Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09485

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 6 juli 2022 (UHT-DC I)

Ontvangst bezwaarschrift: 2 augustus 2022

Hoorzitting: 9 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 1 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 6 juli 2022 (UHT-DC 1).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor het jaar 2010.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 10 augustus 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kot over de jaren 2010, 2011 en 2012.
  • De Commissie van Wijzen (hierna CvW) heeft op 4 mei 2022 aan UHT geadviseerd dat er over de jaren 2011 en 2012 geen sprake is van vooringenomen handelen of bijzondere omstandigheden.
  • Bij brief van 1 juni 2022 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is voor het toeslagjaar 2010 een bedrag aan compensatie toegekend van € 28.791.
  • Bij beschikking van 6 juli 2022 heeft UHT aan belanghebbende voor het jaar 2010 een definitieve compensatie toegekend van € 28.830. Omdat belanghebbende al het minimumbedrag van € 30.000 heeft ontvangen, volgt geen nabetaling.
  • Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 2 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 16 maart 2023 aangevuld.
  • UHT heeft op 9 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
    de belanghebbende.
  • Gemachtigde heeft op 30 juni 2023 een aanvullend bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft daarop op 19 juli 2023 een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 23 januari 2024 heeft gemachtigde daarop aanvullend gereageerd.
  • Op 9 februari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij het advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor het jaar 2010 op de juiste wijze heeft berekend.

Gemachtigde stelt dat de KOT voor het toeslagjaar 2010 onjuist is vastgesteld, en dat
ten onrechte is uitgegaan van de te lage voorschotbeschikking. De Commissie overweegt dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of (een onterechte kwalificatie) O/GS en in beginsel niet ziet op eventuele omissies in (de gegevensverstrekking ter zake van) de aanvraag of de vaststelling van KOT.
Belanghebbende verzoekt in feite om een aanpassing van de hoogte van de KOT over het toeslagjaar 2010 zoals deze indertijd definitief zou moeten zijn vastgesteld. Deze
aanpassing zou tot gevolg kunnen hebben dat een hoger bedrag aan KOT ten grondslag zou moeten liggen aan de berekening van de compensatie overeenkomstig de Wht. Een dergelijk verzoek strookt niet met de in de Wht gekozen forfaitaire aanpak waarbij wordt uitgegaan van de hoogte van de KOT zoals vastgesteld in de laatste beschikking voor afgaand aan de vooringenomen handeling. UHT heeft niet de bevoegdheid om tot herziening van de in het verleden vastgestelde KOT over te gaan; UHT dient zich te beperken tot de in de Wht gestelde kaders.

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade dient overeenkomstig artikel 2.3 lid 4 berekend te worden vanaf de eerste neerwaartse correctiebeschikking tot aan de
definitieve compensatiebeschikking. UHT heeft aangegeven dat een onjuiste startdatum is gehanteerd bij de berekening van de forfaitaire vergoeding in de
compensatieberekening. Het bezwaar is op dit punt gegrond.

Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste kot als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij component 0. UHT heeft in haar schriftelijke reactie erkend dat de startdatum van de berekening onjuist is. Het bezwaar op dit punt is dan ook in zoverre gegrond. De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal ook leiden tot aanpassing van alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen met inachtneming van dit advies, en daarbij zal de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen dienen te worden vastgesteld op de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Nu UHT en de Commissie het bezwaar op dit punt gegrond achten en de Commissie tot herroeping van de bestreden beschikking met het kenmerk (UHT-DC I) zal adviseren, wordt tevens een toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:

  • het bezwaarschrift gegrond te verklaren ten aanzien van de gemiste rente en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en deze beschikking in zoverre te herroepen;
  • het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter