BAC 2021-1604
Publicatiedatum 31-05-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 5 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-I-A
Ontvangst bezwaarschrift: 14 september 2021
Hoorzitting: 23 juni 2022
Overdracht advies aan UHT: 20 juli 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT het door de belanghebbende gemaakte bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie Kinderopvangtoeslag van 5 augustus 2021. Belanghebbende komt niet in aanmerking voor toekenning van een compensatievergoeding, omdat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2006 tot en met 2010 niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur is gehandeld. Er is dus geen sprake van institutioneel vooringenomen handelen. Ook komt belanghebbende niet in aanmerking voor de hardheidscompensatie op grond van artikel 49 lid 3 Awir.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). De ontvangst hiervan is door UHT op 26 januari 2021 bevestigd. - UHT heeft op 26 april 2021 belanghebbende geïnformeerd over de stand van zaken van de herbeoordeling. Daarin is tevens medegedeeld dat zij op basis van de zogeheten lichte toets niet in aanmerking komt voor een vergoeding van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling.
- Op 1 juli 2021 is belanghebbende geïnformeerd over verlenging van de termijn voor de herbeoordeling tot 4 januari 2022.
- Voor de herbeoordeling van het dossier heeft de UHT advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen (hierna: de CvW) over de toeslagjaren 2006 tot en met 2010. De CvW heeft op 28 juli 2021 geoordeeld dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn.
- Op 5 augustus 2021 heeft de UHT het verzoek van belanghebbende om compensatie kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2006 tot en met 2010 afgewezen. Tegen deze beslissing heeft de belanghebbende op 5 september 2021, ontvangen door UHT op 14 september 2021, bezwaar ingediend.
- Als gemachtigde van de belanghebbende heeft zich gesteld. UHT heeft op 10 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
- Op 14 april 2022 heeft gemachtigde aanvullende bezwaargronden ingediend. UHT heeft op 10 juni 2022 aanvullend verweer gevoerd.
- Op 23 juni 2022 heeft de Commissie) een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende, de gemachtigde en UHT.
- Op 5 juli 2022 heeft gemachtigde per e-mailbericht aanvullende stukken ingebracht. UHT heeft tevens van deze stukken kennisgenomen en aangegeven geen behoefte te hebben hier nader op te reageren.
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van belanghebbende en gemachtigde, verlengd tot 1 augustus 2022.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden samengevat als volgt.
De bedragen die volgens de UHT in het verleden zijn teruggevorderd, kloppen niet.
Voorts heeft zij nooit betalingen van de dienst ontvangen. In werkelijkheid is over het toeslagjaar 2008 een bedrag van € 544 en later een € 476 teruggevorderd.
Over het toeslagjaar 2011 is een bedrag van € 2.614 teruggevorderd, waarvan nooit duidelijk is geworden wat de grondslag van deze terugvordering is geweest. Het is niet duidelijk waarom er geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden over toeslagjaar 2011. Ter onderbouwing heeft gemachtigde stukken ingebracht.
De conclusie uit de bestreden beslissing is onjuist, nu niet blijkt dat er naar alle relevante toeslagjaren onderzoek is gedaan en omdat het onderzoek is gebaseerd op een onvolledig dossier.
Belanghebbende is ten onrechte niet als gedupeerde van de toeslagenaffaire aangemerkt en wordt ten onrechte niet gecompenseerd op grond van de
Compensatieregeling.
Belanghebbende heeft na afloop van de hoorzitting ter onderbouwing van haar standpunt aanvullende stukken ingebracht.
Verweer
Op basis van de feitenvaststelling zijn er geen gegevens die het standpunt van de belanghebbende dat de bedragen in de beschikking niet kloppen, ondersteunen. Ook heeft belanghebbende geen specificatie ingediend die haar standpunt verder onderbouwen. Naar aanleiding van het voorgaande laat de UHT dit bezwaar verder onbesproken.
Het bezwaar over niet ontvangen betalingen beoogt te maken te hebben met de verrekeningen van terugvorderingen en/ of nabetalingen.
In het dossier zijn geen aanknopingspunten gevonden van een institutioneel vooringenomen handelswijze door de Belastingdienst/Toeslagen. De terugvorderingen en verrekeningen die hebben plaatsgevonden, zijn gebaseerd op gewijzigde gegevens bij de definitieve vaststelling van de KOT ten opzichte van de gegevens die aanvankelijk door belanghebbende zijn opgegeven. Het systeem van voorschottenverstrekking kan ertoe leiden dat achteraf op basis van de bekend geworden definitieve gegevens terugvorderingen plaatsvinden.
Daarnaast zijn er geen aanknopingspunten gevonden voor de stelling dat een te strikte toepassing van het wettelijke systeem te hard heeft uitgepakt voor de belanghebbende. Dit geldt ook voor het niet mogen treffen van een
betalingsregeling, vanwege de kwalificatie opzet/grove schuld.
De herbeoordeling van het toeslagjaar 2011 kan niet binnen de huidige
bezwaarprocedure worden uitgevoerd. Immers heeft er over dit toeslagjaar nog geen primaire beoordeling plaatsgevonden.
Door UHT zijn de betaal- en verrekenoverzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC-overzicht) met betrekking tot de toeslagjaren 2006 tot en met 2010 ingebracht.
Aan de hand van het toeslagjaar 2008 wordt een toelichting gegeven bij
verrekeningen die hebben plaatsgevonden. Ook worden bedragen aan de hand van de bijbehorende beschikkingen nader toegelicht.
De UHT komt tot de conclusie dat geen aanknopingspunten zijn gevonden voor de stelling dat de verrekeningen, uitbetalingen en afboekingen onterecht hebben plaatsgevonden. Er zijn geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat er sprake zou zijn geweest van institutioneel vooringenomen handelen en/of hardheid van het stelsel.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:- 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
- 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
- 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
- Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
proceskosten); - Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december 2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit
proceskosten); - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
Catshuisregeling); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Onjuiste terugvorderingen en verrekeningen
De Commissie overweegt dat de UHT, onder meer door te verwijzen naar de
desbetreffende LIC-overzichten, voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom destijds delen van de voorschotten zijn teruggevorderd en op welke wijze de
teruggevorderde bedragen zijn verrekend. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit punt derhalve ongegrond.
Toeslagjaar 2011
De Commissie begrijpt dat het toeslagjaar 2011 niet is opgenomen in de herbeoordeling, terwijl over dat jaar wel terugvorderingen zouden hebben plaatsgevonden. Het verdient sterk aanbeveling dat een integrale behandeling van het herbeoordelingstraject plaatsvindt in het kader van de bezwaarprocedure.
Nu voor dit toeslagjaar eerst een primair besluit door de UHT genomen dient te worden, adviseert de Commissie de UHT de behandeling van dit herbeoordelingstraject zo spoedig mogelijk af te ronden en belanghebbende mede te delen op welke termijn zij een besluit over dit toeslagjaar kan verwachten. Verder adviseert de Commissie – met het oog op het belang van belanghebbende – in het vervolg toe te leiden dat alle toeslagjaren in het kader van één beschikking worden beoordeeld.
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het door de belanghebbende gemaakte bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter