BAC 2021-1777
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 25 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A en 5 mei 2022 met kenmerk UHT-DC-I-A
Ontvangst bezwaarschriften: 3 juni 2021 en 13 juni 2022
Hoorzitting: 16 september 2022
Overdracht advies aan UHT: 12 januari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de twee bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
- Het door ingediende bezwaarschrift d.d. 27 mei 2021, ingekomen op 3 juni 2021, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie
kinderopvangtoeslag van 25 mei 2021 (UHT-DC-I A). - Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende
bezwaarschrift d.d. 13 juni 2022, ingekomen op dezelfde datum, is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag d.d. 2 mei 2022 (UHT-DC-I A).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 10 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: kot) over het jaar 2012 en de jaren daarvoor.
- De Commissie van Wijzen (hierna: de CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 op 24 maart 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft overwogen dat er voor deze toeslagjaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 25 mei 2021 heeft UHT belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2011 en 2012.
- Belanghebbende heeft bij brief van 27 mei 2021, ingekomen op 3 juni 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Bij brief van 12 augustus 2021, ontvangen op 13 augustus 2021, heeft gemachtigde zich als advocaat voor belanghebbende gesteld en het dossier opgevraagd.
- Op 23 mei 2022 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
- De CvW heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende met betrekking tot de jaren 2006, 2007, 2008, 2017 en 2018 op 7 februari 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft overwogen dat er voor deze toeslagjaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
- Bij beschikking van 2 mei 2022 heeft UHT belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2006, 2007, 2008, 2017 en 2018.
- Gemachtigde heeft bij brief van 13 juni 2022, ingekomen op dezelfde dag, tegen dit besluit een ongemotiveerd bezwaarschrift ingediend. Op 23 augustus 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Bij e-mailbericht van 8 september 2022 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar toegestuurd.
- Op 16 september 2022 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en dat deze ook overigens voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ad bezwaarschrift 1
Voor een compensatie in het kader van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare zaken (hierna: de Compensatieregeling) komt in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op kot in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T.
Uit de verschillende 'specificaties voorschotbeschikkingen kot' en de 'Voorlopige zienswijze UHT', die zijn gevoegd bij de schriftelijke reactie van UHT, is de Commissie gebleken dat de herzieningen van de kot zijn gebaseerd op door belanghebbende overgelegde gegevens en wijzigingen in het aantal afgenomen opvanguren. Zo heeft belanghebbende in 2013 op het daarvoor bestemde formulier aangegeven dat zij in het jaar 2012 geen gebruik heeft gemaakt van opvang.
Er moest dus door belanghebbende worden terugbetaald, omdat zij uiteindelijk op minder kot recht had dan waarmee in de voorschotbeschikkingen rekening was gehouden. Voor de Commissie is niet aannemelijk geworden dat bij de terugvordering van de kot sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen.
Ad bezwaarschrift 2
In tegenstelling tot gemachtigde is de Commissie van mening dat de bestreden beschikking voldoende is gemotiveerd; in het besluit wordt per toeslagjaar aangegeven om welke redenen de kot is aangepast of niet is verstrekt. Bij het besluit is het advies van de CvW gevoegd.
Zoals ook met betrekking tot het eerste bezwaarschrift is gesteld, kan belanghebbende slechts voor een compensatie in het kader van de Compensatieregeling (en dus ook op grond van de Catshuisregeling) in aanmerking komen, wanneer aannemelijk is dat er in enig jaar sprake is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T.
Uit de stukken die zijn gevoegd bij de schriftelijke reactie op dit bezwaarschrift, is de Commissie gebleken dat ook de herzieningen van de kot over de jaren 2006, 2007, 2008, 2017 en 2018 zijn gebaseerd op door belanghebbende overgelegde gegevens en wijzigingen in het aantal afgenomen opvanguren. Er moest door belanghebbende worden terugbetaald, omdat zij uiteindelijk op minder kot recht had dan waarmee in de voorschotbeschikkingen rekening was gehouden.
Daarnaast is er een paar jaar geen kot verstrekt, omdat belanghebbende daarvoor geen aanvraag heeft ingediend. Dat belanghebbende, zoals zij heeft aangegeven, door de negatieve ervaringen met de B/T daartoe besloten heeft, maakt dit niet anders. Feit blijft dat belanghebbende om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, die jaren kot moet hebben ontvangen; de Compensatieregeling is hier duidelijk over. De Commissie onderschrijft dan ook niet het betoog van gemachtigde dat UHT blijk geeft van onverschilligheid en/of vooringenomenheid door niet te
onderzoeken wat de reden is geweest dat belanghebbende voor de betreffende jaren geen kot heeft aangevraagd. Voor zover er sprake zou zijn van een situatie waarin belanghebbende vanwege het vooringenomen handelen van B/T in de jaren daarna geen kot meer heeft durven aanvragen, leidt dit niet tot recht op compensatie, maar zal dit beoordeeld moeten worden in het kader van een verzoek werkelijke schade.
Samenvatting en advies
Samengevat adviseert de Commissie om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren, omdat ten aanzien van de jaren in geding niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze of hardheid van de kant van B/T.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter