haar opleiding en de bijzondere aard en ernst van het schadeveroorzakend handelen.
Auto
Naar aanleiding van een vraag van de gemachtigde ter zitting over de opbrengst van een in beslag genomen auto heeft UHT schriftelijk laten weten dat deze opbrengst is
afgeboekt van een aanslag IB 2007 en van twee naheffingen MRB 2010. De Commissie acht de vraag hiermee afdoende beantwoord.
Registratie fraudeur en stortvloed aan informatieverzoeken vanaf 2006
De Commissie overweegt ten aanzien van de registratie als fraudeur dat UHT in het schriftelijk verweer voldoende heeft gemotiveerd dat het sturen van vraag- en
rappelbrieven in 2006 en 2007 onder regulier toezicht valt. De Commissie is derhalve niet gebleken dat belanghebbende stond vermeld op een FSV-lijst of enig andere lijst.
Vergoeding kosten huidige bezwaarprocedure
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar deels gegrond acht, recht op een forfaitaire
proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van deze Commissie adviseert de Commissie UHT in de onderhavige procedure twee procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.
Conclusie en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het volgende:
- het bezwaar tegen de beschikkingen van 3 mei 2021 (gedeeltelijk) gegrond te verklaren;
- het compensatiebedrag voor het toeslagjaar 2008 en 2009 aan te passen;
- het compensatiebedrag voor het toeslagjaar 2010 ambtshalve aan te passen;
- de rente gemiste KOT en de vergoeding voor immateriële schade eveneens aan te passen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen;
- een vergoeding voor proceskosten van twee procespunten tegen wegingsfactor 2 toe te kennen tegen het hoogste tarief; en
- belanghebbende te ondersteunen bij het indienen van een verzoek om aanvullende schade bij CWS.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter