Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-491

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 27 april 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 7 juni 2021

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 6 juli 2022

Samenvatting

De Commissie adviseert onder andere begeleiding van belanghebbende bij herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, de compensatie te herzien, de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen, de rente gemiste KOT eveneens aan te passen en de kosten van belanghebbende voor het indienen van de bezwaarschriften voor de huidige bezwaarprocedure te vergoeden.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften van 27 mei 2021 en 4 juni 2021, zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 27 april 2021, met kenmerk UHT-DC I.

De belanghebbende komt in aanmerking voor het toekennen van een compensatievergoeding, omdat er door de Belastingdienst in de beoordeling van de
kinderopvangtoeslag fouten zijn gemaakt. Aan de belanghebbende is een compensatievergoeding toegekend van € 38.999 over de jaren 2011 t/m 2015.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 29 mei 2020 een verzoek gedaan tot herbeoordeling
    van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2011 tot en met 2015.
  • Op 19 februari 2021 is op grond van de Catshuisregeling € 30.000 aan belanghebbende toegekend.
  • Bij brief van 30 maart 2021 heeft de UHT vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2015. Het voorlopige
    compensatiebedrag bedraagt € 37.265.
  • Bij besluit van 27 april 2021 heeft de UHT de hoogte van het definitieve compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2015 vastgesteld op
    € 38.999.
  • Gemachtigde heeft op 27 mei 2021 een pro forma bezwaarschrift ingediend. Bij
    brief van 4 juni 2021 heeft gemachtigde het pro forma bezwaar opnieuw ingediend. Dit is op 7 juni 2021 door de UHT ontvangen.
  • Bij e-mail en brief van 20 oktober 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbende aanvullende bezwaargronden ingediend. Deze aanvullende gronden zijn op 22 oktober 2021 door de UHT ontvangen.
  • De UHT heeft op 19 april 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende. Op 2 juni 2022 heeft gemachtigde per e-mail hierop gereageerd.
  • Op 20 mei 2022 heeft gemachtigde aan de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) kenbaar gemaakt dat belanghebbende wegens zijn verslechterde gezondheidstoestand van een hoorzitting afziet.
  • De beslistermijn is verlengd tot 11 juli 2022.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

  • Gemachtigde heeft om toezending van het volledige procesdossier verzocht en heeft tot op heden niets ontvangen. Derhalve is er geen sprake van een deugdelijke motivering van het bestreden besluit.
  • Het compensatiebedrag had moeten worden berekend over de jaren 2010 tot en
    met 2018. Belanghebbende is voor het eerst in 2010 geconfronteerd met
    invorderingshandelingen van de Belastingdienst. In 2010 is immers beslag gelegd
    op het salaris van belanghebbende. De hieruit voortvloeiende stress heeft tot gevolg gehad dat belanghebbende zijn baan is verloren. Door de invorderingshandelingen van de Belastingdienst – waaronder het beslag – is een groot aantal schulden ontstaan. De beslaglegging van de Belastingdienst is in 2018 gestopt, maar beslaglegging door andere schuldeisers ging door.
  • In totaal is over de jaren 2010 tot en met 2020 in totaal een bedrag van € 59.160,74 weggevloeid naar de Belastingdienst en naar andere schuldeisers.
  • Gemachtigde verzoekt om gegrondverklaring van het bezwaar en herziening van het bestreden besluit in die zin dat een hoger compensatiebedrag wordt berekend.

In reactie op het schriftelijke verweer van de UHT heeft gemachtigde vervolgens het
bezwaarschrift met de volgende punten aangevuld:

  • De vergoeding immateriële schade is berekend over de periode 4 juni 2013 tot en met 16 maart 2021. Gelet op de door de UHT aangepaste datum voor wat betreft de eerste neerwaartse correctie, dient de periode waarover de vergoeding immateriële schade wordt berekend te worden aangepast. Voor wat betreft de einddatum dient te worden uitgegaan van de datum van de beslissing op bezwaar.
  • Belanghebbende handhaaft zijn bezwaren ten aanzien van de toeslagjaren die niet zijn betrokken bij de berekening van het compensatiebedrag.
  • Belanghebbende heeft onlangs een brief ontvangen van de Belastingdienst, waarin hem is medegedeeld dat zijn persoonsgegevens in de FSV stonden.

Verweer

  • De UHT zet door middel van diverse LIC-overzichten per toeslagjaar, te weten over de toeslagjaren 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015, uiteen waarop de bedragen uit de compensatieberekening zijn gebaseerd.
  • Uit het SAS-overzicht van 2013 blijkt dat aan belanghebbende een bedrag van € 642 aan toeslagrente in rekening is gebracht bij de terugvordering. Met dit bedrag moet het bedrag onder a van de compensatieberekening verhoogd worden.
  • De UHT is van oordeel dat bij het vaststellen van de definitieve compensatiebeschikking in de compensatieberekening de juiste periode is toegepast. Uit onderzoek van de persoonlijk zaakbehandelaar is naar voren gekomen dat sprake is van individueel vooringenomen handelen voor de jaren
    2011 tot en met 2013. Voor de jaren 2014 en 2015 valt belanghebbende onder
    CAF-11 vergelijkbare onderzoeken, waarbij sprake is van groepsgewijs vooringenomen handelen. Belanghebbende heeft derhalve recht op compensatie
    voor de jaren 2011 tot en met 2015.
  • Belanghebbende kan een nadere beoordeling verzoeken over de 2010, 2016 tot en met 2018. Desgewenst zal de UHT dit doorgeleiden naar de juiste afdeling.
  • Voor de startdatum voor de vergoeding immateriële schade had uitgegaan moeten worden van 1 mei 2013, de datum waarop volgens het overgelegde Regeling Kinderopvangtoeslag (RKT) overzicht de beslissing tot nihil stelling is genomen.
  • Het verzoek om aanvullende compensatie dient te worden voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade, op grond van onderdeel 4 van het Compensatiebesluit.
  • Nu het bezwaar gedeeltelijk gegrond (herziening van het compensatiebedrag ten
    aanzien van het toeslagjaar 2013 en de hoogte van de immateriële
    schadevergoeding) past een proceskostenvergoeding voor deze procedure.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
    verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december
    2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Dossier

Het verontrust de Commissie dat het belanghebbende veel moeite heeft gekost om van de UHT een dossier te verkrijgen. Zij verwacht van de UHT professionele zorgvuldigheid bij het tijdig verstrekken van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

Met name met het oog op de eventuele vervolgprocedures die door belanghebbende in gang kunnen worden gezet, wordt de UHT met klem verzocht in overleg met
gemachtigde/belanghebbende de relevante stukken te verstrekken.

Ondeugdelijke motivering

De Commissie kan de UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft de UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.

Periode herbeoordeling compensatie

De UHT heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat bij het vaststellen van de definitieve compensatiebeschikking de juiste periode is toegepast.

Voor zover er nog geen herbeoordeling voor de jaren 2010 en 2016 tot en met 2018 heeft plaatsgevonden, wijst de Commissie op het aanbod van begeleiding hierbij door de UHT.

In rekening gebrachte toeslagrente

In de berekening bij het compensatiebedrag is de component “door u betaalde rente en kosten” geplaatst onder sub g. De Commissie wijst erop dat in een eerder advies uiteen is gezet (zie BAC 2020-029) dat de opzet van het stelsel van compensatie en in het bijzonder paragraaf 3.1.1. van de Compensatieregeling voldoende grondslag bieden voor vergoeding van de in rekening gebrachte toeslagrente, die feitelijk ten laste van de belanghebbende is gekomen. Volgens de Commissie heeft dit eveneens tot gevolg dat het bedrag voor de in rekening gebrachte rente en kosten moet worden opgenomen in de berekening van de compensatie voor de veronderstelde materiële schade (25% van de compensatie voor de correctiebesluiten), nu dit naar het oordeel van de Commissie ook als zodanig kan worden aangemerkt. In de onderhavige compensatieberekening is dit niet als zodanig toegepast. De Commissie adviseert de compensatieberekening aldus te herzien en de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal hieraan aan te passen.

Herzien compensatie 2013

De Commissie onderschrijft het door belanghebbende niet bestreden voornemen van de UHT om het compensatiebedrag ten aanzien van toeslagjaar 2013 ten gunste van
belanghebbende te herzien.

Vergoeding immateriële schade

De Commissie kan de UHT volgen voor wat betreft de opvatting dat als startdatum voor het berekening van de hoogte van de immateriële schadevergoeding dient te worden uitgegaan van 1 mei 2013, nu is gebleken dat dit de datum betreft waarop de eerste neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden. Voorts adviseert de Commissie de
immateriële schadevergoeding te berekenen tot de datum van de dagtekening van de
beslissing van bezwaar.

Overige schade

Ten aanzien van het bezwaar tegen de naar het oordeel van belanghebbende tekortschietende schadevergoeding onderstreept de Commissie dat de onderhavige
procedure enkel betrekking heeft op toekenning van de standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Vergoeding proceskosten huidige bezwaarprocedure

Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond acht, recht op een forfaitaire proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van deze Commissie, in onder andere BAC 2020-029, adviseert de Commissie de UHT in de
onderhavige procedure in totaal vier procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.

Conclusie en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:

  • begeleiding van belanghebbende bij herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2016 tot en met 2018;
  • de compensatie te herzien en het bedrag van de betaalde rente en kosten op te nemen in de berekening van de compensatie voor de veronderstelde materiële
    schade;
  • de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen vanaf 1 mei 2013 tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de rente gemiste KOT eveneens aan te passen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen;
  • de kosten van belanghebbende voor het indienen van de bezwaarschriften voor de huidige bezwaarprocedure te vergoeden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter