Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-599

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 17 april 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/101

Ontvangst bezwaarschrift: 11 mei 2021

Hoorzitting: 17 augustus 2022

Overdracht advies aan UHT: 14 september 2022

Samenvatting

Hoewel uit het systeem van UHT geen aanvragen kinderopvangtoeslag of kindgebonden budget over 2008-2010 naar boven zijn gekomen, heeft gemachtigde beschikkingen kind gebonden budget over 2008-2010 overgelegd. Omdat deze beschikkingen voor UHT niet zichtbaar waren, moet daar nader onderzoek naar worden gedaan. Het is nog steeds niet duidelijk wat er precies gebeurd is. De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) daarom om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren vanwege een motiveringsgebrek. De Commissie adviseert met klem om dat bij de integrale beoordeling goed uit te zoeken, en om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor deze procedure.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, gedateerd 6 mei 2021 en ontvangen op 11 mei 2021, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 17 april 2021 (CAP/UCF/21/101) inzake zijn aanmelding voor een herbeoordeling kinderopvangtoeslag. Hierin is aan belanghebbende meegedeeld dat UHT nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 te betalen.

Procesverloop

  • Bij besluit van 17 april 2021 (CAP/UCF/21/101) heeft UHT belanghebbende laten weten na een lichte toets nog geen reden te zien voor betaling van € 30.000.
  • Belanghebbende heeft op 6 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 17 april 2021. Het bezwaar is ontvangen op 11 mei 2021 (bijlage 1).
  • Op 22 maart 2022 heeft , gemachtigde (hierna: gemachtigde) aanvullende bezwaargronden ingediend (bijlage 2).
  • Op 19 mei 2022 heeft UHT haar schriftelijke reactie ingediend bij de Commissie (bijlage 3).
  • Op 17 augustus 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Beoordeling bezwaar

De Commissie staat voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot
haar beslissing om aan belanghebbende vooralsnog geen € 30.000 te betalen.

De Commissie stelt voorop dat, om een grote groep gedupeerde ouders sneller recht te kunnen doen, het kabinet een aantal aanvullende maatregelen heeft aangekondigd. Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen, de
zogenaamde Catshuisregeling. Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de
Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Awir;
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld
    in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (samen: de
    herstelregelingen).

Deze herstelregelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de kinderopvangtoeslag. De
regelingen uit hoofde van de Awir zien op grond van het eerste lid van respectievelijk art. 49, 49b en 49c Awir op compensatie vanwege het handelen van de
Belastingdienst/Toeslagen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Ook de aanvullende maatregelen die het kabinet heeft genomen om gedupeerde ouders sneller recht te kunnen doen, waaronder de Catshuisregeling, zijn bedoeld voor ouders die in één of meerdere jaren in aanmerking komen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de genoemde herstelregelingen, dat wil
zeggen ouders die gedupeerd zijn door het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen
in de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. In de regel geldt voor alle herstelregelingen dat als er geen kinderopvangtoeslag is aangevraagd, er ook geen
recht op compensatie of tegemoetkoming bestaat.

Uit het voorgaande volgt dat belanghebbende, om in aanmerking te komen voor een
forfaitair bedrag van € 30.000 gerekend moet kunnen worden tot de doelgroep van een van bovenstaande herstelregelingen.

De beschikking van 17 april 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: “Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 17 april 2021 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

In de bezwaarprocedure heeft UHT uitgelegd dat dit te maken had met het feit dat uit het relevante systeem geen aanvragen op naam van belanghebbende gekomen zijn. Er is ook een toeslagen aanvragenoverzicht overgelegd. Daar staat geen kinderopvangtoeslag op en evenmin aanvragen voor kindgebonden budget over de jaren 2008-2010.

Gemachtigde heeft in bezwaar echter wel voorschotbeschikkingen kindgebonden budget op naam van belanghebbende overgelegd over de jaren 2008, 2009 en 2010. Deze komen niet voor in het overzicht van UHT. Omdat UHT op zitting heeft verklaard dat deze beschikkingen uit hetzelfde systeem komen, vindt de Commissie dat de in de
bezwaarprocedure gegeven reden voor de uitkomst van de lichte toets, dat er geen
aanvragen voor kinderopvangtoeslag zichtbaar zijn in het systeem, onvoldoende is om
het besluit te kunnen dragen. De genoemde beschikkingen hebben overigens ook
betrekking op het(zelfde) kind.

In zoverre treft het bezwaar doel. Omdat er geen duidelijkheid is ontstaan over de door belanghebbende gestelde aanvragen voor kinderopvangtoeslag, adviseert de Commissie om het besluit over de lichte toets in stand te laten. Wel adviseert de Commissie UHT met klem om deze omstandigheden te betrekken bij de integrale herbeoordeling.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT om:

  • het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren;
  • het bestreden besluit in stand te laten;
  • bij de integrale herbeoordeling nader te onderzoeken of belanghebbende
    kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en ontvangen, waarbij de Commissie wijst
    op het feit dat uit een systeem twee verschillende uitkomsten zijn gekomen; en
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen
    van twee procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter