Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-153

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 februari 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 14 april 2021

Hoorzitting: 10 november 2021

Overdracht advies aan UHT: 10 januari 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder andere om in verband met toeslagrente de berekening van het bedrag onder post c) over 2014 te verhogen met 297 euro; de materiële schadevergoeding onder f) op te hogen met 25% van genoemd bedrag; om vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 22 december 2015 tot het moment van de beslissing op bezwaar; de extra vergoeding van 1% aan te passen vanwege de hiervoor genoemde aanpassingen; en een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 25 februari 2021, kenmerk UHT-DC I.

Aan belanghebbende is een compensatie toegekend omdat fouten zijn gemaakt bij haar kinderopvangtoeslag over 2014-2016. Met toepassing van de Besluit
Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) € 28.951 toegekend over de jaren 2014-2016.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (onderdeel 3.1.1);
  • een rentevergoeding voor de gemiste kinderopvangtoeslag (onderdeel 3.1.6); vergoeding van veronderstelde materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (onderdeel 3.1.3);
  • vergoeding van invorderingskosten en voldane rente (onderdeel 3.1.4);
  • vergoeding van verondersteld immateriële schade tot een bedrag van € 500 per 6 maanden (onderdeel 3.1.2); en
  • een extra vergoeding van 1% (onderdeel 6).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenningen van
standaardvergoedingen en niet op aanvullende vergoeding van werkelijke schade.

Procesverloop

  • Op 13 november 2020 is aan belanghebbende € 3.000 betaald voor acute geldnood. Bij brief van 28 december 2020 is deze betaling aan belanghebbende bevestigd.
  • Bij brief van 28 december 2020 heeft de dienst belanghebbende een vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van € 28.951.
  • Bij besluit van 25 februari 2021 heeft de dienst belanghebbende een definitieve
    compensatie toegekend van € 28.951. Gemachtigde heeft daartegen bezwaar ingediend op 2 april 2021 en dit aangevuld met gronden op 9 november 2021.
  • Bij besluit van 2 februari is de compensatie met een bedrag van € 1.409 aangevuld tot € 30.000 in verband met de herbeoordeling kinderopvangtoeslag. Gemachtigde heeft daartegen op 10 maart 2021 pro forma bezwaar ingediend.
  • Gemachtigde heeft UHT namens belanghebbende verzocht om aanvullende vergoeding van werkelijke schade. Op 5 augustus 2021 heeft de Commissie Werkelijke Schade (CWS) UHT geadviseerd om belanghebbende als vergoeding van werkelijke schade, na aftrek van reeds ontvangen compensatie , een aanvullend bedrag van € 36.151 te betalen.
  • Op 10 november 2021 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde van belanghebbende en een vertegenwoordiger van UHT. Belanghebbende was met kennisgeving afwezig. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.

Gronden van bezwaar

Na het verstrekken van het dossier en de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) resteren de volgende gronden van bezwaar.

Over 2014 valt op dat een bedrag € 9.275 is teruggevorderd. Dit bedrag wijkt af van het onder c opgenomen bedrag van € 8.987.Deze afwijking valt waarschijnlijk te verklaren door een rentecomponent, waardoor aanpassing van het bedrag onder c) (bedrag dat belanghebbende eerder moest terugbetalen of niet heeft gekregen) op haar plaats is.

Voor de berekening van de compensatie voor immateriële schade dient gekozen te worden voor de datum waarop een ouder voor de eerste maal werd geconfronteerd met de negatieve gevolgen van het handelen van de Belastingdienst. Dat is in dit geval de datum van de eerste uitvraag om gegevens zoals die plaatsvond op 22 december 2015. De einddatum is ook niet op de juiste wijze berekend.

Verweer

UHT erkent dat het compensatiebedrag over onder c) afwijkt van het bedrag dat is teruggevorderd, maar stelt zich op het standpunt dat dit is ondervangen onder e) (niet betaalde kinderopvangtoeslag).

UHT meent bij dat voor de berekening van compensatie voor immateriële schade onder i) inderdaad uit dient te worden gegaan van 22 december 2015. UHT berekent het bedrag onder deze post tot de beslissing op bezwaar.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit noodvoorziening toeslagen van 11 december 2020, Staatscourant 2020, 62981;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691, hierna: Catshuisregeling.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Betaling acute geldnood

De Commissie stelt vast dat aan belanghebbende een noodvoorziening is toegekend. In het Besluit noodvoorziening toeslagen is bepaald dat aan ouders die zich in een acute financieel problematische situatie bevinden een incidentele noodvoorziening van beperkte omvang kan worden uitgekeerd. In paragraaf 2.2 van het Besluit noodvoorziening toeslagen staat vermeld dat het bedrag van de noodvoorziening op een later niet in mindering [zal] worden gebracht op het toe te kennen bedrag aan compensatie of tegemoetkoming.

Van een dergelijke noodvoorziening is blijkens de brief van 28 december 2020 sprake, aangezien het bedrag van € 3.000 is uitgekeerd omdat de belanghebbende heeft aangegeven acute geldnood te hebben. De commissie benadrukt dat deze uitkering niet op de compensatie in mindering mag worden gebracht en adviseert om hier bij de heroverweging van de compensatiebeschikking in bezwaar passende aandacht aan te schenken.

Toeslagrente en materiële schadevergoeding (2014)

De Commissie is van mening dat het verschil van het teruggevorderde bedrag over 2014 € 9.275 en het over dat jaar onder c opgenomen bedrag van € 8.987 waarschijnlijk moet worden verklaard door een rentecomponent. De Commissie adviseert, in lijn met haar eerdere advisering in vergelijkbare zaken, om het bedrag onder c) overeenkomstig aan te passen.

Omdat de toeslagrente die door de Belastingdienst/Toeslagen aan belanghebbenden in rekening is gebracht, nu door UHT wordt vergoed onder post c) van de
compensatieberekening, zal belanghebbende hierover ook nog 25% materiële
schadevergoeding moeten krijgen onder f).

Immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie. De gemachtigde heeft de stress benadrukt die de belanghebbende ervaren heeft.

De Commissie deelt het bijgestelde standpunt van UHT dat 22 december 2015 (datum verzoek om informatie) de begindatum voor de berekening van de vergoeding van immateriële schade in deze zaak moet zijn. Als einddatum adviseert de Commissie om, in lijn met haar eerdere advisering in vergelijkbare zaken, de datum van de beslissing op bezwaar aan te houden.

Extra compensatie

De Commissie adviseert om de extra compensatie van 1% dientengevolge aan te passen (onderdeel 6 van de Compensatieregeling).

Vergoeding proceskosten

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen, namelijk € 748.

Advies

Het bezwaarschrift is ontvankelijk en de bezwaren zijn deels gegrond. De Commissie adviseert UHT om:

  • in verband met toeslagrente de berekening van het bedrag onder post c) over 2014 te verhogen met 297 euro;
  • de materiële schadevergoeding onder f) op te hogen met 25% van genoemd bedrag;
  • om vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 22 december 2015 tot het moment van de beslissing op bezwaar;
  • de extra vergoeding van 1% aan te passen vanwege de hiervoor genoemde aanpassingen; en
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter