Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-00398

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 februari 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 25 maart 2021

Overdracht advies aan UHT: 25 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het besluit van 10 februari 2021 te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 10 februari 2021 (UHT-DC I).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er fouten zijn gemaakt bij
haar kinderopvangtoeslag. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28
augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar voor
de jaren 2007, 2008, 2011, 2012 en 2013 een compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt
afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf
dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 10 februari 2021 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 27 mei 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kot voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2014.
  • Bij brief van 22 december 2020 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is voor de toeslagjaren 2007, 2008, 2011, 2012 en 2013 een bedrag aan compensatie toegekend van € 81.580.
  • Bij beschikking van 10 februari 2021 heeft UHT belanghebbende een definitieve
    compensatie toegekend van € 81.580.
  • Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 23 maart 2021 een pro forma
    bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 1 september 2022 aangevuld met
    gronden.
  • UHT heeft op 17 april 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
  • Bij e-mailbericht van 16 oktober 2023 heeft gemachtigde laten weten dat
    belanghebbende naar aanleiding van het verweerschrift van UHT geen reden meer
    ziet om de op 20 oktober 2023 geplande hoorzitting door te laten gaan.
    Belanghebbende ziet af van de mogelijkheid tot horen en verzoekt het bezwaar
    gegrond te verklaren conform hetgeen is aangegeven in het verweerschrift van UHT
    en verzoekt om toekenning van een proceskostenvergoeding.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de
toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2007, 2008, 2011, 2012 en 2013 op de
juiste wijze heeft berekend.
De compensatie en de berekening daarvan zijn vastgesteld op grond van de Wht. In
haar schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven dat het bedrag onder a van de
compensatieberekening voor toeslagjaar 2008 onjuist is en zal worden aangepast.
Daardoor wijzigen ook component c en f van de compensatieberekening voor toeslagjaar 2008. UHT acht het bezwaar voor dat gedeelte dan ook gegrond.
Nu UHT het bezwaar in zoverre gegrond acht, heeft zij aangegeven conform haar beleid de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal ook moeten leiden tot
aanpassing van het onderdeel k, de zogenoemde 1%-vergoeding. Het is de Commissie, uitgaande van het in de Wht neergelegde systeem, en geplaatst tegen de achtergrond van hetgeen partijen op dit punt over en weer hebben gesteld, niet gebleken dat UHT bij de vaststelling van de compensatieberekening andere onjuiste
bedragen zou hebben gehanteerd.
Nu het bezwaar naar de mening van UHT ten dele gegrond is en het bestreden besluit in zoverre wordt herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 1 procespunt (bezwaarschrift) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Conclusie

De hiervoor geformuleerde vragen bevestigend beantwoordend, adviseert de
Commissie, samengevat aan UHT om:

  • ingevolge het bepaalde bij artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe
    te kennen van 1 punt met een wegingsfactor 2.
  • het bezwaarschrift tegen de definitieve beschikking compensatie kot (met kenmerk UHT-DC I) gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de compensatie voor toeslagjaar 2008 en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • de bestreden beschikking in zoverre te herroepen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter