Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06464

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 13 oktober 2022 met kenmerk UHT-DHS A, UHT-DC I en UHT-DC IA

Ontvangst bezwaarschrift: 20 oktober 2022

Hoorzitting: 22 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 19 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert aan UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC 1), de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC-1 A) en de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (UHT-DHS A) van 13 oktober 2022.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van de
situatie van belanghebbende over de toeslagjaren 2009 tot en met augustus 2011 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904;
hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de hiervoor genoemde jaren een compensatie toegekend. De compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304) komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 13 oktober 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 20 april 2021 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 29 april 2021 heeft UHT belanghebbende de ontvangst van zijn aanmelding bevestigd en meegedeeld dat zij deze heeft geregistreerd.
  • Bij beschikking van 23 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 30 augustus 2022 geoordeeld dat gedurende de periode van 1 september tot en met 31 december 2011 en het jaar 2012 geen grond is voor toepassing van de compensatieregeling. Er is in die periode geen sprake van institutionele vooringenomenheid. Evenmin is in deze perioden sprake geweest van bijzondere omstandigheden op grond waarvan hardheidscompensatie toegepast dient te worden. Verder heeft de CvW overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen heeft erkend dat belanghebbende in de toeslagjaren 2009 tot en met augustus 2011 vooringenomen is behandeld en dat in die periode de compensatieregeling van toepassing is.
  • Bij beschikking van 4 juni 2022 is aan belanghebbende € 30.000 toegekend, bij beschikking van 13 oktober 2022 (UHT-DC I) aangevuld tot € 44.381.
  • Bij beschikkingen van 13 oktober 2022 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat UHT geen fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende gedurende de periode van september tot en met december 2011 en 2012. UHT heeft beslist dat belanghebbende geen aanspraak op compensatie of tegemoetkoming heeft over deze berekeningsjaren.
  • Tegen de definitieve beschikkingen van 13 oktober 2022 heeft gemachtigde op 18 oktober 2022 een drietal bezwaarschriften ingediend.
  • Bij brief van 22 februari 2023 heeft gemachtigde de bezwaargronden aangevuld.
  • Bij schriftelijke reactie van 10 mei 2023 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
  • Bij brief van 6 november 2023 heeft gemachtigde de bezwaargronden wederom aangevuld.
  • Op 22 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Betaalde rente en kosten

Belanghebbende heeft aangevoerd dat in het bezwaardossier de stukken ontbraken die zagen op de betaalde rente en kosten, waardoor de beschikking op dit punt niet kon worden gecontroleerd. UHT heeft in de schriftelijke reactie onder verwijzing naar de zogeheten LIC-overzichten de door belanghebbende betaalde rente en kosten per
toeslagjaar toegelicht. Gemachtigde heeft hierop bij brief van 6 november 2023
aangegeven dat het geschil zich beperkt tot de omstandigheid dat de met de KOT over
2006 verrekende rente niet is meegenomen in de compensatie.

De Commissie overweegt dat de in de LIC-overzichten opgenomen betaalde rente, waaronder ook de door gemachtigde genoemde verrekeningen, staan vermeld onder i) in de compensatieberekening. Ter zitting heeft UHT voorts nader toegelicht dat voornoemde rente verschuldigd was over toeslagjaar 2006, dat buiten het bestek van de herbeoordeling valt, en heeft gemachtigde aangegeven zich hiermee te kunnen
verenigen. De Commissie constateert derhalve dat de door belanghebbende bestreden
renteposten terecht niet in de compensatieberekening zijn meegenomen. Het bezwaar
treft geen doel.

Rentevergoeding over de gemiste KOT

Tussen belanghebbende en UHT is niet meer in geschil dat aan belanghebbende over de jaren 2009, 2010 en 2011 nog respectievelijk € 86, € 61 en € 906 aan rentevergoeding over gemiste KOT toekomt. De Commissie adviseert UHT om de compensatieberekening onder o) in de beslissing op bezwaar als zodanig aan te passen.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste kot en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de dagtekening van de beslissing
    op bezwaar; en
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te
    kennen van 2 procespunten (tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2).

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter