BAC 2021-416
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 30 april 2021
Ontvangst bezwaarschrift: 11 mei 2021
Hoorzitting: 4 mei 2022
Overdracht advies aan UHT: 19 mei 2022
Samenvatting
De Commissie concludeert dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar van belanghebbende gegrond te verklaren, de zaak van belanghebbende als urgent aan te merken en de integrale toets zo spoedig mogelijk en met voorrang doorgang te laten vinden.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 30 april 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT), strekkende tot de mededeling dat UHT na een lichte toets nog geen reden ziet om €30.000 te betalen.
Procesverloop
Belanghebbende heeft zich begin 2021 bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
Bij brief van 9 februari 2021 heeft UHT belanghebbende de ontvangst van haar aanmelding bevestigd.
Bij beschikking van 30 april 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij
op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te
betalen.
Bij brief van 8 mei 2012, door UHT op 11 mei 2021 ontvangen, heeft belanghebbende
bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 april 2021.
Op 3 november 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
Op 12 april 2022 heeft (hierna: gemachtigde) de gronden van bezwaar aangevuld.
Op 4 mei 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen.
In haar vergadering van 11 mei 2022 heeft de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], het bezwaarschrift behandeld.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Gemachtigde stelt dat de lichte toets niet correct is uitgevoerd en gemotiveerd.
Voorafgaand aan de beschikking met de voorlopige afwijzing heeft UHT telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. Daarbij is haar medegedeeld dat zij niet in
aanmerking zou komen voor de Catshuisregeling omdat haar inkomen in 2012 te hoog
was. Team Nazorg heeft belanghebbende bovendien verteld dat zij niet in aanmerking
komt voor de Catshuisregeling omdat haar inkomen naast 2012, ook in 2014 en 2015
hoger was dan zij had doorgegeven. Ter zitting is vervolgens gebleken dat de afwijzing
over het toeslagjaar 2014 zijn grondslag zou vinden in een document dat een dag eerder uit het archief was gehaald.
In de jaren 2012 t/m 2014 studeerde belanghebbende en had zij geen inkomen, en haar toeslagpartner een inkomen ad. €22.223. Er bestaat derhalve wel degelijk een recht op KOT, en niet alle feiten en omstandigheden zijn zorgvuldig onderzocht en meegenomen.
Niet duidelijk is geworden op welke grondslag de afwijzingsbeschikking berust, ook niet na de schriftelijke reactie en de nadere toelichting ter zitting. Temeer nu het document waarop de afwijzing met betrekking tot 2014 zou zijn gebaseerd zich bij de uitvoering van de lichte toets nog in het archief bevond, en daarom niet kan zijn meegenomen, voert gemachtigde aan dat de Belastingdienst het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden.
Incompleet dossier
Naar aanleiding van het voor de zitting ingebrachte antwoordformulier, acht gemachtigde de kans aanwezig dat zich nog meer documenten in het archief bevinden. Daar de integrale toets in de visie van gemachtigde op basis van alle aanwezige documenten dient plaats te vinden, verzoekt hij om aanvulling van het dossier.
Verhuizing
Belanghebbende is in januari 2013 naar Delft verhuisd. De wijziging van kinderopvang
heeft zij doorgegeven aan de Belastingdienst, waarna zij abusievelijk tweemaal KOT
ontving. Toen belanghebbende contact opnam met de Belastingdienst, werd haar verteld dat zij de wijziging niet juist had doorgegeven. Achteraf heeft belanghebbende tijdens een ander telefoongesprek met de Belastingdienst vernomen dat deze onjuiste wijziging als ‘grove opzet / fraude’ is aangemerkt.
2014
Na de verhuizing heeft belanghebbende kinderopvang afgenomen bij Kinderopvang
Omdat deze organisatie failliet is gegaan, heeft belanghebbende echter nooit een
jaaropgave over dit toeslagjaar ontvangen. Omdat zij deze zodoende ook niet kon
overleggen, is de Belastingdienst tot terugvordering over gegaan. Aan belanghebbende is enkel medegedeeld dat zij verantwoordelijk was voor het aanleveren van de juiste stukken. De door belanghebbende in 2016 verzochte betalingsregeling is vervolgens afgewezen.
Belanghebbende heeft haar verhaal op papier gezet voor de Belastingdienst, en was zelfs bereid om het etiket fraudeur te accepteren als dit tot een betalingsregeling zou kunnen leiden. De Belastingdienst was enkel bereid om uit coulance een maandbedrag van €350 te accepteren, hetgeen evenwel totaal niet haalbaar was voor belanghebbende.
2017
Per toeval heeft belanghebbende opgemerkt dat de jaaropgave 2017 onjuist was. De
nieuwe jaaropgaaf is ter bewijs aan UHT toegezonden.
2018/2019
Belanghebbende is in november 2018 bevallen van haar tweede kind, waarna zij KOT
heeft aangevraagd. Belanghebbende moest maandenlang wachten op de
voorschotbeschikking en heeft twee maanden opvang uit eigen zak moeten betalen. Van de eigenaresse van de kinderopvangorganisatie heeft belanghebbende begrepen dat de Belastingdienst contact heeft opgenomen om te controleren of er daadwerkelijk een contract was getekend. Daarbij is aangegeven dat de controle plaatsvond vanwege eerdere frauduleuze praktijken, hetgeen belanghebbende als vernederend heeft ervaren.
2020
In verband met een doorgevoerde wijziging voor haar kind op Toeslagen.nl werd belanghebbende gevraagd of zij een opleiding volgde. Omdat zij in loondienst was, heeft belanghebbende nee ingevuld. Vervolgens werd plotseling €16.000
teruggevorderd. Dit is nadat belanghebbende contact opnam met de Belastingdienst
weer rechtgetrokken, maar zij is hier erg van geschrokken.
Inkomstenbelasting
Belanghebbende heeft de acceptgiro’s van de Belastingdienst zoveel mogelijk geprobeerd te betalen, maar haar teruggave inkomstenbelasting wordt al jaren verrekend. Dit is een gemis in inkomsten.
Psychisch leed
Belanghebbende is werkzaam in het Maatschappelijk Werk & Dienstverlening, en heeft
enkel het hoofd boven water kunnen houden omdat zij hierdoor goed wist hoe om te
gaan met schulden. Zij heeft echter wel psychisch geleden. Haar relatie is in 2016
verbroken, en zij heeft vrijwel iedere maand geld moeten lenen van familie en kennissen. Daarnaast heeft zij meerdere kredieten bij de bank, een roodstand, en bovendien een BKR registratie omdat haar inboedel op afbetaling moest worden gekocht. Zij heeft zichzelf de afgelopen jaren ernstig moeten verwaarlozen.
Op grond van het voorgaande verzoekt belanghebbende UHT om de lichte toets
nogmaals correct uit te voeren.
Verweer
UHT stelt – samengevat – het volgende.
UHT stelt onder verwijzing naar de in de schriftelijke reactie genoemde feiten vast dat er in het geval van belanghebbende op basis van het beschikbare dossier (op dit moment) geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat belanghebbende gedupeerd is geraakt door toedoen van de Belastingdienst. Evenmin lijkt er sprake te zijn van vooringenomen handelen. Wel merkt UHT op dat er in het kader van de integrale beoordeling verder naar de persoonlijke situatie van belanghebbende zal worden gekeken.
Ter zitting heeft UHT zich op het standpunt gesteld dat het toeslagjaar 2014 op nihil is
gesteld vanwege een door belanghebbende ingevuld formulier. Daarop staat vermeld dat zij in dat jaar geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Voor het overige is niet uit de lichte toets gebleken van een O/GS-notering of van bijzondere hardheid in het geval van belanghebbende.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
proceskosten); - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
Catshuisregeling); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Incompleet dossier
Ter zitting heeft gemachtigde verzocht om aanvulling van het dossier van gemachtigde. Gezien het pas één dag voorafgaand aan de hoorzitting overgelegde antwoordformulier, steunt de Commissie dit verzoek. De Commissie adviseert UHT om belanghebbende haar persoonlijk dossier zo spoedig mogelijk te doen toekomen.
Grondslag afwijzing lichte toets
De Commissie ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede
gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand
gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit
van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de
herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig
jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.
Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die
regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:
- de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
(Awir); - de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
- het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
herstelregelingen).
Het geschil spitst zich toe op de vraag of UHT de lichte toets in de specifieke situatie van belanghebbende zorgvuldig en conform de toepasselijke regelgeving heeft uitgevoerd.
Motiveringsbeginsel
De Commissie is van mening dat er in de afwijzingsbeschikking sprake is van een
motiveringsgebrek, hetgeen ter zitting door UHT ook is erkend. Getracht is dit gebrek te repareren door middel van een telefoongesprek voorafgaand aan de beschikking. Aan belanghebbende is echter enkel medegedeeld dat de afwijzing zijn grondslag vindt in haar te hoge inkomen, terwijl dit nimmer als grondslag voor de overige jaren zou kunnen gelden. Bovendien is ter zitting een andere reden voor de voorlopige afwijzing genoemd, zijnde het antwoordformulier over 2014. De Commissie kan derhalve niet anders concluderen dan dat het nog steeds schort aan de motivering van het bestreden besluit. Noch in haar schriftelijke reactie, die zich beperkt tot slechts een opsomming van de voorschot- en definitieve beschikkingen, noch ter zitting heeft UHT duidelijkheid verschaft over de motivering. De Commissie meent dan ook dat UHT de afwijzing in haar beschikking niet voldoende heeft gemotiveerd.
De Commissie adviseert UHT om het bezwaar van belanghebbende gegrond te verklaren, de zaak van belanghebbende als urgent aan te merken en de integrale toets zo spoedig mogelijk en met voorrang doorgang te laten vinden.
Ter afsluiting
De Commissie benadrukt dat zij in onderhavige zaak niet vooruit kan lopen op de
definitieve beslissing met betrekking tot compensatie van belanghebbende. De
Commissie UHT om bij de integrale beoordeling nadrukkelijk aandacht te besteden aan:
- het standpunt van belanghebbende dat een faillissement van de kinderopvang- organisatie ertoe heeft geleid dat de jaaropgaaf niet kon worden verstrekt, waarna de Belastingdienst het risico daarvan volledig bij de ouder heeft neergelegd;
- de door belanghebbende naar voren gebrachte initiële afwijzing van haar verzoek om een betalingsregeling; en
- de lengte van de periode tussen de aanvraag en ontvangst van de KOT in 2017.
Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu de Commissie het bezwaar gedeeltelijk gegrond acht, recht op een forfaitaire vergoeding. De Commissie adviseert de UHT derhalve om 2 procespunten met een wegingsfactor 2 tegen het hoogste tarief toe te kennen.
Conclusie en advies
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de
lichte toets en adviseert de Commissie UHT:
- om de integrale toets van belanghebbende als urgent aan te merken en het ertoe
te leiden dat deze zo spoedig mogelijk en met voorrang plaatsvindt; - een proceskostenvergoeding toe te kennen van twee procespunten met elk een
wegingsfactor twee, tegen het hoogste tarief per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter