Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-638

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 april 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 20 mei 2021 en 15 september 2021

Hoorzitting: 2 december 2021

Overdracht advies aan UHT: 7 januari 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder andere om de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen en de vergoeding juridisch hulp voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 en een vergoeding van € 748 per procespunt.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 26 april 2021 (UHT-DC I).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat de Belastingdienst fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van zijn situatie over de toeslagjaren 2008 tot en met 2012. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904, hierna: Compensatieregeling) is aan hem een bedrag van € 66.845 toegekend over de jaren 2008 tot en met 2012.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
    kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
    invorderingskosten);
  • vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand (3.1.5. Compensatie voor proceskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag (onderdeel 3.1.6);
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 26 april 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie toegekend van € 66.845. Belanghebbende heeft bezwaar ingediend op 18 mei 2021, door UHT op 20 mei 2021 ontvangen. Gemachtigde heeft de bezwaargronden op 15 september 2021 aangevuld. Voorts heeft gemachtigde, het precieze moment is de Commissie niet bekend, het bezwaarschrift ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
  • Op 30 november 2021 heeft UHT haar schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie.
  • Op 22 december 2021 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde en de belanghebbende via Webex. Hiervan is een verslag gemaakt als bijlage bij het advies.

Gronden van bezwaar

Gemachtigde heeft in het bezwaarschrift een aantal kostenposten van belanghebbende opgevoerd. De Commissie begrijpt het bezwaarschrift aldus, dat met deze posten uiteen wordt gezet dat belanghebbende meer schade heeft geleden dan hem uit hoofde van de Compensatieregeling wordt vergoed, en verzoekt om vergoeding daarvan.

Samengevat stelt gemachtigde zich op het standpunt dat de volgende materiële en
immateriële schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen:

  • vervangende opvangkosten nadat vanaf 2012 geen kinderopvangtoeslag (hierna:
    KOT) meer is aangevraagd;
  • betaalde rente uit hoofde van een lening die is aangevraagd om de belastingschuld af te betalen;
  • gemaakte reiskosten, voor in totaal 9.585 km;
  • het verschil tussen de verkoopprijs en de daadwerkelijke waarde van de verkochte
    auto;
  • een lening bij familie;
  • rente en kosten veroorzaakt door de vertraging van het kwijtscheldingsbesluit; en
  • studieschuld van het eerste kind.

Verweer

UHT brengt – samengevat – het volgende naar voren.

Allereerst loopt UHT de compensatieberekening door, aan de hand van de verschillende componenten. Ten aanzien van vergoeding juridische bijstand wordt daarbij door UHT in de schriftelijke reactie opgemerkt dat belanghebbende recht heeft op een hogere vergoeding van in totaal 20 punten. Het bedrag wordt hierdoor verhoogd met € 6.322. De immateriële schade zal voorts worden vergoed tot de datum van de beslissing op bezwaar. De extra compensatie van 1% zal vanwege voorgaande correcties eveneens worden aangepast.

Uit de gronden van bezwaar van belanghebbende maakt UHT voorts niet op dat de compensatie onjuist zou zijn berekend. UHT leidt hier wel uit af dat belanghebbende meent dat de compensatie met standaard vergoedingen niet leidt tot vergoeding van de werkelijk door hem geleden schade.

Het staat UHT op grond van de Compensatieregeling echter niet vrij om een andere
schade te compenseren dan de daarin genoemde standaard vergoedingen. Vergoeding
van aanvullende schade, kan worden verzocht aan CWS. De Commissie wordt verzocht
om het verzoek om aanvullende schade voor te leggen aan CWS.

Vaststaande feiten

Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2008 (€ 15.435), 2009
(€ 9.159), 2010 (€ 5.240), 2011 (€ 3.698) en 2012 (€ 402) voor een totaalbedrag van € 33.934 recht had op KOT.

De KOT over 2008 is bij beschikking van 22 september 2009 herzien en op nihil gesteld. De KOT over 2009 is bij beschikking van 16 februari 2012 herzien en op nihil gesteld. De KOT over 2010 en 2011 zijn bij beschikkingen van 19 september 2012 herzien en op nihil gesteld. De KOT over 2012 is bij beschikking van 13 november 2015 herzien en op nihil gesteld.

Belanghebbende heeft tegen de nihil stellingen over de toeslagjaren 2008 en 2009 bezwaar en beroep ingesteld. Over de toeslagjaren 2010 en 2011 is enkel bezwaar ingesteld.

Omdat de Belastingdienst fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de zijn situatie
over de toeslagjaren 2008 tot en met 2012, is aan belanghebbende bij beschikking van 26 april 2021 een definitieve compensatie van € 66.845 toegekend.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
    • 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    • 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    • 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Beoordeling bezwaar

Verzoek aanvullende schade

De Commissie merkt het bezwaarschrift aan als een verzoek om vergoeding van de werkelijk door belanghebbende geleden schade. De vergoeding van deze schade valt
evenwel niet onder het bereik van de Compensatieregeling. Gemachtigde heeft het als
zodanig reeds doorgezonden naar CWS.

De Commissie adviseert om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken aan
belanghebbende dat de beslissing op bezwaar enkel betrekking heeft op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens de compensatieregelingen wat betreft de jaren 2008-2012, en niet al mede een beslissing is op zijn verzoek om vergoeding van werkelijke schade.

Vergoeding juridische hulp

UHT heeft in haar schriftelijke reactie uiteengezet dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor juridische bijstand in eerdere procedures van in totaal 20 punten. Ter zitting heeft UHT aangegeven in deze berekening een vergissing te hebben gemaakt, aangezien een tweetal meegerekende hoorzittingen nooit hebben plaatsgevonden. De Commissie kan zich vinden in de berekening, zoals deze luidt na bijstelling op grond van de kennelijke vergissing, en adviseert derhalve om de vergoeding in de beslissing op bezwaar aan te passen.

Extra compensatie 1%

Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet worden aangepast, daar het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Vergoeding juridische bijstand deze procedure

Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van UHT gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2. Ook hier adviseert de Commissie om per procespunt de hoogste vergoeding van € 748 toe te kennen.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT om in de beslissing op
bezwaar:

  • de vergoeding juridische hulp onder h) bij te stellen naar een totaal van 16 punten
    en een vergoeding van €748 per procespunt toe te kennen;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
    aan te passen; en
  • de vergoeding juridisch hulp voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen
    van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 en een vergoeding van € 748 per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter