Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11631

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 28 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 25 juli 2022

Hoorzitting: 9 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 1 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking, zoals hiervoor omschreven.
In die beschikking is aan belanghebbende over de jaren 2009, 2010 en 2011 een
compensatie van € 20.161 toegekend wegens vooringenomenheid.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 15 februari 2021 verzocht om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 en 2010, in overleg met belanghebbende is de herbeoordeling ook uitgevoerd over 2011.
  • Bij beschikking van 28 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende
    voor de jaren 2009, 2010 en 2011 een compensatie toegekend van € 20.161.
    Daarbij is aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen aanvullend bedrag krijgt uitbetaald, omdat zij in het kader van de Catshuisregeling reeds € 30.000 heeft ontvangen.
  • Bij bezwaarschrift d.d. 13 juli 2022, door UHT ontvangen op 25 juli 2022, heeft
    belanghebbende tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
  • Bij e-mail van 5 februari 2023 heeft [gemachtigde] zich als gemachtigde gesteld.
  • UHT heeft op 6 februari 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
    de belanghebbende.
  • Bij e-mail van 7 februari 2024 heeft gemachtigde een aanvullende reactie met als
    bijlage een nader stuk toegestuurd.
  • Op 8 februari 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie met als bijlagen 3 renteberekeningen gestuurd.
  • Op 9 februari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Het verslag daarvan is bij het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de
toegekende compensatie voor de jaren 2009, 2010 en 2011 op de juiste wijze heeft
berekend.

Omvang bezwaardossier

Gemachtigde heeft aan de orde gesteld dat tot het bezwaardossier mede zou moeten
behoren de afgegeven dwangbevelen. De Commissie deelt dat standpunt niet. Het
bezwaardossier bestaat uit de op de zaak betrekking hebbende stukken. De door
gemachtigde genoemde stukken maken daar in principe geen onderdeel van uit. UHT is evenmin gehouden de stukken op te vragen en te overleggen aangezien de in de LIC-overzichten opgenomen posten bij partijen geen vragen oproepen.

Component a

Belanghebbende meent dat in de berekening fouten zijn gemaakt en dat component a in de berekening van ieder toeslagjaar onjuist is. Zij stelt dat het onmogelijk juist kan zijn dat zij voor 48 uur per maand opvang heeft aangevraagd. De Commissie overweegt dat het antwoord op de vraag of bij de aanvraag een fout is gemaakt en zo ja, door wie, in het midden kan blijven. Vast staat dat het voorschot KOT is berekend op basis van 48 uur en dat dit het bedrag is dat is terug gevorderd. Component a is het bedrag aan vastgestelde kot, direct voorafgaand aan de vooringenomen stopzetting. Op basis van de overgelegde stukken concludeert de Commissie dat niet aannemelijk is geworden dat bij de berekening op dit onderdeel fouten zijn gemaakt.

Rente en periode immateriële schadevergoeding

In de aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT opgemerkt dat bij de renteberekeningen een onjuiste ingangsdatum is gehanteerd. De rente dient te worden berekend vanaf 1 juli volgend op het betreffende toeslagjaar en dit zal bij de beslissing op bezwaar gecorrigeerd worden. Ook heeft UHT in de aanvullende schriftelijke reactie opgemerkt dat de startdatum voor de periode van immateriële schadevergoeding 24 december 2010 dient te zijn in plaats van 1 april 2011 en dat, nu het bezwaarschrift gegrond is, de einddatum van de periode de datum van de beslissing op bezwaar is.
UHT heeft er daarbij op gewezen dat de compensatie voor de immateriële schade is gemaximeerd op het totaalbedrag van de neerwaartse correctie (de som van de bedragen bij post e). Belanghebbende heeft geen bezwaren aangevoerd tegen deze nadere standpunten van UHT. De Commissie zal UHT dan ook adviseren om de beslissing op bezwaar te nemen met in achtneming van het vorenstaande.

Toeslagjaar 2012

Ter zitting heeft gemachtigde aangevoerd dat het jaar 2012 nog herbeoordeeld moet worden. De Commissie overweegt dat dit toeslagjaar geen onderdeel uitmaakt van de
onderhavige procedure en dat zij daarover geen advies kan uitbrengen. Belanghebbende zal indien zij dat wenst een nieuw verzoek tot herbeoordeling aan UHT moeten doen.

Proceskostenvergoeding

Nu de bezwaren deels gegrond zijn en leiden tot herroeping van het bestreden besluit,
adviseert de Commissie om een vergoeding voor proceskosten voor de aanwezigheid
van gemachtigde ter zitting toe te kennen conform het geldende tarief.

Conclusie

De Commissie concludeert dat het bezwaar gegrond is ten aanzien van de begindatum
van de periode waarover de vergoeding van immateriële schade is berekend en ten
aanzien van de renteberekening en adviseert aan UHT om:

  • het bezwaarschrift gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen ten aanzien van de hiervoor genoemde begindatum van de periode en ten aanzien van de renteberekening, met aanpassing van de vaste vergoeding van 1%;
  • als einddatum van de periode waarover vergoeding van immateriële schade wordt berekend, de datum van de beslissing op bezwaar te hanteren;
  • een vergoeding voor proceskosten toe te kennen van 1 punt met een wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief;
  • de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter