BAC 2021-1532
Publicatiedatum 31-05-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 juni 2021 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 9 juli 2021
Hoorzitting: 27 oktober 2022
Overdracht advies aan UHT: 5 december 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift d.d. 6 juli 2021 is gericht tegen de door Belastingdienst /Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 21 juni 2021, kenmerk UHT-DH5 A.
In deze beschikking heeft UHT medegedeeld dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie kinderopvangtoeslag over 2010 en 2011.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 december 2019 een verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011 ingediend. de vertraging bij de beoordeling van haar situatie.
- Op 21 november 2020 heeft belanghebbende van UHT 750 euro ontvangen vanwege de vertraging bij de beoordeling van haar situatie.
- Op 26 april 2021 heeft UHT belanghebbende een brief gestuurd met kenmerk UHT over haar aanmelding voor een herbeoordeling. Belanghebbende heeft een lichte toets gehad, maar UHT ziet nu geen reden om aan haar betalen. UHT gaat nog goed naar haar situatie kijken. Haar herbeoordeling is nog niet klaar.
- De Commissie van Wijzen heeft op 4 juni 2021 geoordeeld dat jegens belanghebbende over de jaren 2010 en 2011 geen sprake is van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is tot een compensatie op grond van de hardheidsregeling.
- Bij beschikking van 21 juni 2021 heeft UHT besloten dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie kinderopvangtoeslag. Uit de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011 is niet gebleken dat de Belastingdienst fouten heeft gemaakt.
- Op 6 juli 2021 heeft belanghebbende bij brief (pro forma)bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 21 juni 2021 met kenmerk UHT-DH5 A.
- De Commissie heeft belanghebbende op 27 augustus 2021 bericht dat zij voor de beoordeling van het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift meer informatie nodig heeft. Belanghebbende werd verzocht om het bezwaarschrift binnen vier weken te motiveren (met aanvullende gronden).
- Vervolgens heeft belanghebbende de Commissie op 12 oktober 2021 een niet gedateerde brief gestuurd met titel anvullende gronden. De inhoud van deze brief is echter gelijk aan die van het bezwaarschrift d.d. 6 juli 2021 en bevat verder geen aanvullende gronden of informatie.
- UHT heeft op 18 augustus 2022 een schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 27 oktober 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van belanghebbende, de echtgenoot van belanghebbende en UHT. Een verslag van de hoorzitting is achter dit advies gevoegd.
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is ter zitting, gesteld op 15 december 2022.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:- 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
- 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
- 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
- Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna:
Catshuisregeling):
o Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691;
o Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Bezwaar
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om compensatie kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011 af te wijzen.
Kader
Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand gekomen. Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de
Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).
Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:
- de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir); - de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
- het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de herstelregelingen).
Kinderopvangtoeslag 2010 en 2011
Uit het procesdossier volgt dat belanghebbende over de toeslagjaren 2010 en 2011 wijzigingen in de kinderopvanggegevens en wijzigingen in het toetsingsinkomen heeft aangegeven bij de Belastingdienst. De Commissie constateert dat de terugvorderingen naar aanleiding van deze wijzigingen hebben plaatsgevonden. Immers het aantal opvanguren in de definitieve beschikkingen ligt lager, dan ingeschat in de voorschotbeschikkingen. Daarnaast is het toetsingsinkomen in de definitieve beschikkingen hoger vastgesteld dan in de voorschotbeschikkingen, waardoor het recht op kinderopvangtoeslag lager uitviel.
De Commissie heeft ter zitting kennis genomen van de stress en financiƫle druk die belanghebbende en haar echtgenoot hebben ondervonden toen zij werden
geconfronteerd met twee opeenvolgende terugvorderingsbeschikkingen in 2013.
Belanghebbende heeft met behulp van een geldlening bij haar familie de
terugvorderingen betaald en maakte een moeilijke periode door.
De Commissie heeft begrip voor de situatie van belanghebbende en haar echtgenoot maar stelt vast dat de terugvorderingen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van reguliere correcties. Deze correcties waren in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en daarmee niet in strijd of onzorgvuldig bepaald. Daarom volgt de
Commissie het oordeel van UHT en het advies van de Commissie van Wijzen dat jegens belanghebbende over de jaren 2010 en 2011 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is tot een hardheidscompensatie.c
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT adviseert het bestreden besluit in stand te laten.
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter