Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-722

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 februari 2021met kenmerk UHT-B ADJ

Ontvangst bezwaarschrift: 16 maart 2021

Hoorzitting: 8 juni 2022

Overdracht advies aan UHT: 21 juli 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: Commissie) adviseert aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 4 procespunten tegen het hoogste tarief.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, gedateerd 9 maart 2021 en ontvangen door UHT op 16 maart 2021, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking aanvullend bedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 1 februari 2021 (UHT-B ADJ). Hierin is aan belanghebbende een aanvullend bedrag van €12.372 aan compensatie toegekend op grond van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag over de jaren 2012-2014.

Bij beschikking van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 3b) was aan belanghebbende al
een definitieve compensatie van € 17.628 toegekend met toepassing van de
Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019,
66172, hierna: Compensatieregeling) omdat de Belastingdienst/Toeslagen bij de
beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 fouten heeft gemaakt.

Het totaal toegekende bedrag aan compensatie is nu € 30.000.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is
de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) bestemd. Een eventuele
beslissing naar aanleiding van het advies van die commissie is vatbaar voor bezwaar.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 17 december 2019 (T-C DR CAF 11 1e V) heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van €16.063.
  • Bij besluit van 26 maart 2020 (T-C DR CAF 11 CB 3b) heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 17.628.
  • Bij besluit van 1 februari 2021 (UHT-B ADJ) is de compensatie met een bedrag van
    € 12.372 aangevuld tot € 30.000 op grond van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.
  • De gemachtigde heeft op 9 maart 2021, ontvangen door UHT op 16 maart 2021, pro forma bezwaar ingediend tegen dit besluit.
  • Gemachtigde heeft op 6 september 2021 bezwaargronden ingediend.
  • Op 28 april 2022 heeft UHT haar schriftelijke reactie ingediend bij de
    Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: Commissie).
  • Op 8 juni 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
  • Op de hoorzitting is afgesproken dat de schriftelijke reactie van UHT van 28 april 2022 en producties 44 tot en met 47 daarvan aan gemachtigde worden gezonden door de Commissie. Gemachtigde en belanghebbende hebben 2 weken gelegenheid om daarop te reageren. Vervolgens heeft UHT 2 weken na ontvangst van deze reactie de gelegenheid om daar weer op te reageren. Gemachtigde en belanghebbende hebben op 29 juni 2022 gereageerd, UHT op 7 juli 2022.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Desinteresse en uitleg in compensatiebesluit

Belanghebbende stelt dat er destijds niet naar haar is geluisterd en dat zij niet werd geloofd door de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft geen
interesse gehad voor haar verhaal. Dit blijkt onder andere uit het gebruik van een foutieve naam in het dossier. Belanghebbende stelt dat het compensatiebesluit slecht gemotiveerd is, omdat geen uitleg wordt gegeven waarom zij aangemerkt is als gedupeerde in het kader van CAF 11 en waarom er kinderopvangtoeslag is teruggevorderd.

Geen nieuwe compensatieberekening

Belanghebbende stelt dat sprake is van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek
omdat er geen nieuwe compensatieberekening is uitgevoerd bij de aanvulling tot
€ 30.000 bijvoorbeeld inzake de immateriële schadevergoeding (het doorlopen van de € 500 per halfjaar). Dit maakt de eerdere beslissing onzuiver, en er is niet meer duidelijk wat is gecompenseerd en voor hoeveel. Dit is wel van belang voor een
mogelijke procedure bij de CWS.

Bij compensatie uitgaan van hoogste vaststelling KOT

Belanghebbende stelt verder dat de compensatie in een toeslagjaar moet worden
gebaseerd op de beschikking met de hoogst berekende kinderopvangtoeslag in het
betreffende toeslagjaar, om onzuiverheden ten nadele van belanghebbende te voorkomen. Voor 2013 zou dit betekenen dat niet van € 4.027 maar van € 10.547 zou moeten worden uitgegaan. Ook hierom is sprake van een motiveringsgebrek.

Vergoeding juridische bijstand

Tot slot verzoekt belanghebbende om een vergoeding van de kosten voor juridische
bijstand in bezwaar.

Verweer

UHT brengt – samengevat – het volgende naar voren.

Toepassing artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

UHT stelt zich op het standpunt dat de beschikking van 1 februari 2021, waartegen het
bezwaar zich richt, ten opzichte van de beschikking definitieve compensatie van
26 maart 2020 (T-C-DR-CAF-11 CB 3b) een nader besluit is als bedoeld in artikel 6:19
van de Awb. Gelet op de samenloop van de beschikkingen ziet de schriftelijke reactie op beide beschikkingen.

Desinteresse en uitleg in compensatiebesluit

Het spijt UHT ten zeerste dat belanghebbende deze ervaring heeft gehad met de
Belastingdienst/Toeslagen. Het is zeer onzorgvuldig dat een verkeerde naam is gebruikt in het dossier. UHT zal alles doen wat in haar bereik ligt om de bezwaarprocedure zorgvuldig uit te voeren.

Onder verwijzing naar de producties 46 (Meldingen TVS) en 47 (Melding KOT 2013 en
Notities CAF) van de schriftelijke reactie legt UHT uit dat kinderopvangtoeslag is
teruggevorderd naar aanleiding van de CAF onderzoeken waar belanghebbende deel van uitmaakte. In de producties 7, 12, 14, 25 en 34 staat ten aanzien van de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 waarom de Belastingdienst/Toeslagen destijds heeft besloten om de kinderopvangtoeslag terug te vorderen. Voor zover de definitieve compensatiebeschikking op dit punt onvoldoende gemotiveerd was, geldt deze schriftelijke reactie als aanvulling op de definitieve compensatiebeschikking.

Geen nieuwe compensatieberekening

UHT verwijst naar de herstelregelingen. Deze schrijven niet voor dat een nieuwe
compensatieberekening dient te worden uitgevoerd als de definitieve compensatie wordt aangevuld tot € 30.000 op grond van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.

Bij compensatie uitgaan van hoogste vaststelling KOT

Onder verwijzing naar de tekst van onderdeel 3.1.1 van de Compensatieregeling stelt
UHT zich op het standpunt dat de compensatie niet dient te worden gebaseerd op de
beschikking met de hoogst berekende kinderopvangtoeslag in het desbetreffende
toeslagjaar. Verder stelt UHT zich op het standpunt dat de juiste bedragen zijn gehanteerd voor de compensatieberekening. In toeslagjaar 2013 is de kinderopvangtoeslag 2 keer op nihil gesteld. De eerste nihilstelling heeft plaatsgevonden bij beschikking van 22 januari 2013 (productie 16). Deze nihilstelling heeft plaatsgevonden, omdat belanghebbende de kinderopvangtoeslag zelf heeft stopgezet (productie 47). De tweede nihilstelling bij beschikking van 16 oktober 2015 heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een CAF-onderzoek (productie 46). Voor de berekening van compensatie over toeslagjaar 2013 is dan ook het bedrag voorafgaand aan het CAF-onderzoek gehanteerd, namelijk €4.027 (productie 17).

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht;
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
  • Verzamelbesluit Toeslagen van 17 april 2020 (Staatscourant 2020, 22720);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
    (Compensatieregeling), gedateerd:
    • 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    • 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    • 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993;
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
    verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde
    beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december
    2020, Staatsblad 2020, 524;
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691;
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Beoordeling bezwaar

Uitleg

Belanghebbende voert aan dat het compensatiebesluit onvoldoende gemotiveerd is. Er is geen uitleg gegeven waarom zij aangemerkt is als gedupeerde in het kader van CAF 11, en waarom er kinderopvangtoeslag is teruggevorderd. Ter zitting is toegelicht dat meer duidelijkheid belangrijk is voor belanghebbende, vooral over wanneer het CAF 11-onderzoek ten aanzien van haar is begonnen en hoe zich dit verhoudt tot de stopzetting of neerwaartse correctie in de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014.

UHT heeft in haar schriftelijke reactie een nadere toelichting gegeven op de definitieve
compensatiebeschikking van 26 maart 2020. UHT betoogt dat voor zover sprake is van
een motiveringsgebrek, de schriftelijke reactie geldt als aanvulling op de definitieve
compensatiebeschikking. Ter zitting heeft UHT verder uitleg gegeven over het CAF 11-onderzoek.

Ten aanzien van het toeslagjaar 2013 heeft UHT, onder verwijzing naar de Melding KOT 2013 (productie 47 bij de schriftelijke reactie van 28 april 2022) in de schriftelijke reactie en ter zitting toegelicht dat de kinderopvangtoeslag in de beschikking van 22 januari 2013 is gecorrigeerd naar € 0 omdat belanghebbende de toeslag heeft stopgezet. Dat deze stopzetting zou zien op 2014 in plaats van op 2013, komt de Commissie niet logisch voor, nu in de Melding KOT 2013 achter ‘Datum wilsuiting’ staat vermeld: 01-01-2013.

Uit de Notities CAF (ook gevoegd bij productie 47) blijkt dat belanghebbende pas op
9 juli 2014 onderwerp was van het CAF 11-onderzoek. Op die datum is aan haar een
baliebrief (DTV-CAF 11) toegezonden in het kader van dit onderzoek. De tweede nihilstelling, bij beschikking van 16 oktober 2015, heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het CAF-onderzoek. Voor de berekening van compensatie over toeslagjaar 2013 is dan ook het bedrag voorafgaand aan het CAF-onderzoek gehanteerd, namelijk € 4.027 toegekend als voorschot bij beschikking van 22 oktober 2013.

De Commissie heeft daarmee kunnen vaststellen dat UHT is uitgegaan van het juiste
bedrag aan compensatie over 2013. De eerdere nihilstelling, van 22 januari 2013, heeft niets te maken gehad met het CAF 11-onderzoek. De Commissie adviseert UHT om dat duidelijk uit te leggen in de beschikking op bezwaar, ook voor de overige jaren (2012 en 2014). Vooralsnog lijkt het erop dat UHT voor die jaren bij de berekening van de compensatie is uitgegaan van de juiste bedragen (€ 10.449 bij beschikking van
29 december 2011 in 2012 en € 6.402 bij beschikking van 27 december 2013 in 2014)
voor de correctie als gevolg van het CAF-onderzoek. De beschikkingen van 29 december 2011 en 27 december 2013 dateren ook van voordat belanghebbende onderwerp werd van het CAF 11-onderzoek.

Ten aanzien van de motivering is de Commissie het met belanghebbende eens dat de
compensatiebeschikking van 26 maart 2020 onvoldoende is gemotiveerd. Omdat UHT
door middel van het indienen van een schriftelijke reactie en het ter zitting gevoerde
verweer haar standpunt inmiddels voldoende inzichtelijk heeft gemaakt, en niet aannemelijk is dat belanghebbende hierdoor wordt benadeeld, adviseert de Commissie dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren en de beschikking in stand te laten.

De Commissie acht het opmerkelijk dat gedupeerde ouders tot een bezwaarprocedure
dienen over te gaan, alvorens zij een deugdelijke motivering krijgen. Dit leidt tot het
ongewenste gevolg dat wanneer een burger niet in bezwaar gaat, hij of zij een voldoende gemotiveerde beslissing en wellicht een hogere compensatievergoeding misloopt. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren tot een proceskostenvergoeding over te gaan. Dit licht de Commissie verder toe onder Vergoeding juridische bijstand.

Bij compensatie uitgaan van hoogste vaststelling KOT

UHT neemt het standpunt in dat bij de berekening van de compensatie, op grond van
onderdeel 3.1.1 van de Compensatieregeling, uit dient te worden gegaan van het laatst toegekende bedrag aan kinderopvangtoeslag voorafgaand aan stopzetting of
neerwaartse correctie als gevolg van het CAF-onderzoek. De Commissie is het daarmee
eens. Zoals hierboven ook staat, is de Commissie vooralsnog van oordeel dat UHT bij de berekening van de compensatie is uitgegaan van de juiste bedragen. De Commissie
adviseert derhalve de beschikking op dit punt in stand te laten.

Geen nieuwe compensatieberekening

Het uitkeren van het forfaitaire bedrag van € 30.000 is gebaseerd op de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. Op grond van onderdeel 2.2 van deze regeling
vindt aanvulling van een eerder vastgestelde en uitbetaalde compensatie plaats als deze lager was dan € 30.000.

De Commissie kan UHT volgen in haar standpunt dat de herstelregelingen niet
voorschrijven dat een nieuwe compensatieberekening moet worden gemaakt als de
definitieve compensatie wordt aangevuld tot € 30.000.

Vergoeding juridische bijstand

De Commissie zal, gelet op wat hiervoor staat, UHT adviseren om het bezwaar
ongegrond te verklaren. Belanghebbende komt dan in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding van de aan haar verleende juridische bijstand. Nu het instellen van bezwaar echter nodig is gebleken om een toereikende motivering van UHT te verkrijgen, ziet de Commissie evenwel aanleiding om te adviseren aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Commissie daarom recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 4 procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een wegingsfactor 2). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (thans € 759). De totaal te vergoeden proceskosten komen met het thans geldende hoogste tarief dan uit op € 3.036 (4 keer € 759).

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT om in de beslissing op
bezwaar:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren; en
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen
    van 4 procespunten tegen het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter