BAC 2022-10028
Publicatiedatum 23-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 8 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC-I
Ontvangst bezwaarschrift: 9 september 2022
Hoorzitting: 20 december 2023
Overdracht advies aan UHT: 23 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (definitieve) beschikking van 8 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC 1 (hierna: de bestreden beschikking).
Aan belanghebbende is compensatie op grond van de Wht toegekend omdat er bij de
beoordeling van de situatie van belanghebbende voor berekeningsjaren 2011 tot en met 2015 fouten zijn gemaakt.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 8 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2012 tot en met 2017.
- Bij beschikking van 8 augustus 2022 (UHT-DC-I) heeft UHT het verzoek om compensatie voor de jaren 2011 tot en met 2015 toegewezen en is een definitie compensatiebedrag van € 48.385 toegekend.
- Bij brief van 9 september 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de bestreden beschikking.
- UHT heeft op verschillende momenten dossiers overgelegd:
- bip dossier (53 producties);
- bip dossier LIC-overzichten (55 producties);
- dossier behorende bij BAC 2022-10028 (62 producties).
- Bij brieven van 19 juni 2023 en 29 juli 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
- Bij schriftelijke reactie van 21 augustus 2023 heeft UHT gereageerd op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 20 december 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- Bij e-mailbericht van 16 januari 2024 heeft UHT nadere gegevens overgelegd.
- Gemachtigde belanghebbende heeft hierop gereageerd in een e-mailbericht van 17 januari 2024.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Herziening KOT 2015
De Commissie overweegt dat het in deze procedure niet gaat om het herzien van een
onherroepelijke KOT-beschikking ten aanzien van het berekeningsjaar waarover
belanghebbende gronden heeft ingediend. De Commissie oordeelt niet of de KOT voor
2015 juist of onjuist is toegekend.
De compensatieberekening over het jaar 2015
Belanghebbende voert aan dat haar kinderen samen opgevangen zijn. Het is onjuist dat het ene kind 4 maanden en het andere kind 3 maanden is opgevangen. Belanghebbende stelt dat zij over 2015 ten onrechte geen KOT heeft ontvangen. De
compensatie die over een deel van dit jaar is toegekend aan belanghebbende had
eigenlijk over geheel 2015 vastgesteld behoren te worden.
UHT heeft aangevoerd dat uit gegevens, afkomstig van de kinderopvanginstelling en
vermeld in KOI-viewer, blijkt dat één kind van belanghebbende is opgevangen van
januari tot en met maart 2015. Het andere kind van belanghebbende is volgens die
gegevens opgevangen van januari tot en met april 2015. Belanghebbende heeft geen
gegevens overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Dit betekent dat niet gedurende het
gehele jaar kinderopvang is afgenomen. De periode waarin geen opvang is afgenomen
geldt als een periode waarvoor evident geen recht bestaat. Ingevolge artikel 2.1 lid 2
WHT is er dan geen recht op compensatie.
Het is de Commissie op grond van de voorliggende stukken niet gebleken dat de kinderen van belanghebbende gedurende het gehele jaar 2015 zijn opgevangen. Dit volgt ook niet uit het informatie- en beoordelingsformulier. Daarin staat onder andere
verwoord dat belanghebbende wegens gebrek aan baten de opvang van haar kinderen
noodgedwongen na een aantal maanden heelt moeten stoppen (productie 4, pagina 15). Dit is besproken op de zitting. Daarop hebben belanghebbende en haar gemachtigde geantwoord dat het voorstelbaar is dat dit inderdaad zo is gelopen. De gemachtigde heeft daarop de vraag gesteld hoe belanghebbende wegens het mislopen van KOT haar schade vergoed kan zien. Besproken is dat hiervoor de weg openstaat naar Commissie Werkelijke Schade en eventueel de Stichting (Gelijk)waardig Herstel.
Tussen partijen staat vast dat belanghebbende vooringenomen is behandeld in 2015. Op grond hiervan heeft UHT een bedrag van€ 2.719 vergoed. Dit bedrag heelt betrekking op de door B/T ten onrechte niet betaalde kosten KOT voor de opvangperiode januari-maart/januari-april 2015. In het informatie- en beoordelingsformulier neemt UHT het standpunt in dat voor de compensatieberekening kan worden aangesloten bij de verlaging tussen de werkelijke kosten en de nihil beschikking. De werkelijke kosten voor de opvang in genoemde perioden zijn in het formulier berekend op in totaal € 3.042 (productie 4, pagina 41). Tijdens de hoorzitting heeft de gemachtigde van UHT te kennen gegeven dat de vergoeding van het bedrag van € 2.719 in plaats van € 3.042 bij component a van de compensatieberekening waarschijnlijk heelt te maken met aftopping. Het maximale uurtarief voor 2015 was namelijk lager dan het bedrag vermeld in productie 4. Daarnaast worden de kosten voor opvang van het eerste kind op een andere wijze vergoed dan de kosten van opvang van het tweede kind. UHT heeft duidelijkheid gegeven over de totstandkoming van het bedrag van € 2.719. Gemachtigde heeft in haar reactie vermeld dat zij het standpunt van UHT volgbaar acht. De Commissie acht het standpunt van UHT navolgbaar. De Commissie adviseert daarom UHT om de compensatieberekening niet te wijzigen.
Werkelijke schade
Op basis van de Wht kan UHT de door belanghebbende geleden schade die niet op basis van artikel 2.2 Wht en artikel 2.3 lid 1 t/m 7 Wht wordt vergoed aanvullend compenseren als werkelijke schade. In dat geval moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.1 lid 3 Wht. Hiervoor kan belanghebbende zelf een verzoek indienen bij de CWS.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar tegen de beschikking van 8 augustus 2022 (UHT-DC I) naar de mening
van de Commissie ongegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure af te wijzen.
Conclusie en advies
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de beschikking van 8 augustus 2022 (UHT-DC I) ongegrond te verklaren en de beschikking in stand te laten;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter