Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1720

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 9 augustus 2021 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 1 september 2021

Hoorzitting: 12 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 23 juni 2022

Samenvatting

De Commissie adviseert om het bezwaar ontvankelijk en gegrond te verklaren en de beslissing op bezwaar te heroverwegen.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift richt zich tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding van 9 augustus 2021.

Procesverloop

Bezwaar

Belanghebbende maakt op 1 september 2021 een pro-forma bezwaar tegen de 'Beschikking aanvullend werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade' (hierna CWS) van Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen van 9 augustus 2021. Bij e-mail van 9 februari 2022 zijn de gronden van het bezwaarschrift aangevuld.

Verweerschrift

De UHT heeft bij brief van 14 april 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.

Ingekomen stukken

Belanghebbende heeft bij e-mail van 6 mei 2022 een pleitnotitie ingediend.

Hoorzitting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) heeft het bezwaar ter zitting behandeld op 12 mei 2022 in aanwezigheid van de belanghebbende en de UHT. Het verslag van de hoorzitting is achter dit advies opgenomen.

Nagezonden stukken

De UHT heeft op 2 juni 2022 een aanvullende reactie ingediend. Belanghebbende heeft op 8 juni 2022 gereageerd.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

  • Belanghebbende verzoekt de UHT haar reeds afbetaalde private schulden met de ontvangen compensatie te vergoeden zonder dat zij zich hoeft te wenden tot het Sociale Banken Nederland (hierna: SBN) loket, aangezien het loket voor afbetaalde schulden nog niet operationeel is en de schulden niet bij notariële akte zijn vastgelegd.
  • Belanghebbende heeft een bedrag van € 7.820 geleend aan haar dochter om belastingschulden af te lossen. van de door de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) uitgekeerde bedragen aan de dochter is een bedrag van € 5.200 aangewend om te voorzien in het levensonderhoud van het gezin.
  • Belanghebbende verzoekt de UHT om de studieschuld van haar dochter van € 56.863 kwijt te schelden.
  • Nu de kindregeling nog niet in werking is getreden is het onzeker of er iets wordt geregeld over het kwijtschelden van schulden van de gedupeerde kinderen. Daardoor zal belanghebbende weer een bezwaarproces moeten doorlopen, wanneer dat niet het geval is. Belanghebbende wenst dat voornoemde bezwaren in dit proces worden afgewikkeld.

Verweer

  • De UHT stelt zich wat betreft de private schulden op het standpunt dat belanghebbende zich tot het SBN-loket moet wenden. Voor de schulden uit geldleningen geldt het Besluit betalen private schulden, voor dergelijke schulden is exclusief het loket Private Schulden in het leven geroepen, dat vanaf 5 januari 2022 operationeel is.
  • De Commissie Werkelijke Schade (CWS)vermeldt in haar advies dat zij niet de bevoegdheid heeft om te adviseren tot vergoeding van de afgeloste leningen. Dat is iets waar de UHT over gaat. Volgens de UHT is daar voormeld loket exclusief voor ingericht. Omdat dit onderwerp niet ter beoordeling aan de CWS kan worden voorgelegd, kan deze kwestie ook niet in bezwaar op deze beschikking aan de orde worden gesteld.
  • De UHT voert aan dat leningen (schulden) die zijn aangegaan ter bekostiging van de kosten van de huishouding niet als aanvullende werkelijke schade gekwalificeerd kunnen worden en dus ook niet voor compensatie in aanmerking komen. Deze uitgaven zijn immers onvermijdelijk en kunnen om die reden niet als schade worden aangemerkt. Voor zover er een relatie zou zijn met de toeslagenaffaire is dit thans niet meer van belang. Belanghebbende heeft immers al een compensatie ontvangen.
  • Ten aanzien van de studieschuld van de dochter stelt de UHT zich op het standpunt dat de dochter niet valt onder de doelgroep zoals bepaald in het Besluit Compensatieregeling. Alleen schade die door de gedupeerde ouder is geleden komt voor vergoeding in aanmerking. Er kan geen aanvullende compensatie worden geboden voor schulden van gezinsleden, zoals de studieschuld van de dochter.
  • Voorts heeft de CWS wel degelijk oog gehad voor de situatie van de oudste dochter. De aan oudste dochter gebonden immateriële schadevergoeding van € 12.000 valt buiten de gangbare schadevergoedingsbijdragen. Daarnaast heeft de CWS ook gewezen naar de op handen zijnde Kind regeling. De CWS heeft rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden inzake de bijdrage en rol van de dochter.
  • De UHT heeft de aanvullende reactie reactie de eerder ingenomen standpunten bevestigd.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
    o 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
    o 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna: Catshuisregeling): o Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691;
    o Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag
    (Staatscourant 2021, nr. 10248);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht;
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde
    beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december 2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten); -Besluit betalen private schulden (Staatscourant 20 oktober, nr. 44723).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Private schulden

Als onderdeel van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag is het van groot belang dat gedupeerde ouders een nieuwe start kunnen maken. Het Besluit betalen private schulden (hierna: het Besluit) regelt dat de UHT een bedrag kan betalen ter voldoening van bepaalde private schulden van ouders die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag. Tevens regelt dit besluit dat in twee specifieke situaties
compensatie kan worden geboden voor reeds afgeloste private schulden. De Commissie heeft ervan kennisgenomen, dat het SBN-loket voor reeds afbetaalde private schulden – waar UHT belanghebbende naar toe verwezen heeft – nog niet operationeel is.

De eis van notariële akte

Naar het oordeel van de Commissie bevat het Besluit een vergaande beperking,
aangezien schulden slechts in aanmerking komen voor compensatie, voor zover deze zijn vastgelegd in een notariële akte. In de praktijk van alledag worden schulden zelden aangegaan onder deze conditie, tenzij het gaat om transacties met betrekking tot registergoederen. De Commissie kan zich voorstellen dat leningen die binnen de familie worden aangegaan, doorgaans niet bij notariële akte worden vastgelegd, nu dat kosten met zich meebrengt. Daarnaast wijst de Commissie er op dat veel gedupeerden in penibele omstandigheden kwamen te verkeren als gevolg van de onverwachte en soms aanzienlijke terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag, waarvan later is vastgesteld dat deze doorgaans onrechtmatig zijn gedaan. Gelet hierop kan in redelijkheid aan hen nu niet tegengeworpen worden dat zij de leningen die zij onder dergelijke omstandigheden bij familie en vrienden zijn aangegaan, destijds niet vastlegden bij notariële akte. Nog daargelaten de extra kosten die dit met zich mee zou brengen. Wel mag in dit stadium van de afwikkeling van de toeslagaffaire worden verwacht dat zij deze onderhandse leningen zo goed mogelijk staven/ onderbouwen met bescheiden en verklaringen van de betreffende familieleden. Echter zal door het stellen van deze algemene voorwaarde voor kwijtschelding van private schulden in de meeste gevallen dit doel niet kunnen worden bereikt.

In het geval van belanghebbende heeft zij voor de Commissie voldoende aannemelijk kunnen maken dat de private schulden zijn ontstaan vanwege de problemen rondom de kinderopvangtoeslag. En dat zij een groot deel van het compensatiebedrag heeft
aangewend om deze schulden af te lossen, voordat er sprake was van een moratorium. Een aanwijzing hiervoor vormen de overgelegde bankafschriften van belanghebbende. Deze aflossing legde een groot beslag op de aan belanghebbende toegekende compensatie.

Meer in het algemeen adviseert de Commissie de UHT met klem, de Staatssecretaris van Financiën er op te wijzen dat de eis van een notariële akte een te zwaar instrument is om daarmee aan te tonen dat de private schulden door middel van het compensatiebedrag zijn afbetaald. Zij beveelt dan ook aan deze voorwaarde te heroverwegen en te bezien in hoeverre andere geschriften – zoals bankafschriften en verklaringen van schuldeisers – volstaan.

Voorts wijst de Commissie de UHT op artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en onderdeel 6 van het Besluit betalen private schulden, waarin wordt voorzien in de mogelijkheid om van de beleidsregels af te wijken indien bijzondere omstandigheden aan de orde zijn. De Commissie is van oordeel dat in onderhavige zaak sprake is van bijzondere omstandigheden. Zij beveelt de UHT dan ook aan om de reeds afbetaalde schulden van belanghebbende te compenseren. Deze werkwijze is ook in overeenstemming met het doel en de strekking van het Besluit betalen private schulden: het compenseren van de gedupeerde ouders voor het onrecht dat hen door de overheid is aangedaan, zodat zij een nieuwe start kunnen maken.

Studieschuld dochter

De Commissie stelt voorop dat zij het spijtig vindt dat de dochter van belanghebbende, zich op jonge leeftijd, genoodzaakt voelde de door haar genomen rol en
verantwoordelijkheid op zich te nemen. Zo heeft belanghebbende verklaard dat zij met de lening van DUO aan haar dochter de belastingschulden ter hoogte van € 7.800 heeft afgelost. Voorts heeft belanghebbende van haar dochter gedurende twee jaar extra geld geleend ad € 5.200 als bijdrage aan het levensonderhoud van het gehele gezin. Haar dochter heeft hiervoor een bijbaan moeten nemen waardoor zij een studievertraging opliep en meer geld moest lenen van DUO. Volgens belanghebbende oversteeg deze bijdrage hetgeen van haar dochter als gezinslid mocht worden verwacht. De Commissie acht deze verklaring in de context van de omstandigheden van belanghebbende geloofwaardig. Deze wordt ook niet betwist door de UHT.

Het komt erop neer dat de dochter op deze wijze een meer dan evenredige bijdrage heeft geleverd aan de financiële verplichtingen van het gezin van belanghebbende onder meer door een extra financiële verplichting aan te gaan bij DUO.

Naar de mening van de Commissie is onder de bijzondere omstandigheden van deze zaak een immateriële schadevergoeding geboden waarvan de hoogte weerspiegelt dat door het toedoen van de overheid een kind financiële lasten van het gezin heeft moeten dragen die niet voor haar rekening hadden behoren te komen. Een vergoeding waarvan duidelijk is dat de door het kind oneigenlijk gedragen lasten daarin verwerkt zijn, voldoet in dat opzicht. Volgens de UHT heeft de CWS oog gehad voor de bijzondere omstandigheden van het geval op dit punt, hetgeen blijkt uit de geboden immateriële schadevergoeding voor de oudste dochter van € 12.000. Dat is bij de door de CWS toegekende vergoeding niet het geval, reeds omdat hetgeen door het kind aan de gezinshuishouding werd bijgedragen (€ 13.000) meer bedraagt dan aan haar toegekende immateriële schadevergoeding (€ 12.000). De Commissie beveelt de UHT aan haar beslissing te herzien en via de weg van de immateriële schadevergoeding de oudste dochter te compenseren voor de door haar verstrekte bedragen (van € 7.800 en € 5.200) voor de aflossing van de schulden en het levensonderhoud van het gezin.

Voor wat betreft de kwijtschelding van de studieschuld merkt de Commissie op dat naar de huidige stand van zaken het op dit moment niet mogelijk is om als of namens een gedupeerd kind een verzoek voor een compensatiebeoordeling in te dienen. Gelet hierop, alsmede de omstandigheid dat de beoordeling op grond van de Kind regeling een op zichzelf staand traject betreft, is het voor de Commissie niet mogelijk om zich binnen het huidige advies hierover te buigen dan wel de UHT te adviseren hier op te anticiperen in de beslissing op bezwaar.

Conclusie en advies

De Commissie adviseert de UHT om het bezwaar ontvankelijk en gegrond te verklaren en in het kader van de heroverweging voor de beslissing op bezwaar:

  • op grond van artikel 4:84 Awb te voorzien in de compensatie van de reeds afbetaalde private schulden;
  • De Commissie beveelt de UHT aan haar beslissing te herzien en de oudste dochter van belanghebbende te compenseren voor de door haar bijdragen kosten (€ 7.800 en € 5.200) voor de aflossing van schulden en het levensonderhoud van het gezin.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter