BAC 2021-06035
Publicatiedatum 26-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 8 april 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 11 april 2022
Hoorzitting: 10 maart 2023
Overdracht advies aan UHT: 23 juni 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie} adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikking gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding voor deze bezwaarprocedure toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde]) namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerk UHT DC I van 8 april 2022, waarbij belanghebbende een compensatie over de toeslagjaren 2006, 2009 en augustus tot en met december 2010 ontvangt van € 33.258.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 7 april 2020 heeft belanghebbende UHT verzocht om een herbeoordeling van haar recht op KOT.
- Bij beschikking van 21 april 2020 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij ten minste€ 30.000 krijgt voor hetgeen zij in het verleden heeft meegemaakt.
- Bij definitieve beschikking van 8 april 2022 (UHT-DC I) heeft UHT belanghebbende laten weten dat zij voor de toeslagjaren 2006, 2009, en de maanden augustus tot en met december van het toeslagjaar 2010 in aanmerking komt voor een compensatie van € 33.258.
- Bij definitieve beschikking van 8 april 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT belanghebbende laten weten dat zij voor de toeslagjaren 2007, 2008, 2011, 2012, 2013, en de maanden januari tot en met juli van het toeslagjaar 2010 niet in aanmerking komt voor compensatie.
- Op 11 april heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikking met het kenmerk UHT-DS-A. Gemachtigde heeft het kenmerk van de beschikking waartegen het bezwaar was gericht later gecorrigeerd en aangepast in UHT-DC I.
- Op 29 december 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 10 maart 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.
- Op 23 maart 2023 heeft gemachtigde een berekening van de proceskostenvergoeding gegeven en aanvullende stukken opgestuurd.
- Bij e-mailbericht van 5 april 2023 heeft UHT drie overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) toegestuurd. Deze zijn dezelfde dag aan gemachtigde doorgezonden.
- Op 6 april 2023 heeft gemachtigde nogmaals de aanvullende stukken toegezonden.
- Bij e-mailbericht van 21 april 2023 heeft UHT gereageerd op de aanvullende stukken van gemachtigde. De bijbehorende stukken ontbraken. UHT heeft desgevraagd aangegeven dat deze stukken nog geanonimiseerd moesten worden.
- Bij e-mailbericht van 24 april 2023 heeft UHT een aanvulling op zijn reactie gegeven. Deze stukken zijn aan gemachtigde doorgestuurd.
- Op 11 mei 2023 zijn de inmiddels gelakte stukken om reactie naar gemachtigde gestuurd.
- Bij e-mailbericht van 5 juni 2023 heeft gemachtigde gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ontbrekende jaren
Gemachtigde heeft ter hoorzitting aangegeven dat het bezwaar ten aanzien van
ontbrekende toeslagjaren is komen te vervallen.
Onduidelijke berekening
Gemachtigde heeft aangegeven dat de compensatieberekening zonder gegevens
en uitleg niet is te controleren.
De Commissie overweegt dat belanghebbende er recht op heeft dat een beschikking berust op een deugdelijke, begrijpelijke, draagkrachtige motivering.
In zoverre deze motivering zou ontbreken, is deze in de loop van de procedure aangevuld door middel van LIC-overzichten, de (aanvullende) schriftelijke reactie en de daarbij behorende stukken. Hierdoor is er naar het oordeel van de Commissie voldoende duidelijk gemaakt hoe het compensatiebedrag is berekend en welke gegevens daarvoor zijn gebruikt.
Rente gemiste KOT en toeslagrente
De Commissie ziet in hetgeen gemachtigde in zijn reactie van 5 juni 2023 heeft opgemerkt geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat UHT in de (aanvullende) schriftelijke reactie is uitgegaan van onjuiste renteberekeningen.
De Commissie heeft opgemerkt dat UHT in de aanvullende schriftelijke reactie verder nog heeft aangegeven dat de rentevergoeding zal lopen tot aan de beslissing op bezwaar.
De compensatie voor kosten van juridische hulp
De Commissie is van mening dat UHT met de in de (nadere) schriftelijke reactie gegeven toelichting op de voor de berekening van de proceskosten uitgevoerde
puntentelling en de daarbij overgelegde stukken die betrekking hebben op de bezwaar- en beroepsprocedures voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die
berekening juist is.
De Commissie deelt het standpunt van UHT dat uit de tekst van de brief van 1 december 2014 (productie 52 van het bezwaardossier) niet kan worden opgemaakt dat dit een bezwaarschrift betreft waarvoor een proceskostenvergoeding zou moeten worden toegekend. Daarbij acht zij van belang dat gemachtigde bij zijn reactie van 5 juni 2023 de beschikking waartegen het bezwaar zou zijn gericht (waarvan UHT het bestaan betwist) niet heeft overgelegd.
Compensatie immateriële schade
Gemachtigde is het niet eens met de begrenzing van de hoogte van de immateriële schadevergoeding in onderdeel c van de bijlage van de bestreden beschikking. Volgens hem is dit in het geval van belanghebbende in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
De Commissie merkt in dit verband op dat de, in de Wht – een wet in formele zin – verankerde forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd. Voor honorering van het door gemachtigde in dit verband gedane beroep op schending van het evenredigheidsbeginsel is dan ook reeds hierom geen plaats.
Met betrekking tot het bezwaar ten aanzien van de periode waarover deze compensatie is verstrekt, adviseert de Commissie UHT om de in de schriftelijke reactie aangegeven wijziging van deze periode door te voeren.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaarschrift gegrond te verklaren en de door UHT in de schriftelijke reactie van 29 december en in de aanvullende schriftelijke reactie van 21 april 2023 voorgestelde wijzigingen in de compensatieberekening over te nemen en – indien nodig – de compensatieberekening verder daarop aan te passen. Daarnaast adviseert de Commissie om ten aanzien van deze bezwaarprocedure de proceskosten voor de juridische bijstand te compenseren, om per procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en om daarbij het hoogste bedrag per procespunt te hanteren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter