Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-12234

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: Van 8 september 2022 met kenmerk UHTHD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 6 oktober 2022

Hoorzitting: 10 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 7 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het besluit van 8 september 2022 te herroepen en een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 6 oktober 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking 'aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van CWS' van 8 september 2022 (UHT-HD CWS).

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 is aan
belanghebbende een aanvullend bedrag van € 8.787 aan schadevergoeding toegekend en € 5.141 aan schadevergoeding voor de kosten van juridische bijstand.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 8 september 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 8 oktober 2020 bij UHT gemeld met een verzoek om
    herbeoordeling van haar situatie ten aanzien van de aan haar uitgekeerde
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Op 29 januari 2021 heeft belanghebbende
    CWS verzocht om een aanvullende schadevergoeding.
  • Bij beschikking van 10 maart 2021 heeft UHT belanghebbende een definitieve
    compensatie kinderopvangtoeslag toegekend van€ 31.721 voor toeslagjaar 2013.
  • Op 22 juni 2022 heeft CWS aan UHT geadviseerd over aanvullende schadevergoeding.
  • Bij beschikking van 8 september 2022 heeft UHT dit advies gevolgd en aan
    belanghebbende een aanvullende schadevergoeding toegekend van € 8. 787 en
    € 5.141 voor juridische bijstand.
  • Bij brief van 6 oktober 2022 heeft gemachtigde hiertegen bezwaar gemaakt.
  • Op 16 maart 2023 heeft UHT aan CWS verzocht om een nader advies uit te brengen.
  • Op 24 april 2023 heeft CWS een nader advies uitgebracht.
  • De UHT heeft op 10 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
    van de belanghebbende.
  • Op 10 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Hiervan is een verslag gemaakt.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het bestreden besluit van UHT het volgende voorop.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt het kabinet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie het eerdere advies van de BAC van 29 april 2022, zaak nr. BAC 2021-2219). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.

Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich volgens vaste
jurisprudentie op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft
dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders.

UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed
onderbouwd worden.

In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.

De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit
geval kon baseren op het advies van CWS.

De vraag of UHT zich in het besluit mocht baseren op het advies van CWS, beantwoordt de Commissie bevestigend. De Commissie meent, gelet op de stukken en het onderzoek ter zitting, dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar is. De Commissie ziet in hetgeen gemachtigde heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten die twijfel doen rijzen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De Commissie licht dit standpunt voor de diverse onderdelen van het bezwaar als volgt toe.

Gemachtigde stelt dat er schade is ontstaan door de verkoop van het oude huis en de
aankoop van het nieuwe huis. Deze schade staat in causaal verband tot de
toeslagenaffaire en bestaat enerzijds uit de hogere woonlasten en anderzijds uit de
gemiste waardestijging van het oude huis. UHT stelt zich op het standpunt dat, conform het advies van CWS en het materiele beleidskader van CWS er alleen sprake is van schade indien het huis noodgedwongen voor een lagere waarde dan de marktwaarde zou zijn verkocht of indien er sprake zou zijn geweest van executoriale verkoop met een restschuld als gevolg. Van beide situaties is hier geen sprake. UHT volgt hierin het advies van CWS. De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT. Om in aanmerking te komen voor vergoeding van aanvullende schadevergoeding dient belanghebbende aannemelijk te maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade het toegekende compensatiebedrag te boven gaat. Belanghebbenden hebben zelf aangegeven dat het huis voor de marktwaarde is verkocht. Tevens is niet aannemelijk geworden dat de gestegen woonlasten van belanghebbenden te wijten zijn aan de problemen met de kot.

Met betrekking tot het bezwaar tegen het forfaitaire bedrag van € 500 per halfjaar heeft gemachtigde aangegeven dat het bedrag van€ 5.000 per halfjaar uitsluitend is
gebaseerd op het gegeven dat het naar zijn mening meer recht doet aan de situatie van belanghebbenden. CWS heeft in haar nadere advies, na toetsing aan het CWS
beleidskader begroting immateriële schadevergoeding, de immateriële schade
gemotiveerd begroot op € 19.700. Het verschil tussen het advies van 2 juni 2022 en het advies van 26 april 2023 bedraagt € 5.500. UHT heeft in haar schriftelijke reactie
aangegeven dat zij het advies van CWS volgt en van mening is dat het bezwaar voor dat deel gegrond is. De Commissie kan zich vinden in dit standpunt.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de
    aanvullende vergoeding voor immateriële schade;
  • de bestreden beschikking in zoverre te herroepen;
  • het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren;
  • ingevolge het bepaalde bij artikel 7: 15, tweede lid, van de Algemene wet
    bestuursrecht een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe
    te kennen van twee punten met een wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter