Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2020-014

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 maart 2020

Ontvangst bezwaarschrift: 7 mei 2020

Hoorzitting: 18 februari 2021

Overdracht advies aan UHT: 11 mei 2021

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert onder andere om de immateriële schade toe te kennen, om de persoonlijk zaakbehandelaar van de dienst (UHT) onderzoek te laten doen naar de kinderopvangtoeslag voor de
berekeningsjaren en de doorwerking hiervan in de compensatiejaren en om in de beslissing op bezwaar de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 4) van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst). De compensatie is aan belanghebbende toegekend, omdat hij deel uit heeft gemaakt van het onderzoek CAF 11.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, 66172, hierna: Compensatieregeling) is aan hem een bedrag van € 18.532 toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie
    voor veronderstelde immateriële schade);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
  • vergoeding van juridische bijstand (3.1.5 Compensatie voor proceskosten);
  • vergoeding volgens de vaste norm van 1% voor vermogensrendementsheffing (6.
    Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de forfaitaire vergoedingen volgens de Compensatieregeling en niet op de vergoeding van de aanvullende werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie
Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd. Een eventuele beslissing naar aanleiding
van het advies van deze commissie is vatbaar voor bezwaar.

Procesverloop

Voornemen

De belanghebbende heeft op 17 december 2019 het voornemen ontvangen voor een
compensatie CAF 11 van € 14.492. Op het voornemen is door de gemachtigde bij brief van 6 januari 2020 in algemene zin gereageerd. Vervolgens heeft gemachtigde de
daadwerkelijke schade nader geduid en onderbouwd bij brief van 10 februari 2020.

Bestreden besluit

Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de dienst belanghebbende een definitieve
compensatie toegekend van € 18.532. De gemachtigde heeft pro forma bezwaar
ingediend op 6 mei 2020 en dit aangevuld met gronden op 21 september 2020.

Zitting

De dienst heeft voorafgaand aan de hoorzitting een verweerschrift met dagtekening 15 januari 2021 ingediend bij de Bezwaarschriftenadviescommissie. Per e-mail van 15
februari 2021 heeft gemachtigde zittingsaantekeningen en nadere stukken ingediend,
waaronder een aan de CWS gerichte brief “Mijn verhaal” van 31 januari 2021. Na de
hoorzitting van 18 februari 2021 heeft de dienst bij brief van 25 februari 2021 gereageerd op de vragen ter zitting.

Aanvullende compensatie

Bij beschikking van 29 januari 2021 is aan belanghebbende een aanvulling van de
compensatie tot € 30.000 toegekend, te weten € 11.468, gebaseerd op het Besluit
forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691 (hierna: de
Catshuisregeling). De Catshuisregeling heeft terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021. Bij brief van 11 maart 2021 heeft gemachtigde een pro forma bezwaar ingediend. Bij brief van 11 maart 2021 heeft gemachtigde een pro forma bezwaar ingediend.

Commissie Werkelijke Schade

De gemachtigde heeft op 11 december 2020 aan het secretariaat van de Bezwaarschriftenadviescommissie verzocht om het inleidend en aanvullend bezwaarschrift door te sturen naar de Commissie Werkelijke Schade in verband met een verzoek om aanvullende vergoeding van de werkelijke schade. Deze doorzending is door de secretaris van de Bezwaarschriftenadviescommissie bevestigd bij brief van 18 december 2020.

Verlenging beslistermijn

Bij brief van 4 februari 2021 is door de dienst bevestigd dat de termijn voor de beslissing op bezwaar, met instemming van de gemachtigde, is verlengd tot 1 juni 2021.

Gronden van bezwaar

Berekening compensatiebedrag

Het primaire besluit voldoet niet aan de eisen van de artikelen 3:2 (zorgvuldige voorbereiding) en 3:46 (motivering van het besluit) van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb). De reden hiervoor is het ontbreken van het (bezwaar)dossier en de wijze waarop de nadere stukken van de gemachtigde, in reactie op de vooraankondiging van 17 december 2019, al of niet zijn meegewogen door de dienst.

Daarnaast is het compensatiebedrag niet deugdelijk gemotiveerd, meer in het bijzonder wat betreft de volgende onderdelen in de berekeningstabel bij de bestreden beschikking:

  • het compensatiebedrag; de jaren 2009-2011 zijn niet meegenomen in de compensatieberekening, terwijl niet valt uit te sluiten dat ook in die jaren sprake is
    geweest van institutioneel vooringenomen handelen van de dienst in het kader van
    CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken;
  • het tijdvak voor de berekening van immateriële schadevergoeding; de relevante
    periode loopt vanaf 2009/10 en verder, althans vanaf de datum van de eerste brief
    met het verzoek om inlichtingen in het kader van CAF 11 of (CAF-) vergelijkbaar
    onderzoek (zgn. baliebrief) en belanghebbende er last van krijgt; als einddatum geldt de datum van volledig herstel;
  • de compensatie voor invorderingskosten inclusief rente;
  • de compensatie van rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag (3.1.6 compensatieregeling van 28 augustus 2020) ontbreekt;
  • een vergoeding voor juridische bijstand; gemachtigde vraagt om vergoeding van de
    proceskosten voor deze bezwaarprocedure en een factuur van € 1.218,47 incl. BTW
    van 12 februari 2020 voor juridische werkzaamheden van mr. vanaf 2019 (het bedrag komt overeen met het bedrag voor reguliere toevoeging). Het is tot op heden voor belanghebbende niet mogelijk geweest om voor een procedure tegen de dienst gesubsidieerde rechtsbijstand te krijgen;
  • een bijstelling van extra compensatie van 1% over het naar boven bij te stellen
    compensatiebedrag.

Exceptieve toetsing

De Compensatieregeling gaat uit van standaardbedragen in plaats van maatwerk.
Daarmee voldoet de regeling niet aan de exceptieve toetsing c.q. is de regeling in strijd
met het evenredigheidsbeginsel. Dit geldt met name voor de vergoeding van de
materiële en immateriële schade. Daarbij komt dat de Compensatieregeling de hoogte
van de compensatie (mede) afhankelijk stelt van de bedragen die (destijds) zijn
teruggevorderd c.q. terugbetaald.

Bezwaren tegen het besluit van 29 januari 2021

Daarnaast is tijdens de hoorzitting op 18 februari 2021 tegen de beschikking van 29
januari 2021, die is gebaseerd op de Catshuisregeling, door de gemachtigde het
volgende aangevoerd.

De Catshuisregeling en de beschikking van 29 januari 2021 voldoen niet aan de
exceptieve toetsing wegens strijdigheid met het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel. Het bedrag van € 30.000 betreft een (aanvullend) forfaitair bedrag, maar staat los van de hoogte van het teruggevorderde bedrag, de duur van alle procedures of de daadwerkelijke grondslag van de geleden schade (CAF, OGS
(opzet/grove schuld) of een andere grondslag). Hierdoor ontvangen belanghebbenden die meer schade hebben geleden relatief minder dan wel geen compensatie op grond van deze regeling dan andere belanghebbenden die minder schade hebben geleden.

Naast bovengenoemd bezwaar, zijn de eerder aangevoerde bezwaren tegen het besluit
van 26 maart 2020 eveneens gericht tegen het nieuwe besluit van 29 januari 2021 op grond van artikel 6:19 eerste lid Awb.

Rentevergoeding uitbetaling € 30.000

Volgens gemachtigde is de dienst bovendien rente verschuldigd over de onterecht niet
(eerder) uitgekeerde forfaitaire compensatie van € 30.000, althans de aanvulling van
de definitieve compensatie CAF 11 tot dit bedrag. Dit geldt voor de periode van
uitbetaling van de voorlopige compensatie CAF 11 in december 2019 tot 28 januari 2021, de datum van uitbetaling van het aanvullende bedrag van € 11.468.

Kwijtschelding schulden

Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven dat hij nog schulden heeft en de dienst
gevraagd of deze alsnog worden verhaald of dat deze worden kwijt gescholden.

Verweer

In reactie stelt de dienst, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar, maar dat het bezwaar (vooralsnog) bij gebrek aan concrete bezwaargronden
tegen de verstrekte compensatie ongegrond is. Daarbij onderkent de dienst dat het
persoonlijke dossier van belanghebbende (nog) niet is verstrekt; het bezwaarschrift
wordt daarom door de dienst tevens aangemerkt als een verzoek tot het opvragen
hiervan.

De dienst heeft zich tijdens de hoorzitting van 18 februari 2021 en in zijn schriftelijke
reactie van 25 februari 2021, samengevat, als volgt uitgelaten over de overige bezwaren van gemachtigde:

Compensatieberekening

De dienst heeft de specifieke onderdelen van het bestreden besluit nader toegelicht.

Startdatum compensatie immateriële schade

De aanvangsdatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding is de
datum van de melding (in het Toeslagensysteem) die geleid heeft tot de eerste
neerwaartse correctie van de toeslag. Volgens de dienst is dit 8 juli 2014.

Rente en invorderingskosten

Deze compensatie is afgeleid uit het invorderingsoverzicht dat is toegevoegd aan de
stukken. Hieruit blijkt dat geen sprake was van rente en invorderingskosten.

Rente voor gemiste kinderopvangtoeslag

De dienst verklaart de rente voor gemiste kinderopvangtoeslag mee te nemen in het
compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar.

Vergoeding juridische bijstand

Het verzoek om een vergoeding van proceskosten wijst de dienst af, omdat de dienst niet voornemens is de primaire beschikking te herzien (artikel 7:15 tweede lid Awb). Voor wat betreft een aanvullende vergoeding van werkelijke schade – boven forfaitair – dient (gemachtigde van) belanghebbende een verzoek in te dienen bij de Commissie
Werkelijke Schade.

Extra compensatie van 1%

De dienst verklaart de bijstelling van extra compensatie van 1% over het naar boven bij te stellen compensatiebedrag mee te nemen in de beslissing op bezwaar.

De Compensatieregeling voldoet niet aan de exceptieve toetsing

De dienst heeft aangevoerd dat een exceptieve toetsing van de regeling, dat wil zeggen toetsing van de rechtmatigheid van de wettelijke regeling aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen, voorbehouden is aan de bestuursrechter en dat het niet aan de Bezwaarschriftenadviescommissie is om daarover te oordelen.

Besluit van 29 januari 2021

Ten aanzien van het punt dat de bezwaren, aangevoerd tegen het besluit van 26 maart
2019, eveneens gericht zijn tegen de beschikking van 29 januari 2021 op basis van de
Catshuisregeling, stelt de dienst zich op het volgende standpunt. Er is sprake van twee
verschillende beschikkingen die gebaseerd zijn op twee verschillende grondslagen c.q.
regelingen, het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en de Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag, tegen welke afzonderlijk bezwaar en beroep openstaat. De dienst stelt dat artikel 6:19 lid 1 Awb niet van toepassing is.

Persoonlijk zaakbehandelaar

De dienst stelt dat de persoonlijk zaakbehandelaar een belangrijke rol heeft in het
herstelproces van belanghebbende. Vragen en/of verzoeken met betrekking tot mogelijke schade over andere jaren dan 2012 tot en met 2014 kunnen bij de persoonlijk zaakbehandelaar worden neergelegd. De persoonlijk zaakbehandelaar kan een integraal onderzoek starten met betrekking tot de verzochte jaren 2009-2011. Na afronding van dit onderzoek, ontvangt belanghebbende een vooraankondiging en aansluitend een definitieve beschikking. Hiertegen staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

Kwijtschelding schulden

De dienst stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen de schulden van gedupeerde ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen kwijtscheldt. De dienst kan dus géén aanspraak maken op de compensatie die belanghebbende krijgt als gedupeerde in de toeslagenaffaire. Daarnaast is de dienst bezig met het maken van afspraken met andere organisaties omtrent de aflossing/kwijtschelding van schulden van gedupeerde ouders.

Vaststaande feiten

Vaststaat dat belanghebbende voor de berekeningsjaren 2012 (€ 15.359), 2013 (€
14.807) en 2014 (€ 14.989) (voorlopige) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor
een totaalbedrag van € 45.155, althans aanspraak hierop had. De kinderopvangtoeslag voor 2012 is neerwaarts gecorrigeerd en voor 2013 respectievelijk 2014 op nihil gesteld.

Vaststaat ook dat bij beschikking van 26 maart 2020 een definitieve compensatie CAF 11 aan belanghebbende is toegekend.

Daarnaast staat vast dat het bezwaarschrift mede een verzoek om aanvullende
vergoeding van werkelijke schade bevat en is doorgezonden naar de Commissie
Werkelijke Schade (zie onder procesverloop).

Bij beschikking van 29 januari 2021 heeft belanghebbende een besluit ontvangen op
grond van de Catshuisregeling.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
    verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december 2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid

De dienst heeft het pro forma bezwaarschrift ontvangen op 7 mei 2020. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld en ontvangen op 25 september 2020. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Bezwaarschriftenadviescommissie zal allereerst ingaan op de samenloop van de
Beschikking van 26 maart 2020 en de Beschikking van 29 januari 2021 waarbij
uitvoering wordt gegeven aan de Catshuisregeling.

Vervolgens zal de Bezwaarschriftenadviescommissie het door gemachtigde aangevoerde bezwaar in verband met de exceptieve toetsing van de Compensatieregeling en Catshuisregeling behandelen, waarna de overige bezwaren aan de orde komen.

Samenloop Beschikking van 26 maart 2020 met de Catshuisregeling

Bij beschikking van 29 januari 2021 is aan belanghebbende een aanvullend bedrag van € 11.468 toegekend op grond van de Catshuisregeling.

De Bezwaarschriftenadviescommissie concludeert dat er voldoende aanleiding is om het besluit van 29 januari 2021 te beschouwen als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb. Het kabinet omschrijft deze regeling – in de inleiding - ook als een
aanvullende maatregel. De Bezwaarschriftenadviescommissie wijst erop dat de feitelijke grondslag, evenals de bevoegdheidsgrondslag (artikel 49b Awir) dezelfde zijn als die van het primaire besluit. Ook vanuit het oogpunt van rechtsbescherming heeft deze benadering van belanghebbende de voorkeur en is in lijn met het karakter van en de samenhang tussen deze regelingen.

Uit deze samenhang volgt dat de bij de hoorzitting aangevoerde bezwaren daarom niet apart behandeld behoeven te worden. De bezwaren zijn besproken tijdens de hoorzitting en partijen hebben kunnen reageren op de bezwaren. De Bezwaarschriftenadviescommissie heeft ook haar vragen kunnen stellen en ziet dan ook geen noodzaak de behandeling van de onderhavige zaak hiervoor aan te houden.

Exceptief bezwaar Compensatieregeling

De Bezwaarschriftenadviescommissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.

De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten
25% van het compensatiebedrag, en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Bezwaarschriftenadviescommissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de Commissie Werkelijke Schade.

Exceptief bezwaar Catshuisregeling

Om een zo groot mogelijke groep door ongekend onrecht gedupeerde ouders zo snel
mogelijk recht te kunnen doen, heeft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen
getroffen. Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en
daarvoor, na aanvankelijk een lichte toets, in aanmerking komen, de zogenaamde
Catshuisregeling.

Aangevoerd is dat de regeling zich als zodanig, in abstracto, niet verenigt met het
evenredigheidsbeginsel in samenhang met het gelijkheidsbeginsel. Het eerste beginsel
vergt evenredigheid van nadelige gevolgen ten opzichte van de nagestreefde doelen. Het tweede beginsel houdt onder meer in dat ongelijke gevallen juist ongelijk behandeld worden naar de mate waarin zij verschillen. De Bezwaarschriftenadviescommissie begrijpt het exceptief bezwaar over de Catshuisregeling zo, dat beide rechtsbeginselen in hun onderlinge samenhang gezien, zich verzetten tegen een regeling die uitgaat van een lumpsum in plaats van maatwerk. Gebrek aan maatwerk (met daaraan verbonden gebrek aan erkenning van individuele situatie van de ouder) vormt in die lezing het negatieve gevolg van de keuze voor een lumpsumregeling. Het exceptief bezwaar houdt in dat dit niet opweegt tegen het doel (het belang) van snelle, ruimhartige tegemoetkoming van een grote groep gedupeerde ouders. Gebrek aan maatwerk leidt tot uniforme behandeling van mensen in uiteenlopende situaties. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gedupeerden die wel en met grote moeite, of juist niet, (terug)betaald hebben, toen hun aanspraak op kinderopvangtoeslag vanwege een van de CAF onderzoeken werd gecorrigeerd.

De Bezwaarschriftenadviescommissie onderkent dat forfaitaire regelingen en met name een lumpsumregeling binnen het samenstel van regelingen dat beoogt het ongekend onrecht te compenseren, de hersteloperatie minder responsief maakt. Immers, waar (eerst) een forfaitaire regeling of lumpsumregeling toepassing vindt, zijn de omstandigheden van het individuele geval (aanvankelijk) slechts in beperkte mate
bepalend, terwijl vanuit het oogpunt van mensenrechtenbescherming maatwerk in
bepaalde omstandigheden geboden kan zijn. Vanuit dit laatste perspectief geldt evenwel dat uiteindelijk de toepassing van alle regels en beleid in het individuele geval
proportioneel moet zijn. Er moeten inspanningen getroost worden om tot een individuele beoordeling te komen, maar daarmee is niet gezegd dat alle onderdelen van het samenstel van regelingen van maatwerk uit dienen te gaan.

De Catshuisregeling op zichzelf kan inderdaad, zoals is aangevoerd, in individuele
gevallen ongelijk uitwerken. Naarmate van gedupeerden onrechtmatig een geringer
bedrag aan de kinderopvangtoeslag is teruggevorderd, komen zij binnen de bandbreedte van € 30.000 in aanmerking voor een hogere aanvullende compensatie. Dit is een bezwaar dat inherent is aan de lumpsumregeling, zoals door het kabinet is vastgesteld.

De kinderopvangtoeslagaffaire heeft een nog niet exact bepaalde, maar grote groep
belanghebbenden ernstig geraakt. Velen van hen zijn voor opeenvolgende jaren
gedupeerd door in allerlei opzicht onrechtmatige terugvorderingen waarbij
vooringenomenheid en hardheid bij de invordering voorop hebben gestaan. Zij en hun
kinderen zijn in hun maatschappelijk functioneren ernstig belemmerd. Het kabinet heeft met de Catshuisregeling een uniforme, praktische regeling gemaakt en, met
inachtneming van alle belangen, beoogd een grote groep van de gedupeerden snel
tegemoet te komen. Dit laatste is een legitiem doel. De regeling voorziet erin dat
Belastingdienst/Toeslagen na toekenning van het forfaitaire bedrag op een later moment het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de (forfaitaire) herstelregelingen bij beschikking vast zal stellen. Indien gedupeerde ouders menen dat zij naast dit bedrag van € 30.000 in aanmerking komen voor een aanvullende vergoeding voor hogere en werkelijk geleden (materiële en immateriële) schade, staat de weg open naar de Commissie Werkelijke Schade.

Alles overziende acht de Bezwaarschriftenadviescommissie deze aanpak in brede zin te
billijken (zie BAC 2020-015). Daarbij heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie in
aanmerking genomen dat het evenredigheidsbeginsel, als alle beginselen, weliswaar (in toenemende zin) een grote werking, maar geen absolute werking heeft. Het zal steeds moeten worden afgewogen, zoals in dit geval tegen het belang een zo groot mogelijk aantal gedupeerden van het CAF-beleid snel een (begin van) compensatie te bieden. Het hiervoor beschreven samenstel van compensatieregelingen, en de plaats van de Catshuisregeling daarbinnen, leidt niet zonder meer tot een onaanvaardbare of
overwegend onevenwichtige uitkomst. Van belang is dat in alle fases van toekenning in rechtsbescherming wordt voorzien. De Bezwaarschriftenadviescommissie sluit niet uit dat aan haar nog exceptieve bezwaren voorgelegd zullen worden, die specifieke elementen van de Catshuisregeling betreffen en tot een ander standpunt kunnen nopen.

Compensatiebedrag

Tijdens de hoorzitting van 18 februari 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie de definitieve berekening van de forfaitaire vergoedingen op grond van de Compensatieregeling met gemachtigde en de dienst doorgenomen.

De Bezwaarschriftenadviescommissie komt tot de conclusie dat de forfaitaire bedragen in de berekeningstabel te herleiden zijn tot de bedragen genoemd in de onderliggende stukken dan wel beschikkingen, die als bijlagen bij de schriftelijke reactie van de dienst zijn opgenomen.

Immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit het CAF 11 besluit is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.

De gemachtigde stelt dat deze elementen ook in deze zaak een rol spelen.
Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de
definitieve berekening van zijn compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds
voortduurt.

De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert dan ook om de forfaitaire vergoeding
voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen vanaf de datum van de eerste brief met het verzoek om inlichtingen in het kader van CAF 11 of (CAF-)
vergelijkbaar onderzoek (zgn. baliebrief) tot de datum van de beslissing op bezwaar.

De compensatie van de immateriële schade wordt, gelet op de regeling, niet toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale periode tussen de initiële intrekking van de kinderopvangtoeslag en de afhandeling van de compensatie.

Rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag

De Bezwaarschriftenadviescommissie onderschrijft het standpunt van de dienst om rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag mee te nemen in de berekening van het definitieve compensatiebedrag.

Juridische bijstand

Gemachtigde heeft verzocht de kosten voor juridische bijstand van deze bezwaarprocedure alsmede de factuur van € 1.218, 47 incl. BTW van 12 februari 2020
voor de werkzaamheden van mr. vanaf 2019 mee te nemen in het compensatiebedrag. De Compensatieregeling gaat uit van een forfaitaire vergoeding van proceskosten en verwijst (uitsluitend) voor de vaststelling van de forfaitaire bedragen naar het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De Bezwaarschriftenadviescommissie geeft de dienst in overweging om in CAF 11 zaken “wegens bijzondere omstandigheden” (artikel 2 derde lid van het Besluit proceskosten) af te wijken van de forfaitaire regeling. De door de Commissie Donner geconstateerde institutionele vooringenomenheid van de dienst in CAF 11 zaken kan volgens de Bezwaarschriftenadviescommissie als een “bijzondere omstandigheid” worden beschouwd op grond waarvan afwijking van de forfaitaire bedragen mogelijk is. Daarbij komt dat de bezwaarprocedures in verband met de CAF 11 compensatiebesluiten intensief zijn voor gemachtigden, in die zin dat andere specifieke (juridische) kennis wordt gevraagd dan in doorsnee bestuurszaken. Zo moeten beschikkingen c.q. compensatieberekeningen soms tot in detail worden bijgesteld.

Ten tijde van de inwerkingtreding van de Compensatieregeling was op grond van het
Besluit proceskosten sprake van een vergoeding van € 512 per procespunt. Dit bedrag
is verhoogd naar € 525 en het huidige bedrag is € 534. Een aanzienlijke oprekking van dit bedrag tot € 748 voor kosten in beroep en hoger beroep is aangekondigd per 1
juli 2021 (Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten, Staatsblad 2020, 524).
Vanwege de “bijzondere omstandigheid” die geldt voor belanghebbenden in de CAF 11
(en vergelijkbare) zaken geeft de Bezwaarschriftenadviescommissie de dienst in overweging om reeds nu in alle CAF 11 bezwaarprocedures een vergoeding van € 748
per procespunt te hanteren voor de vergoeding van (zowel in het verleden als huidige
gemaakte) proceskosten. Het kenmerk van de terugwerkende kracht van de
verschillende herstelregelingen (Compensatieregelingen, Catshuisregeling,
tegemoetkoming € 750), die voortvloeit uit de dynamiek van de materie waarbij telkens reacties worden bijgesteld, is hierbij ook meegewogen.

Wat betreft het aantal procespunten bepaalt de Compensatieregeling dat de
wegingsfactor 2 (gewicht van de zaak: zeer zwaar) van toepassing is. Daarnaast kunnen naar analogie van de Subsidieregeling procespunten per proceshandeling worden toegekend. Hierdoor wordt bereikt dat gedupeerden in CAF 11 zaken een forfaitaire vergoeding ontvangen die gemiddeld genomen de werkelijke gemaakte kosten zal dekken. De oprekking zal tevens tot gevolg hebben dat belanghebbenden in de regel een onnodige processtap naar de Commissie Werkelijke Schade wordt bespaard.

Extra compensatie 1%

De Bezwaarschriftenadviescommissie onderschrijft de toezegging van de dienst om de
extra compensatie van 1% over het totale bedrag bij te stellen compensatiebedrag aan
te passen in de beslissing op bezwaar.

Rentevergoeding uitbetaling € 30.000

De Bezwaarschriftenadviescommissie volgt gemachtigde niet in zijn standpunt over de
door de dienst verschuldigde rente over de ten onrechte niet (eerder) uitgekeerde
forfaitaire compensatie van € 30.000, althans de aanvulling van de definitieve compensatie CAF 11 tot dit bedrag. Het (aanvullende) bedrag van € 30.000 betreft een
lumpsum uitkering, die is uitgekeerd aan de belanghebbende.

Herbeoordeling overige jaren

Tijdens de zitting is aan de orde gekomen of mogelijk sprake is van schade als gevolg
van CAF 11 onderzoek in andere jaren buiten de periode 2012-2014. De Bezwaarschriftenadviescommissie geeft de dienst in overweging om (ambtshalve) te
beoordelen of in de jaren 2009-2011 ook sprake is geweest van vooringenomen handelen van de dienst in een CAF 11 onderzoek of vergelijkbare (CAF-) zaak, waarvoor belanghebbende gecompenseerd dient te worden. Dit kan zich met name voordoen indien uitkeringen over deze eerdere jaren zijn verrekend met terugvorderingen op grond van CAF 11 over de jaren 2012-2014. Tevens kan in de beslissing op bezwaar worden opgenomen dat ondersteuning van belanghebbende door een persoonlijk zaakbehandelaar van de Uitvoeringsorganisatie herstel Toeslagen (UHT) hierbij mogelijk is.

Conclusie en advies

De Bezwaarschriftenadviescommissie acht de Compensatieregeling en de
Catshuisregeling, in onderlinge samenhang bezien, niet in strijd met het
evenredigheidsbeginsel of gelijkheidsbeginsel. Het kabinet heeft politieke keuzes
gemaakt bij het gebruikmaken van forfaitaire regelingen, waarbij met name bij de
aanvullende Catshuisregeling snelheid van handelen bij het bieden van perspectief aan
veel gedupeerden voorop heeft gestaan. Het stelsel van elkaar aanvullende regelingen en de hierbij geboden rechtsbescherming, geeft de belanghebbende voldoende
mogelijkheden om de werkelijk geleden schade vergoed te krijgen en, indien nodig, op te komen voor zijn recht.

De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert om de immateriële schade toe te kennen vanaf de datum van de eerste brief met het verzoek om inlichtingen in het kader van CAF 11 of (CAF-) vergelijkbaar onderzoek (zgn. baliebrief) tot de datum van de beslissing op bezwaar.

De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert om de persoonlijk zaakbehandelaar van de dienst (UHT) onderzoek te laten doen naar de kinderopvangtoeslag voor de
berekeningsjaren 2009-2011 en de doorwerking hiervan in de compensatiejaren 2012- 2014.

De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert om in de beslissing op bezwaar de
proceskosten toe te kennen op de wijze zoals hiervoor door is overwogen.

Tot slot adviseert de Bezwaarschriftenadviescommissie om in de beslissing op bezwaar
duidelijk te maken aan belanghebbende dat deze alleen betrekking heeft op de
toekenning van de forfaitaire vergoedingen volgens de compensatieregelingen en geen beslissing bevat op het verzoek van de heer om vergoeding van werkelijke schade.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter