Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-554

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit:29 april 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 28 mei 2021

Hoorzitting: 2 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 17 maart 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitkomst van de lichte toets en nog niet een integrale beoordeling bevat.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen het door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen besluit van 26 april 2021 (CAP/UCF/21/113 UHT), strekkende tot de mededeling dat UHT nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen in het kader van de zogeheten lichte toets.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 5 februari 2021 telefonisch bij UHT aangemeld in het
    kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de jaren
    2017-2019.
  • Bij brief van 29 april 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen.
  • Bij brief van 26 mei 2021, door UHT ontvangen op 28 mei 2021, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 april 2021.
  • Bij brief van 25 juni 2021 heeft UHT belanghebbende bericht dat haar bezwaarschrift is ontvangen en dat zij vóór 31 augustus 2021 een reactie hierop krijgt.
  • Op 8 september 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 2 maart 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen.

Gronden van bezwaar

De gronden van het bezwaar van belanghebbende luiden – samengevat – als volgt.

UHT noemt in het besluit enkel algemene voorbeelden van afwijzingsgronden en heeft
niet de concrete reden voor de afwijzing gegeven, ook niet nadat belanghebbende hier
expliciet om heeft gevraagd.

Belanghebbende meent voorts recht te hebben op de tegemoetkoming van € 30.000 en wel om de navolgende redenen.

Sinds belanghebbende naar Duitsland is verhuisd, is zij overspoeld met verzoeken om
het leveren van bewijsstukken. Daarnaast moet belanghebbende ten onrechte
Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) terugbetalen, omdat zij in 2019 problemen heeft
gehad met over gefactureerde opvanguren. Tegen dit gastouderbureau is een geschil aanhangig gemaakt bij de Geschillencommissie Kinderopvang, die belanghebbende bij uitspraak van 15 januari 2020 deels in het gelijk heeft gesteld.

Verweer

Het verweer van UHT luidt – samengevat – als volgt.

UHT heeft naar aanleiding van de bezwaarprocedure tegen de uitkomst van de lichte
toets de KOT in de toeslagjaren 2015 tot en met 2019 uiteengezet. Bij de lichte toets is
gekeken naar de jaren 2017-2019. Daarbij is getoetst of belanghebbende: (i) gedupeerd is geraakt door toedoen van de dienst; of (ii) dat er sprake is geweest van
vooringenomen handelen. Nu hiervan niet is gebleken, bestaat geen recht op
compensatie op grond van de Catshuisregeling.

Ter zitting heeft UHT aangegeven dat in het geval van belanghebbende de laatste in het besluit genoemde voorbeeldsituatie van toepassing is, inhoudende dat er geld
terugbetaald moest worden omdat het loon hoger was geworden, of minder uren
kinderopvang waren afgenomen, waardoor de bevoorschotting te hoog bleek.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
    2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
    Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

De Commissie stelt voorop en overweegt meer in het algemeen dat het kabinet in het
kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag eind 2020 aanvullende maatregelen heeft genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand
gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit
van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de
herstelregelingen, in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die
regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke
    regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag,
    bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    herstelregelingen).

Het geschil spitst zich toe op de vraag of UHT de lichte toets in de specifieke situatie van belanghebbende zorgvuldig en conform de toepasselijke regelgeving voornoemd heeft uitgevoerd.

De Commissie begrijpt dat belanghebbende is opgekomen tegen de omstandigheid dat UHT in haar besluit geen exacte reden voor de afwijzing heeft gegeven, waardoor zij in het duister tastte over de concrete afwijzingsgrond. Ter zitting is door UHT echter
toegelicht dat op belanghebbende de laatste in het besluit genoemde situatie van
toepassing is. Belanghebbende heeft hierop voorts bevestigd dat er in haar geval
inderdaad sprake is geweest van een wijziging in inkomen. De Commissie stelt vast dat
voor zover een sprake is van een motiveringsgebrek in het besluit, dat met de uitleg van UHT ter zitting voldoende is gerepareerd.

Uit hetgeen ter zitting is besproken volgt voorts dat UHT na het uitvoeren van de lichte
toets heeft kunnen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan
belanghebbende over te gaan. Immers, er is sprake geweest van een inkomenswijziging bij belanghebbende, waardoor de wijziging in toegekende KOT verklaarbaar is. Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dat zal dan in het kader van de integrale toets zijn en heeft dus geen gevolgen voor dit besluit op grond van de lichte toets.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

Samenvatting en advies

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bestreden besluit in stand te laten;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de
    beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitkomst van de lichte toets
    en nog niet een integrale beoordeling bevat; en
  • om tot uitdrukking te brengen dat wat belanghebbende heeft aangevoerd, ertoe
    strekkend dat zij wel als gedupeerde zou kunnen worden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter