BAC 2020-036
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 26 maart 2020
Ontvangst bezwaarschrift: 26 april 2020
Hoorzitting: 17 februari 2021
Overdracht advies aan UHT: 18 mei 2021
Samenvatting
De Commissie adviseert om te onderkennen dat belanghebbende aanvankelijk
ten onrechte niet is gecompenseerd voor proceskosten. Ook adviseert de Commissie de dienst om aan belanghebbende uitleg te geven over door de dienst en belanghebbende over en weer verrichte betalingen en de samenstelling daarvan. En om in de beslissing op bezwaar op te nemen dat deze alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens de Compensatieregelingen.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van de heer (hierna: belanghebbende) is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst) genomen beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020. De compensatie is aan hem toegekend omdat hij deel uit heeft gemaakt van het onderzoek CAF 11. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 (Staatscourant 2019, 66172) is aan belanghebbende een
bedrag van € 12.285 toegekend. De toegekende compensatie aan belanghebbende
bestaat uit verschillende elementen.
Procesverloop
De dienst heeft belanghebbende bij brief van 17 december 2019 een voornemen tot
compenseren meegedeeld, gevolgd door een definitieve compensatiebeschikking bij brief van 26 maart 2020. Hiertegen heeft belanghebbende bij brief van 26 april 2020 bezwaar gemaakt. De dienst heeft op 4 september 2020 een schriftelijke reactie met producties opgesteld. De secretaris van de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna ook: de Commissie) heeft deze bij brief van 9 oktober 2020 aan belanghebbende toegestuurd. In dezelfde brief is aan belanghebbende gevraagd of het klopt dat zijn bezwaarschrift niet alleen gericht is tegen de definitieve compensatiebeschikking maar mede ziet op aanvullende schade. Belanghebbende heeft dit bevestigd. De secretaris heeft bij e-mail van 30 oktober 2020 het bezwaarschrift van belanghebbende doorgezonden naar de Commissie Werkelijke Schade.
Op 2 februari 2021 heeft de dienst een beschikking “aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag” genomen. De dienst heeft aanvullende producties waaronder deze beschikking ingezonden. De Commissie heeft deze producties ontvangen op 9 februari 2021. Op 10 februari 2021 heeft de Commissie de aanvullende producties aan belanghebbende ter hand gesteld. De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2021. Het verslag daarvan gaat als bijlage bij dit advies.
Gronden van het bezwaar
Belanghebbende heeft bij brief van 26 april 2020 bezwaar gemaakt tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020. De gronden zijn de volgende:
- Belanghebbende heeft kosten gemaakt voor professionele rechtsbijstand die niet
vergoed zijn, naar schatting € 3.000; - Belanghebbende heeft ten onrechte € 4.000 terugbetaald;
- Belanghebbende is ten onrechte als fraudeur bestempeld en door diverse mensen,
organisaties en werkgevers ook als zodanig behandeld. Belanghebbende en zijn gezin hebben hieronder emotioneel geleden. Door het stempel “fraudeur” zijn belanghebbende en zijn vrouw inkomsten misgelopen, naar schatting € 108.000 netto.
Verweer van de dienst
De dienst heeft zich in zijn schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat de definitieve berekening in de beschikking van 26 maart 2020 correct is. Belanghebbende kan zich ter verkrijging van aanvullende schadevergoeding tot de Commissie Werkelijke Schade wenden.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat belanghebbende over 2013 € 17.740 kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Als gevolg van het CAF-onderzoek waar belanghebbende deel van uit heeft gemaakt, is dit bedrag gecorrigeerd tot € 0. Bij beschikking van 26 maart 2020 heeft de dienst € 12.285 compensatie toegekend. De berekening gaat uit van een
compensatiebedrag van € 17.740 vermeerderd met € 4.435 voor geleden materiële
schade en € 117 voor rente en kosten en verminderd met € 15.629 wegens eerdere
bijstelling. Ook bevat de berekening een bedrag van € 5.500 ter vergoeding van
immateriële schade en een extra compensatie van 1%. Bij beschikking van 2 februari
2021 is het totale compensatiebedrag aangevuld tot € 30.000.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
- Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid
De dienst heeft het bezwaarschrift ontvangen op 26 april 2020. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de
daaraan te stellen eisen.
Kader van het advies
Zoals op de hoorzitting is besproken, is het verzoek van belanghebbende om aanvullende schadevergoeding doorgestuurd naar de Commissie Werkelijke Schade. Over de daarop betrekking hebbende geschilpunten, waaronder immateriële schade door het stempel van fraudeur en misgelopen inkomsten, zal de Bezwaarschriftenadviescommissie daarom niet adviseren.
De Bezwaarschriftenadviescommissie concludeert dat er voldoende aanleiding is om het besluit van 2 februari 2021 te beschouwen als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb. Het kabinet omschrijft deze regeling – in de toelichting – ook als een aanvullende maatregel. De Bezwaarschriftenadviescommissie wijst erop dat de feitelijke grondslag, evenals de bevoegdheidsgrondslag (artikel 49b Awir) dezelfde zijn als die van het primaire besluit van 26 maart 2020. Voorts heeft deze benadering, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, de voorkeur en is deze in lijn met het karakter van en de samenhang tussen deze regelingen. De Commissie adviseert de dienst bij het heroverwegen van de bestreden beslissing de beschikking van 2 februari 2021 mede te betrekken.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ter zitting is gebleken dat de dienst beschikt over een bezwaarschrift dat de belanghebbende heeft ingediend met behulp van professionele rechtsbijstand.
Belanghebbende zou daarom recht hebben op een compensatie voor proceskosten
volgens de Compensatieregeling. De beschikking van 2 februari 2021 heeft echter al
voorzien in een aanvullende betaling die (aanmerkelijk) ruimer is. De Commissie
adviseert in de beslissing op bezwaar wel te onderkennen en toe te lichten dat het
primaire besluit op dit punt niet correct was.
Belanghebbende stelt circa € 4.000 onterecht te hebben terugbetaald. Het overzicht van (uit)betalingen en/of verrekeningen Toeslagen vermeldt een terugbetaald bedrag van € 3.358. De Commissie constateert dat de dienst weliswaar een overzicht van de
beschikkingen heeft ingediend aan de hand waarvan aan belanghebbende kinderopvangtoeslag is toegekend of van hem is teruggevorderd, maar een overzicht van de kasstromen ontbreekt. Om belanghebbende duidelijkheid te bieden over de mogelijke juistheid van hetgeen belanghebbende stelt, verdient het aanbeveling dat de dienst inzicht geeft in de door hem en belanghebbende over en weer verrichte betalingen en de samenstelling daarvan, althans de administratieve uitsplitsing die de dienst daarop heeft toegepast. De te nemen beslissing op bezwaar biedt gelegenheid aan de dienst om belanghebbende alsnog de gevraagde duidelijkheid te bieden.
Conclusie en advies
De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert de dienst om bij de heroverweging van
zijn beschikking van 26 maart 2020 te onderkennen dat belanghebbende aanvankelijk
ten onrechte niet is gecompenseerd voor proceskosten.
Ook adviseert de Commissie de dienst om aan belanghebbende uitleg te geven over door de dienst en belanghebbende over en weer verrichte betalingen en de samenstelling daarvan. De Commissie komt tot dit advies, omdat het de Commissie duidelijk is geworden dat voor de verwerking van het gebeurde voor belanghebbende belangrijk is om te kunnen begrijpen dat en hoe hij compensatie heeft ontvangen voor door hem onterecht verrichte betalingen.
Tot slot adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar op te nemen dat deze
alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens de
Compensatieregelingen en niet (mede) een beslissing over vergoeding van werkelijke
schade bevat.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter