Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04010

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit:17 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift:7 januari 2022

Hoorzitting: 11 mei 2023

Overdracht advies aan UHT: 23 juni 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de hierboven vermelde door UHT genomen beschikking op haar aanvraag om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering.

Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 van de Wht moet de bestreden beschikking
van 17 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en
verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 17 december 2021 (UHT CHR GU) heeft UHT aan
    belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van
    € 30.000.
  • Bij brief gedateerd 17 december 2021, ontvangen op 7 januari 2022, heeft
    belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen deze beschikking.
    Op 28 november 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Op 11 mei 2023 om 13.00 uur heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een
    hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Hier is een verslag van gemaakt en bij het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om toekenning van de Catshuisuitkering vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Motivering in bestreden besluit

Belanghebbende stelt dat zij het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd vindt. In het besluit worden meerdere situaties opgesomd die mogelijk van toepassing zijn, maar daaruit wordt niet duidelijk wat de reden van de afwijzing is. Het gaat belanghebbende met name om het toeslagjaar 2008. In dit jaar had belanghebbende een contract afgesloten bij gastouderbureau . Belanghebbende moest een jaaropgaaf van dit bureau aan de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) overleggen, maar die had belanghebbende niet. De B/T stelde toen dat niet was vast te stellen hoeveel uur opvang was afgenomen en wat de kosten hiervan waren. Uiteindelijk bleek sprake te zijn van fraude vanuit het gastouderbureau. Dit heeft belanghebbende destijds ook kenbaar gemaakt aan de B/T, maar er werd niets mee gedaan. Belanghebbende stelt dat ze vervolgens door de B/T onterecht werd beschuldigd van fraude en dat er ongeveer € 2.200 moest worden terugbetaald. Belanghebbende begrijpt niet waarom hier niets over staat opgeschreven in het bestreden besluit.

De beschikking van 17 december 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde:
“Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, inderdaad slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 17 december 2021 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. De Commissie is van oordeel dat deze argumentatie niet kan worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

In de schriftelijke reactie van 28 november 2022 heeft UHT gereageerd op de
bezwaargronden van belanghebbende. Hierin is meer duidelijkheid verschaft over hoe de jaren (en dan met name toeslagjaar 2008) in het kader van de eerste toets zijn
beoordeeld. Ter zitting heeft UHT dit nader uitgelegd. Dat mogelijk sprake is geweest
van fraude door de kinderopvanginstelling valt volgens UHT buiten het beoordelingskader van de lichte toets. Dit komt pas aan de orde bij de integrale behandeling. Weliswaar is deze uitleg nog steeds wat summier, maar met de toezegging van UHT dat extra goed naar toeslagjaar 2008 zal worden gekeken tijdens de integrale beoordeling acht de Commissie deze motivering voldoende.

Gelijkheidsbeginsel

Voor zover belanghebbende een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar de situatie van haar buren, is de Commissie van oordeel dat dit niet slaagt. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel dient sprake te zijn van ongelijke behandeling in gelijke gevallen. Nog daargelaten dat iedere situatie op de eigen merites wordt beoordeeld, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een vergelijkbare situatie.

Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat UHT een voldoende
zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets. Indien een
grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde
kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan
alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de
integrale toets zijn. Dit heeft geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige
procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren om het bezwaar
ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo
spoedig mogelijk zal worden afgerond.

Conclusie en advies

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

  • de integrale beoordeling in gang te zetten;
  • om het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • om het bestreden besluit in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter